• No results found

Beperkt innoverend vermogen

In document Groeten uit Holland (pagina 70-75)

67bestaande belangenorganisaties zijn daarentegen nog georganiseerd volgens de

3.2.2 Beperkt innoverend vermogen

De raad maakt uit de gevoerde gesprekken met ondernemers uit het veld op dat het V&Tcluster kampt met een beperkt innoverend vermogen. Natuurlijk zijn er tal van bedrijven, met name in de wereld van theater en entertainment, maar ook van de horeca en de recreatie, die continu bezig zijn met

productvernieuwing. Bedrijven als de Efteling, Center Parcs, Duinrell of Joop van den Ende Theaterproductions herinvesteren permanent forse delen van de ondernemingswinst in nieuwe producten, zodat de continuïteit van het bedrijf gewaarborgd kan worden. En ook in de sfeer van de recreatiebedrijven en de hotels en restaurants zijn champions aan te wijzen die wel degelijk innoveren. Maar over de volle breedte van het cluster beperken de ontwikkelingen zich toch vooral tot bedrijfsconforme innovaties. Gemist wordt de ontwikkeling van nieuwe formules, gebaseerd op nieuwe allianties tussen branches, tussen stad en land, tussen economie en ecologie, tussen economie en cultuur. Het ontbreekt te veel aan innovaties, die kunnen duiden op een duurzame versterking en herpositionering van het cluster als zodanig. Gemist wordt bovendien de prominente deelname van het V&Tcluster als coproducent van vormen van gebiedsontwikkeling.

69

Het Kruisherenhotel Maastricht - verbinding van horeca, natuur en cultuur Camille Oostwegel Château Hotels & Restaurants heeft recentelijk zijn keten uitgebreid met het Kruisherenklooster. Dit complex stamt uit de zestiende eeuw en ligt in de oude binnenstad van Maastricht. Het omvat een Gotische kerk, een klooster met pandhof, een kloostertuin en een portierswoning in Maaslandse renaissancestijl. Het complex vormt vandaag de dag een hypermodern hotel-garni met zestig hotelkamers en suites. De hotelkamers zijn in het klooster ondergebracht, terwijl zich in de kerk de ontbijtruimte, een espressolounge, drie vergaderzalen, een bibliotheek en een wijnbar bevinden. Het rondomge-legen Kommelplein wordt ontwikkeld tot een nieuw centraal plein waar ter-rassen, groen en kunst een sfeervol stukje aan Maastricht zullen toevoegen. Oostwegel ontwikkelde elders in de streek ook dergelijke combinaties. Om zijn Châteauhotel in St. Gerlach kocht hij bijvoorbeeld een weidelandschap aan om er natuur te laten ontwikkelen door het Limburgs Landschap.

Now&Wow: creatieve urban fabriek

Now&Wow is het Utopia van de Rotterdamse partygoeroe Ted Langebach, gelegen op de grens van de Tarwewijk in Rotterdam. Eén van de functies van de immense dansclub betreft de buurt iets te geven om trots op te zijn. Een voormalige graansilo in de Maashaven is nu de tweede, ruimere accommodatie voor mensen die hip uit willen. De silo omvat drie zalen met een gezamenlijke capaciteit van 5500 bezoekers (Van den Boogaard, 2006).

70

Advies over vrije tijd, toerisme en ruimtelijke kwaliteit

In de houdgreep

Als gevolg van de toenemende concurrentie staat de winstgevendheid van een deel van de bedrijven in het V&Tcluster onder druk. Veel ondernemers ervaren deze situatie als een houdgreep. In het voortdurend gevecht om het hoofd boven water te houden, resteert er weinig tijd en energie om over de grenzen van het eigen bedrijf heen te kijken. Belangstelling voor trends in de markt en de durf om risico’s te nemen komen in het gedrang. Kansen om innovaties door te voeren worden niet gezien en samenwerking in regionaal verband blijft achterwege. Ondernemers hebben zo niet de vereiste speelruimte om in te spelen op maatschappelijke veranderingen. Zij raken in de knel tussen kritische consumentenwensen en een toenemende concurrentie aan de ene kant en steeds strengere eisen ten aanzien van milieu en ruimtelijke ordening aan de andere. Het gevolg is niet zelden een defensieve houding. In plaats van te innoveren, proberen ondernemers hun positie te consolideren. De koepelorganisaties lijken deze defensieve houding alleen maar te onderstrepen door aparte belangen te bevechten voor hun afzonderlijke onderdeel in de geschakelde waardeketens. Ze zien die schakeling te weinig.

Kamperen bij de boer remt de plattelandseconomie

Dat is de belangrijkste conclusie van het onderzoeksrapport ‘Economische effec-ten agrotoerisme’. De toegevoegde waarde van een toeristische overnachting bij een regulier recreatiebedrijf voor de plattelandseconomie is fors hoger dan bij een overnachting op een agrotoeristisch bedrijf. Verdere ontwikkeling van het agrotoeristisch aanbod zou een afname van 30 miljoen euro aan bestedingen betekenen. Dit komt neer op een daling van 20 procent ten opzichte van het

71

bestedingenniveau van 2004. In termen van werkgelegenheid verliest de recre-atie dan circa 500 arbeidsjaren per kalenderjaar. Het werkgelegenheidsverlies in andere economische activiteiten in de regio kan oplopen tot circa 900 arbeids-jaren. De RECRON pleit niet voor het terugdringen van het huidige aanbod van agrotoerisme, maar pleit ervoor te stoppen met het stimuleren ervan. Voor de boer biedt dit geen duurzame oplossing en voor de plattelandseconomie kan verdere uitbreiding van de kleinschalige boerencamping negatief uitwerken (Recron, 2005b).

De frustratie over het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden, het grote aantal vergunningsvoorwaarden en de veelheid aan beperkende maatregelen van de overheid gaan de ondernemersstrategie méér bepalen dan zelf gecreëerde kansen van kwaliteitsverhoging en productinnovatie.

Niet geneigd te investeren in de omgeving

Bedrijven die in deze houdgreep zitten, hebben vaak niet de financiële moge-lijkheid om te investeren in de ruimtelijke kwaliteit buiten hun bedrijf. In het verlengde hiervan wijzen veel ondernemers de medeverantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van een aantrekkelijke omgeving af. Zij zijn geen eigenaar van de grond, hebben er geen geld voor beschikbaar en verwachten dat de overheid zorgt voor het landschap. Deze bedrijven belasten met de zorg voor omgevings-kwaliteit werkt averechts: men zal niet in staat zijn het eigen hoofd boven tafel te houden. Overigens leren de diverse gesprekken die de raad heeft gevoerd, dat ook grotere, vitale toeristische bedrijven weinig bereidheid tonen om te beta-len voor het in stand houden van een aantrekkelijke omgeving. Een deel van de bedrijven legt zich uitsluitend toe op het vervoer en het verblijf van hun klanten (touroperators, hotelketens). Ze houden zich afzijdig van onderhoud, beheer en ontwikkeling van natuur en cultuur, terwijl die de feitelijke ‘belevingscontent’ vormen, waar de toerist op af komt. Andere bedrijven hanteren als uitgangspunt dat elke euro die buiten de poort wordt besteed, een verloren euro is. Ook zij verwachten dat de overheid garant staat voor de omgevingskwaliteit.

De raad stelt vast dat het cluster zich in te weinig gevallen verantwoordelijk toont voor het, al dan niet in samenwerking met anderen, borgen van de kwaliteit van de omgeving, alhoewel die kwaliteit vaak bepalend is voor het succes van de eigen bedrijfsvoering. Ook is het opmerkelijk dat V&Tondernemers zelden worden benaderd door de institutionele beheerders en ontwikkelaars van de stedelijke omgeving en van natuurgebieden, om op te treden als coproducent van nieuwe samenhangende producten en ruimtelijke kwaliteit. Blijkbaar zijn deze partijen

72

Advies over vrije tijd, toerisme en ruimtelijke kwaliteit

Groeten uit Holland, qui è fantastico!

nog onvoldoende doordrongen van het wederzijdse profijt dat samenwerking hen kan opleveren of weet men elkaar eenvoudigweg niet te vinden.

Toeristenbelasting?

Een van de weinige instrumenten die de overheid ter beschikking staan om een deel van de omzet uit de toeristisch-recreatieve kolom terug te harken naar het onderhoud van omgevingskwaliteiten, betreft de toeristenbelasting. Maar daarover bestaat dan ook grote discussie binnen de toeristisch-recreatieve sector. Kritiek is er op het feit dat de opbrengsten terugvloeien naar de algemene middelen en niet altijd specifiek worden ingezet om de toeristisch-recreatieve infrastructuur te versterken. Kritiek is er ook op de aanzienlijke administratieve last die met de inning gepaard gaat. Bovendien impliceert de belasting hoe dan ook een verdere inperking van de investeringsruimte en daardoor een verdere afname van de innovatiebereidheid. Het protest tegen de toeristenbelasting is overigens genuanceerd; sommigen verzetten zich tegen de toeristenbelasting als zodanig, anderen uiten bezwaar tegen het wegvloeien ervan in de algemene middelen. Een andere inningmethode en een directere koppeling van de belasting aan de versterking van de toeristisch-recreatieve infrastructuur, bijvoorbeeld via de storting ervan in een regionaal toeristisch-recreatief ontwikkelingsfonds, zou de pijn waarschijnlijk aanzienlijk verzachten. De raad komt hierop nog terug (hoofdstuk 4).

Toeristenbelasting over boord

Het innen van toeristenbelasting kost meer dan dat het oplevert. Dat zeiden de Koninklijke Horeca Nederland, de RECRON en de Kamers van Koophandel afgelopen najaar tegen de gemeentebesturen die deze belasting heffen. De kos-ten zitkos-ten vooral in administratie. Een ondernemer besteedt daaraan gemiddeld circa 43 uur per jaar. Als eerste gemeente zwichtte Amersfoort voor dit argu-ment én voor het tegenaanbod van de plaatselijke hoteliers om bij afschaffing tenminste tien banen te scheppen (Spits, 24 november 2005).

Uitgaande van een aanhoudende vraag naar ruimtelijke kwaliteit bij de consument en een terughoudende opstelling van de producent, gaat de blik al snel richting overheid. Vervolgens dient zich het zogenaamde regionale gat aan: er is geen bestuurlijk niveau (provinciaal of gemeentelijk) dat goed accordeert met de grenzen van het V&Tproduct. Zo wordt het bijzonder moeilijk om tot een

duurzame, gebiedsgerichte ontwikkelingsstrategie te komen. Met behulp daarvan zou een deel van de inkomsten uit het V&Tcluster transparanter kunnen worden

73

In document Groeten uit Holland (pagina 70-75)