• No results found

5 Conclusie en Discussie

5.3 Beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Een grote beperking van dit onderzoek is dat niet voldaan is aan de assumptie van de “exclusion restriction”. Deze assumptie houdt in dat de instrumentele variabele exogeen moet zijn en er dus alleen een indirecte invloed op de afhankelijke variabele mag zijn door de invloed op de onafhankelijke variabele. Bij het toetsen van deze assumptie bleek dat de groep leerlingen die valt onder een plaatsingswijzer die enkelvoudige adviezen voorschrijft verschilt van de groep leerlingen die valt onder een plaatsingswijzer die gemengde adviezen toestaat op een aantal achtergrondkenmerken. Als gevolg hiervan kan ook niet aangenomen worden dat leerlingen in de verschillende groepen niet van elkaar verschillen in niet-geobserveerde kenmerken. Het zou dus kunnen zijn dat de resultaten die gevonden worden niet verklaard worden door het krijgen van een gemengd advies, maar door andere verschillen tussen de groepen leerlingen, zoals verschillen in achtergrondkenmerken. Het gebruik van de instrumentele variabele heeft dus niet geheel gezorgd voor toevallige variatie in de onafhankelijke variabele. Hieruit moet geconcludeerd worden dat de instrumentele variabelen methode, net als de lineaire regressiemethode, voor deze onderzoeksvraag niet passend is. Een mogelijke verklaring voor de gevonden verschillen is het feit dat drie van de vier grootste gemeenten een plaatsingswijzer hebben die gemengde adviezen toestaat. Dit zijn juist plaatsen waar meer mensen in een apc-gebied wonen en meer leerlingen met een migratieachtergrond wonen. Voor vervolgonderzoek is het interessant om te kijken of deze instrumentele variabele wel bruikbaar is, als de vier grootste gemeenten of wellicht zelfs de 27 grootste gemeenten niet in het onderzoek worden meegenomen. De groep leerlingen die dan onderzocht zou worden, zou in het algemeen een stuk homogener kunnen zijn in achtergrondkenmerken. Hierdoor is de kans ook groter dat de groepen leerlingen die vallen onder verschillende plaatsingswijzers niet verschillen in achtergrondkenmerken. Het is dan echter wel de vraag in hoeverre de gevonden resultaten van toepassing zullen zijn op leerlingen die in de grote steden wonen.

Een andere beperking van dit onderzoek heeft te maken met de plaatsingswijzers die in dit onderzoek zijn meegenomen als instrumentele variabele. De plaatsingswijzers zoals deze in

dit onderzoek zijn meegenomen, zijn vanwege de beschikbare data echter een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. In de plaatsingswijzers wordt namelijk naast de schooladviezen gesproken over plaatsingsadviezen. Dit zijn adviezen voor een bepaald brugklastype. Naast een enkelvoudig basisschooladvies zijn er scholen die hebben afgesproken om, als dat nodig is, een gemengd plaatsingsadvies te geven. Dit plaatsingsadvies geeft een indicatie voor de plaatsing van leerlingen in een bepaalde brugklas. Hierdoor kan het zo zijn dat leerlingen een enkelvoudig basisschooladvies krijgen in combinatie met een gemengd plaatsingsadvies. Het kan zijn dat er afspraken tussen scholen voor primair en voortgezet onderwijs bestaan met betrekking tot deze plaatsingsadviezen, waardoor leerlingen die een enkelvoudig basisschooladvies in combinatie met een gemengd plaatsingsadvies krijgen in een heterogene brugklas geplaatst worden. Het effect dat in dit onderzoek gevonden is zou dan ook kleiner kunnen zijn dan het daadwerkelijke effect van een enkelvoudig basisschooladvies, als daarbij geen gemengd plaatsingsadvies is gegeven.

Een andere beperking met betrekking tot de plaatsingswijzers is het feit dat de plaatsingswijzers waarvan een inventarisatie is gemaakt uit schooljaar 2015-2016 komen. Dit komt doordat de plaatsingswijzers nog niet lang bestaan. De leerlingen die onder deze plaatsingswijzer vallen zitten in schooljaar 2016-2017 in de brugklas. Hierdoor is in dit onderzoek alleen gekeken naar het schoolniveau dat leerlingen volgen in de eerste klas van de middelbare school. Het is interessant om dit onderzoek over een aantal jaar te herhalen om te kijken wat de mogelijke invloed van een enkelvoudig of gemengd basisschooladvies is op de verdere schoolloopbaan van leerlingen. Zo kan onderzocht worden wat de lange termijneffecten zijn van het krijgen van een enkelvoudig of een gemengd advies onder invloed van de verschillende plaatsingswijzers waar leerlingen onder vallen.

Een laatste beperking van dit onderzoek heeft betrekking op de registratie van het brugklasniveau dat leerlingen volgen. Het brugklasniveau van leerlingen wordt geregistreerd in het Basisregister Onderwijs (BRON). In het onderzoek is gebruik gemaakt van deze registraties, beschikbaar gesteld in een databestand aangeleverd door DUO. Er zijn echter aanwijzingen dat deze registratie niet altijd goed verloopt, waardoor sprake is van een te brede registratie. Als op een bepaalde school voor voortgezet onderwijs een aparte havo-klas en een aparte vwo-klas zijn, kan het door te brede registratie voorkomen dat leerlingen de leerlingen in zowel de havo- als de vwo-klas geregistreerd worden als zittend in een havo/vwo-brugklas. Geen van beide coderingen voor opstroom en afstroom ondervangen dit probleem volledig. De verwachting is wel dat dit probleem een minder grote rol speelt bij opstroom 2 en

afstroom 2, omdat het zitten in een gemengde of brede brugklas bij het krijgen van een enkelvoudig advies op basis van de Citoscore hierbij wordt gezien als een brugklas op niveau.

Een ander punt dat niet is onderzocht, is of er verschillen zijn in het effect van het krijgen van een enkelvoudig of een gemengd advies op opstroom en afstroom tussen leerlingen in de laagste adviescategorieën en leerlingen in de hoogste adviescategorieën. Uit onderzoek van Timmermans en collega’s (2013) is naar voren gekomen dat onderadvisering vaker voorkomt bij leerlingen in de laagste adviescategorieën en dat overadvisering vaker voorkomt bij leerlingen in de hoogste adviescategorieën. Een uitbreiding van dit onderzoek zou kunnen laten zien of er afwijkende effecten zijn van het krijgen van een gemengd advies op opstroom en afstroom voor leerlingen in verschillende adviescategorieën.