• No results found

Beoordelingen per stelling

De beoordelingen op het punt “bereidwillig” (b) worden gebruikt in de vergelijking. Bereidwilligheid toont aan in welke mate iemand bereid is om een verbeterpunt op te pakken. In het geval iemand een lage mate van bereidwilligheid toont, betekent dit een lage mate van draagvlak op dit verbeterpunt. Het omgekeerde gaat op indien iemand een hoge mate van bereidwilligheid heeft om aan de slag te gaan met één van de stellingen. Alle beoordelingen worden omgezet naar een schaal van 1 tot 10 door de beoordeling te vermenigvuldigen met de waarde 2. Op deze

manier is het mogelijk om de waardering van de eerste vragenlijst te vergelijken met de waardering van de tweede vragenlijst. Naast “bereidwillig” worden de aspecten “leuk” en “nuttig” meegenomen, indien de nulhypothese niet wordt verworpen, ter onderbouwing van het niet verwerpen van de nulhypothese. In de voorgaande hoofdstukken is gesproken over een gemiddelde beoordeling. In dit hoofdstuk wordt er per stelling per persoon een vergelijking gemaakt, waarna aan het eind van dit hoofdstuk zal worden gekeken naar het geheel. Indien één of meerdere personen bij een stelling geen beoordeling heeft gegeven, dan wordt deze persoon niet meegenomen in de vergelijking van deze stelling. Naast de afkorting voor “bereidwillig” (b), wordt de beoordeling van een neuroloog afgekort met de letter “N” en de beoordeling van een polimedewerker met de letter “S”.

De hypotheses bij de stellingen luiden als volgt:

H0: Er zit geen verschil in beoordeling tussen de eerste vragenlijst en de tweede vragenlijst.

H1: De beoordeling van de tweede vragenlijst is hoger dan de beoordeling van de eerste vragenlijst.

Er wordt gebruik gemaakt van een significantieniveau van 5% (α = 0,05). De z-waarde bij dit significantieniveau komt overeen met z0,05 = 1,645. De p-waarde wordt vervolgens berekend door de formule:

p = P(Z ≥ z).

De z-waarde kan worden berekend door: z = (x – 0,5n) / (0,5√n)

Waarbij n het aantal respondenten weergeeft en x het aantal positieve verschuivingen.

De p-waarde kan worden afgelezen met behulp van de z-waarde uit de normale verdeling tabel (Keller, 2005).

In bijlage 4 kan de het overzicht van gegeven beoordelingen worden gevonden.

5.1.1 Stelling 2 – Verleggen Regie

Deze stelling is enkel voorgelegd aan de specialisten van de polikliniek neurologie. Slechts één van de twee neurologen heeft deze vraag beantwoord. De beoordeling van de tweede vragenlijst is gelijk aan de beoordeling van de eerste vragenlijst. Er is derhalve geen sprake van toename in draagvlak onder de respondenten.

Rijksuniversiteit Groningen 28 Persoon N 1e vragenlijst 8 2e vragenlijst (b) 8 (4 van de 5) Teken verschil (b) = n = 1, x = 0 z = -0,5 / 0,5 = -1 p = P (Z ≥ -1) = 0,8413

Aangezien 0,8413 > 0,05 wordt H0 voor deze stelling niet verworpen.

Het feit dat het draagvlak voor deze stelling niet is vergroot, betekent niet dat het verbeterpunt geen goed alternatief is. Het zegt echter wel wat over het feit dat de manier waarop draagvlak wordt getracht te vergroten niet heeft bijgedragen aan een daadwerkelijke vergroting van het draagvlak. Wanneer het aspect leuk en het aspect nuttig worden bekeken, wordt duidelijk dat de neuroloog dit verbeterpunt wel degelijk leuk (4 van de 5) en nuttig (4 van de 5) vindt.

5.1.2 Stelling 5 – Integratie Patiënten / Verwijzers

Beide neurologen hebben in de eerste vragenlijst geen oordeel gegeven aan dit punt. Van de secretaresses heeft één geen oordeel gegeven in de tweede vragenlijst, waardoor twee beoordelingen worden meegenomen in de tekentoets.

Persoon S S 1e vragenlijst 7 7 2e vragenlijst (b) 4 8 Teken verschil (b) - + n = 2, x = 1 z = 0 / 0,707 = 0 p = P (Z ≥ 0) = 0,5

De waarde 0,5 is een logisch gevolg van het feit dat één van de twee personen positiever is geworden (de helft van de respondenten).

Aangezien 0,5 > 0,05 wordt H0 voor deze stelling niet verworpen. Met inachtneming van het aspect

leuk en het aspect nuttig wordt duidelijk dat met

name het aspect nuttig enigszins te wensen overlaat. De eerste secretaresse heeft dit verbeterpunt op beide aspecten beoordeeld met een 4, terwijl de tweede secretaresse dit respectievelijk beoordeelt met een 10 en een 6. De gemiddelde beoordeling op dit punt –inclusief de neuroloog– is een 7,5 op leuk en een 6 op nuttig. Het gros van de respondenten twijfelt dus over het nut van dit verbeterpunt voor de polikliniek. Neurologen zijn gemiddeld positiever over dit punt dan dat de polimedewerkers dit zijn. Een mogelijke reden hiervoor is het feit dat de neurologen stellingen op een hoger niveau beoordelen dan de polimedewerkers. Een beperking bij deze stelling is het feit dat slechts twee personen volledig hebben deelgenomen aan deze vragenlijst.

5.1.3 Stelling 6 – Taken Samenvoegen

Deze stelling is enkel voorgelegd aan het secretariaat van de polikliniek neurologie. De drie polimedewerkers die de tweede vragenlijst hebben ingevuld, hebben allen ook deze stelling in de eerste vragenlijst beoordeeld.

Persoon S S S 1e vragenlijst 8 9 7 2e vragenlijst (b) 2 8 6 Teken verschil (b) - - - n = 3, x = 0 z = -1,5 / 0,866 = -1,73 p = P (Z ≥ -1,73) = 0,9582

Aangezien 0,9582 > 0,05 wordt H0 voor deze stelling niet verworpen.

De aspecten leuk en nuttig zijn als volgt beoordeeld: beide aspecten kregen een 2 van de eerste secretaresse, een 8 van de tweede secretaresse en twee keer een 6 van de laatste secretaresse. Gemiddeld komen beide aspecten uit op een 4,7. De medewerkers vinden dit verbeterpunt dus niet erg nuttig voor de polikliniek en vinden het ook niet leuk om met dit verbeterpunt te gaan werken.

Op dit punt wijkt men dus aanzienlijk af van de eerste vragenlijst, waarbij deze stelling gemiddeld werd beoordeeld met een 6 (polimedewerkers). Door de feedback van de eerste vragenlijst te integreren in de oorspronkelijke stelling wordt het draagvlak voor deze stelling niet vergroot. De drie polimedewerkers hebben allen een lagere beoordeling gegeven aan deze stelling dan in de eerste vragenlijst. De nulhypothese wordt dus niet verworpen.

5.1.4 Stelling 7 - Taakeliminatie

Deze stelling is opnieuw enkel voorgelegd aan het secretariaat van de polikliniek neurologie. De drie polimedewerkers die de tweede vragenlijst hebben ingevuld, hebben allen ook deze stelling in de eerste vragenlijst beoordeeld.

Persoon S S S 1e vragenlijst 10 4 8 2e vragenlijst (b) 10 8 6 Teken Verschil (b) = + - n = 3, x = 1 z = -0,5 / 0,866 = -0,58 p = P (Z ≥ -0,58) = 0,7190

Aangezien 0,7190 > 0,05 wordt H0 voor deze stelling niet verworpen. De eerste respondent heeft zowel in de eerste vragenlijst als in de tweede vragenlijst het maximaal aantal punten gegeven. Een toename in draagvlak was bij deze persoon onmogelijk. Indien de beoordeling van deze

M. Tibbe 22 maart 2011

Rijksuniversiteit Groningen 29

persoon zou worden beschouwd als een toename in draagvlak, dan zou de p-waarde 0,2810 bedragen. In beide gevallen zou de nulhypothese niet worden verworpen.

De eerste respondent geeft aan dat het aspect leuk een waardering van 10 krijgt en het aspect nuttig eveneens. De tweede respondent geeft aan dat zowel leuk als nuttig een beoordeling met de waarde 8 verdienen. De laatste respondent geeft respectievelijk een 6 en een 8. Ook al vindt men dit verbeterpunt over het algemeen wel nuttig en redelijk leuk, toch lijkt het verwerken van de feedback van de eerste vragenlijst niet te leiden tot vergroting van draagvlak onder de medewerkers. Anderzijds zouden de drie respondenten allen positiever moeten zijn in de tweede vragenlijst ten opzichte van de eerste vragenlijst om de nulhypothese te kunnen verwerpen.

5.1.5 Stelling 9 – Buffering

Deze stelling is door beide neurologen en door de drie secretaresses ingevuld in beide vragenlijsten.

Persoon N N S S S 1e vragenlijst 7 6 9 9 7 2e vragenlijst (b) 8 2 10 10 6 Teken Verschil (b) + - + + - n = 5, x = 3 z = 0,5 / 1,118 = 0,45 p = P (Z ≥ 0,45) = 0,33

0,33 > 0,05, waardoor de nulhypothese niet wordt verworpen. Gemiddeld werd dit verbeterpunt op het aspect leuk met een 6,8 gewaardeerd en het aspect

nuttig met een 7,6. Redelijk positieve cijfers over

het verbeterpunt. Ten opzichte van de oude situatie is het draagvlak echter niet voldoende toegenomen. Als geheel valt er een stijging te bemerken, echter deze stijging is niet significant, waardoor er niet kan worden geconcludeerd dat het draagvlak onder de specialisten en polimedewerkers is gestegen. Over dit verbeterpunt zijn de polimedewerkers veel positiever gestemd dan de neurologen. Enerzijds kan dit worden verklaard, omdat dit punt voornamelijk toepasbaar is op de polimedewerkers en in mindere mate op de neurologen. Anderzijds kan het ook zijn dat de neurologen dit als bedreiging zien, doordat het lijkt alsof ze, door buffering van informatie, in eens overspoelt worden met informatie en tevens bang zijn dat de kwaliteit van de zorg verloren gaat.

5.1.6 Stelling 10 – Verhoging Controle

Deze stelling is opnieuw is door beide neurologen en door de drie secretaresses ingevuld in beide vragenlijsten. Persoon N N S S S 1e vragenlijst 4 10 9 10 7 2e vragenlijst (b) 10 6 10 10 4 Teken Verschil (b) + - + = - n = 5, x = 2 z = -0,5 / 1,118 = -0,45 p = P (Z ≥ -0,45) = 0,67

De p-waarde van 0,67 is hoger dan het significantieniveau van 0,05, waardoor de nulhypothese niet wordt verworpen. Gemiddeld werd dit verbeterpunt op de aspecten leuk en nuttig met een 8 gewaardeerd. Over het algemeen is men dus te spreken over dit verbeterpunt. Ook vanuit de eerste vragenlijst werd duidelijk dat men positief tegenover dit verbeterpunt staat. Op het aspect leuk waren de polimedewerkers veel positiever dan de specialisten. Op de overige aspecten gaven de specialisten en polimedewerkers gemiddeld een gelijke beoordeling. De reden dat polimedewerkers dit verbeterpunt leuker vinden dan de neurologen zit mogelijk in het feit dat deze stelling ertoe leidt dat de polimedewerkers een extra taak kunnen vervullen. Dit leidt tot meer variatie en tot meer zekerheid in het behoud van de ban. De mogelijkheid tot geven van feedback heeft op dit punt niet geleid tot een verhoging van het draagvlak.

5.1.7 Stelling 12 – Taakautomatisering

Beide neurologen en de drie secretaresses hebben deze stelling beoordeeld in beide vragenlijsten.

Persoon N N S S S 1e vragenlijst 8 7 7 10 6 2e vragenlijst (b) 8 8 10 10 4 Teken Verschil (b) = + + = - n = 5, x = 2 z = -0,5 / 1,118 = -0,45 p = P (Z ≥ 0,44) = 0,67

De p-waarde van 0,67 is hoger dan het significantieniveau van 0,05. Derhalve wordt de nulhypothese niet verworpen. De gemiddelde beoordeling op de aspecten leuk en nuttig is een 8,4. Wat erg hoog is. Toch is de gemiddelde bereidwilligheid „slechts‟ een 8 en blijkt dat door het verwerken van de ontvangen feedback het draagvlak niet is vergroot. De gemiddelde beoordeling van alle respondenten in de eerste vragenlijst (twee neurologen en zeven polimedewerkers) was een 6,9. Vanuit gemiddelden gezien is het draagvlak wel verhoogd. Doordat vier van de zeven polimedewerkers de tweede vragenlijst niet heeft ingevuld kan deze vergelijking niet één op één gemaakt worden. Ook bij deze stelling kan niet worden geconcludeerd dat

Rijksuniversiteit Groningen 30 het draagvlak is vergroot door het verwerken van

feedback van medewerkers.

5.1.8 Stelling 14 – Technologie-integratie (1)

Eén secretaresse heeft deze stelling in de tweede vragenlijst niet beoordeeld en wordt derhalve niet meegenomen. Persoon N N S S 1e vragenlijst 10 7 3 3 2e vragenlijst (b) 8 8 2 4 Teken Verschil (b) - + - + n = 4, x = 2 z = 0 / 1 = 0 p = P (Z ≥ 0) = 0,5

Aangezien de helft van de respondenten deze stelling positiever heeft beoordeeld dan in de eerste vragenlijst, is de p-waarde 0,5. Deze waarde is hoger dan het significantieniveau, waardoor niet kan worden geconcludeerd dat het draagvlak onder specialisten en polimedewerkers is toegenomen. Op de aspecten leuk en nuttig is deze stelling gemiddeld met een 6 beoordeeld. Dit kan een belangrijk argument zijn waarom men niet bereidwillig is om met dit verbeterpunt te gaan werken. Gemiddeld zijn de neurologen veel positiever op de aspecten leuk en nuttig dan de polimedewerkers. Een mogelijke reden hiervoor is opnieuw het feit dat de neurologen op een hoger aggregatieniveau beoordelen. Het feit dat de agenda gekoppeld wordt aan de invoer door de specialist zorgt ervoor dat de secretaresse minder werk hoeft te verrichten. De polimedewerkers beschouwen dit verbeterpunt echter op een lager aggregatieniveau en zijn bang dat het systeem een chaos maakt van „hun‟ agenda, waardoor ze het overzicht kwijtraken. Het verwerken van de feedback heeft niet geleid tot vergroting van het draagvlak onder de specialisten en polimedewerkers.

5.1.9 Stelling 15 – Technologie-integratie (2)

Dit verbeterpunt is door de beide neurologen en de drie polimedewerkers ingevuld in beide vragenlijsten. Persoon N N S S S 1e vragenlijst 8 10 3 5 3 2e vragenlijst (b) 8 8 6 8 4 Teken Verschil (b) = - + + + n = 5, x = 3 z = 0,5 / 1,118 = 0,45 p = P (Z ≥ 0,45) = 0,33

Deze stelling heeft, samen met stelling 9, de laagste p-waarde van alle stellingen, echter is de p-waarde nog steeds hoger dan het significantieniveau van 0,05. Gemiddeld vindt men dit verbeterpunt een 6,8

waard wat betreft leuk om mee te werken en een 7,2 voor wat betreft een nuttige bijdrage voor de

polikliniek. Geen slechte score. De nulhypothese

kan echter niet worden verworpen, waardoor er niet kan worden geconcludeerd dat het draagvlak is vergroot.

Gemiddeld zijn de neurologen positiever dan de polimedewerkers op de aspecten leuk en nuttig. De oorzaak kan liggen in hetzelfde feit, zoals gemeld bij de vorige stelling.

5.1.10 Stelling 21 – Business Intelligence

Deze stelling is opnieuw door de beide neurologen en de drie polimedewerkers ingevuld in beide vragenlijsten. Persoon N N S S S 1e vragenlijst 9 7 2 10 6 2e vragenlijst (b) 6 6 6 4 6 Teken Verschil (b) - - + - = n = 5, x = 1 z = -1,5 / 1,118 = -1,34 p = P (Z ≥ -1,34) = 0,9099

Slechts één van de vijf respondenten heeft een meer positieve beoordeling gegeven aan deze stelling ten opzichte van de eerste vragenlijst. Hierdoor is een p-waarde van 0,9099 ontstaan. 0,9099 > 0,005, waardoor de nulhypothese niet wordt verworpen. De gemiddelde bereidwilligheid is gelijk aan de gemiddelde beoordeling op de aspecten leuk en

nuttig, namelijk een 5,6. Dit verbeterpunt ziet men

op de polikliniek echt niet zitten. De neurologen zijn gemiddeld iets positiever dan de polimedewerkers op alle aspecten. Naar alle waarschijnlijkheid, omdat zij het grotere geheel zien, in plaats van enkel hun eigen taken.

5.1.11 Stelling 22 – Extra Controle

Deze stelling is enkel voorgelegd aan de specialisten van de polikliniek neurologie. Slechts één neuroloog heeft beide vragenlijsten ingevuld.

Persoon N 1e vragenlijst 8 2e vragenlijst (b) 4 Teken Verschil (b) - n = 1, x = 0 z = -0,5 / 0,5 = -1 p = P (Z ≥ -1) = 0,8413

De betreffende neuroloog is niet gestegen in de bereidwilligheid om met dit verbeterpunt aan de slag te gaan. Derhalve is de p-waarde van 0,8413 hoger dan het significantieniveau van 0,05 en wordt de nulhypothese niet verworpen. De neuroloog vindt dit verbeterpunt geen nuttige aanvulling of aanpassing op de huidige werkwijze van de

M. Tibbe 22 maart 2011

Rijksuniversiteit Groningen 31

polikliniek. Er is geen beoordeling gegeven op het aspect leuk. Het draagvlak voor deze stelling is niet vergroot. Een grote beperking is het feit dat er slechts één respondent gehoor heeft gegeven aan het beantwoorden van deze stelling.

5.1.12 Stelling 24 – Afschaffen ponsplaatje

Dit laatste verbeterpunt is door één van de neurologen beoordeeld in beide vragenlijst en de drie polimedewerkers hebben allen gehoor gegeven aan beide vragenlijsten.

Persoon N S S S 1e vragenlijst 8 7 10 7 2e vragenlijst (b) 6 8 10 6 Teken Verschil (b) - + = - n = 4, x = 1 z = -1 / 1 = -1 p = P (Z ≥ -1) = 0,8413

Eén secretaresse kon geen hogere beoordeling geven, aangezien zij reeds het maximum aantal punten op dit verbeterpunt had gegeven. Daarnaast is één secretaresse gestegen in beoordeling en één gedaald. De neuroloog is tevens gedaald in de beoordeling. Ook in deze laatste stelling kan daardoor de nulhypothese niet worden verworpen. De p-waarde is gelijk aan de p-waarde in de vorige stelling en veel hoger dan het significantieniveau. Toch geeft men gemiddeld een beoordeling van 7,5 aan het aspect leuk en een 6,8 aan het aspect nuttig, waarmee dit verbeterpunt niet per definitie hoeft te worden vernietigd. Het draagvlak voor dit verbeterpunt is echter niet vergroot door het verwerken van feedback van de medewerkers. De polimedewerkers zijn op alle aspecten veel positiever dan de neurologen. De neurologen zijn erg trots op hun polikliniek en vinden het erg belangrijk wat er binnen de polikliniek gebeurt. Het afschaffen van het ponsplaatje is een aanpassing die ziekenhuisbreed zal moeten worden ingevoerd en niet poli-specifiek. De polimedewerkers zien het als een oplossing voor alle beslommeringen dat het gebruik van het ponsplaatje met zich meeneemt. 5.2 Beoordeling volledig pakket

Uit de voorgaande paragraaf is duidelijk geworden dat de nulhypothese voor geen van de stellingen kon worden verworpen. Kijkend naar het geheel van verbeterpunten kan derhalve worden geconcludeerd dat het draagvlak voor alle verbeterpunten als geheel eveneens niet is vergroot. Om het pakket als geheel te beoordelen is er één extra tekentoets uitgevoerd. De gemiddelde beoordeling van de tien –per functie relevante– stellingen is berekend per persoon. Vervolgens is het gemiddelde van de eerste vragenlijst vergeleken

met het gemiddelde van de tweede vragenlijst. De gegevens zijn te vinden in de tabel hieronder.

Persoon N N S S S 1e vragenlijst 7,8 7,4 5,3 7,0 5,4 2e vragenlijst (b) 7,3 6,4 6,8 8,4 5,1 Teken Verschil (b) - - + + - n = 5, x = 2 z = -0,5 / 1,118 = -0,45 p = P (Z ≥ 0,44) = 0,67

Uit deze gegevens valt af te leiden dat het creëren van draagvlak door de gegeven feedback te verwerken in hernieuwde stellingen voor enkele personen wel degelijk nut heeft, terwijl dit voor anderen geen effect heeft op het vergroten van het draagvlak ten behoeve van een vernieuwde werkwijze. Doordat de p-waarde hoger is dan het significantieniveau vervalt H0 niet. Dit komt overeen met het feit dat H0 voor geen van de individuele stellingen is verworpen.

In hoofdstuk 3 is het Stakeholder Salience model en de macht-belangen matrix geïntroduceerd. Het oorspronkelijke doel van de aanpak in deze scriptie is om draagvlak te vergroten, waardoor de specialisten en polimedewerkers een andere plaats zouden gaan innemen in het Stakeholder Salience model en de macht-belangen matrix. In het Stakeholder Salience model is de wens dat men een hogere mate van urgentie zou gaan ervaren. In de macht-belangen matrix is het doel om het aspect „belang‟ te vergroten; oftewel een verschuiving naar rechts in de figuur. Beide verschuivingen hebben, op basis van de gegevens in deze scriptie, niet plaatsgevonden. Hieronder staan beide figuren nogmaals afgebeeld zonder de overige belanghebbenden. In beide figuren wordt de gewenste verschuiving met een pijl aangegeven, zodat wordt verduidelijkt hoe de gewenste verschuiving eruitziet. Ter verduidelijking: deze verschuiving heeft, op basis van de gegevens in deze scriptie, dus niet plaatsgevonden. Figuur 4 laat de gewenste verschuiving zien.

Een opmerkelijke bevinding is dat de vier polimedewerkers die de tweede vragenlijst niet hebben ingevuld gemiddeld negatiever gestemd waren over de verbeterpunten dan de drie polimedewerkers die de tweede vragenlijst wel hebben ingevuld. Over alle stellingen, dus inclusief de stellingen die zijn afgevallen, gaven de drie polimedewerkers een gemiddelde beoordeling van een 5,9. Het gemiddelde van de vier andere polimedewerkers bedraagt een 5,2. Bij deze bevinding is een aanvulling gedaan, namelijk:

Rijksuniversiteit Groningen 32 Bij de vergelijking van gemiddelde waardes bij

stelling 12 in paragraaf 5.1.7 kwam naar voren dat wanneer de gemiddelde beoordeling van de eerste vragenlijst werd vergeleken met de gemiddelde beoordeling van de tweede vragenlijst er wel sprake kan zijn van een toename in draagvlak. Dit is een logisch gevolg van het feit dat de vier andere polimedewerkers in de eerste vragenlijst minder positief over de stellingen waren dan de drie medewerkers die beide vragenlijsten hebben

ingevuld. Hierdoor werd de gemiddelde

beoordeling van de eerste vragenlijst lager dan wanneer de beoordeling van deze vier medewerkers niet wordt meegenomen.

Daarnaast zijn een tweetal vragen ontstaan, ten behoeve van aanvullend onderzoek, naar aanleiding van deze bevinding, namelijk:

 Kan er een relatie worden gelegd tussen het feit dat deze vier medewerkers minder positief gestemd waren over de verbetervoorstellen en het feit dat zij de tweede vragenlijst niet hebben ingevuld?

 Kan het aannemelijk worden geacht dat hoe negatiever een persoon is over idee, hoe groter de kans is dat deze persoon positiever tegenover de hernieuwde ideeën

zal staan, indien de gegeven feedback wordt gebruikt in de hernieuwde ideeën? In het licht van deze scriptie is het niet aannemelijk dat het niet invullen van de tweede vragenlijst te maken heeft met het feit dat deze polimedewerkers negatiever gestemd waren over de verbetervoorstellen, dan de andere polimedewerkers. De drukte op de polikliniek en de Kerstperiode zijn in dit geval naar alle waarschijnlijkheid de voornaamste reden geweest om de tweede vragenlijst niet in te vullen.

Wat betreft de tweede vraag kan er geen uitsluitsel worden gegeven over dit aspect. Hoe lager men een verbeterpunt beoordeelt in de oorspronkelijke situatie, hoe makkelijker men in een tweede vragenlijst een hogere beoordeling kan afgeven. Anderzijds kan het zo zijn dat personen die negatief zijn over een verbeterpunt er juist niet snel positiever over gaan denken. Door het onderzoek dat gedaan is in deze scriptie lijkt dit laatstgenoemde eerder op te gaan dan het eerstgenoemde. Om een definitief uitsluitsel te geven over deze twee vragen zal aanvullend onderzoek gedaan moeten worden.

5.3 Samenvatting

Op basis van de tekentoets per stelling kan niet