• No results found

Beoordeling maatregelen naar effec- effec-tiviteit, duurzaamheid en

6.B Interactie uitwerking gebiedsgerichte her- her-stelstrategie N-gevoelige habitats met

Totaal 2 e PAS-periode

8. Beoordeling maatregelen naar effec- effec-tiviteit, duurzaamheid en

kansrijk-heid in het gebied

8.1. De effectiviteit van de maatregelen

De maatregelen zijn additioneel ten opzichte van bestaande beheermaatregelen. Met name het begrazen en het plaggen of chopperen zijn maatregelen waarvan in het verle-den op Schiermonnikoog al gebleken is dat deze maatregelen de kwaliteit van de stik-stofgevoelige habitattypen vergroten. In tabel 8.1. wordt aangegeven wat de effectivi-teit, de duurzaamheid en de kansrijkheid van de voorgestelde maatregelen zijn. Deze gegevens zijn afkomstig uit de herstelstrategieën voor de desbetreffende habitattypen.

Uit een trendanalyse van stikstofgevoelige habitattypen die in 2012 is uitgevoerd door EGG consult onder begeleiding van het OBN deskundigenteam duin en kust (Everts e.a., 2013) blijkt dat reeds uitgevoerde projecten die gericht waren op het scheppen van randvoorwaarden voor ontwikkeling en herstel van hydrologische/geomorfologische pro-cessen op landschapsniveau effectief zijn voor het instandhouden van een substantieel areaal aan goed ontwikkelde duinvalleivegetaties (H2190).

Daarnaast heeft de uitvoering van herstelmaatregelen in het duinboogcomplex (herstel van de hydrologie en plaggen) gezorgd voor regeneratie en een verlengde levensduur van soortenrijke valleivegetaties.

Uit de analyse is ook duidelijk geworden dat onder invloed van de begrazingsprojecten, deels in combinatie met plag- en chopperprojecten, een eerdere negatieve trend zich in de afgelopen periode in elk geval niet meer heeft voortgezet en zelfs is omgebogen in een positieve trend.

Zolang geen brongerichte maatregelen zijn getroffen (gericht op afname van stikstofe-missie) lijkt het verstandig het areaal bos in de binnenduinrand te handhaven en be-heersmaatregelen om het Grijs duin te herstellen alleen te nemen in gebieden op een flinke afstand van de agrarische bedrijvigheid in de Banckspolder. De bossen vangen meer stikstof in uit de lucht, zodat de verder weg gelegen grijze duinen minder stikstof-depositie krijgen.

Net als op de andere Waddeneilanden is uit onderzoek gebleken dat verhoging van de kwaliteit van de grijze duinen door begrazing alleen kan slagen in combinatie met lokale verstuiving (Everts e.a., 2013). Daarom wordt naast het plaggen of chopperen ook de aanleg van stuifkuilen (bevorderen van lokale verstuiving) opgevoerd als PAS-maatregel.

Plaggen of chopperen zorgt voor een verlaging van nutriëntenniveau. Het plaggen, maar vooral de stuifkuilen, zullen zorgen voor een terugkeer van winddynamiek en dus over-stuiving in de grijze duinen, waardoor er ook een kwaliteitsverbetering gerealiseerd zal worden (Ketner-Oostra, 2006, Ketner-Oostra en Sykora, 2012, Smits en Kooiman, 2012, Slings e.a 2012, Wouters en Van Oosten, 2013).

Tabel 8.1. Overzicht effectiviteit, duurzaamheid en kansrijkheid van voorgestelde maatregelen.

Tabel 8.2: Relatie tussen maatregelen in deze gebiedsanalyse en die in de herstelstrate-gieën.

Maatregel vlgs Gebiedsanalyse Maatregel vlgs Herstelstrategieën Stimuleren verstuiving zeereep Herstel winddynamiek

Stuifkuilen maken Herstel winddynamiek

Begrazen/beweiden (Extra) begrazen

Visie begrazingsbeheer (Extra) begrazen

Plaggen Plaggen

Chopperen Chopperen

Onderzoek terugdringen N-emissies Onderzoek

Hydrologisch onderzoek Onderzoek

Grondverwerving Beschikbaar krijgen van grond Uitbreiding oppervlak omvorming

naald-bos

Ingrijpen soortensamenstelling boomlaag

Boerderijverplaatsing t.b.v. bufferzone Bronmaatregel

Inrichting bufferzone Herstel waterhuishouding

Beheer bufferzone Herstel waterhuishouding

Tabel 8.3: De te verwachte effecten van de maatregelen op de stikstofgevoelige habitat-typen en soorten op Schiermonnikoog

Habitattype

In tabel 8.3 is weergegeven wat de te verwachte effecten van de maatregelen zijn op de stikstofgevoelige habitattypen en soorten die beoordeeld zijn in deze gebiedsanalyse. De effectiviteit van de maatregelen zal voldoende zijn om in de eerste PAS-periode

verslech-tering te voorkomen en in de tweede en/of derde PAS-periode het behalen van de in-standhoudingsdoelen mogelijk te maken.

De maatregelen hebben tot gevolg dat de kwaliteit en/of areaal van de habitattypen toe-nemen, waardoor ook het leefgebied van soorten verbetert. Ondermeer doordat de ver-ruiging wordt tegengegaan waarmee voorkomen wordt dat de prooibeschikbaarheid af-neemt. Door de uitvoering van de maatregelen voor de habitattypen wordt geborgd dat ook de (stikstofgevoelige) leefgebieden van de VHR-soorten op orde zijn, en de instand-houdingsdoelen op termijn kunnen worden gerealiseerd..

Niet alle maatregelen zullen een direct effect hebben; de effecten van versterking van natuurlijke kustprocessen, begrazen, bosomvorming en het aanpassen van de water-huishouding zullen enkele jaren op zich laten wachten alvorens de effecten volledig zichtbaar worden.

8.2. Borgingsafspraken

De maatregelen in deze gebiedsanalyse zijn geborgd, zowel qua uitvoering als financieel.

De provincie Friesland is verantwoordelijk voor de regie op de uitvoering van dit plan voor alle planperioden. De provincie zal daarom in overleg met beheerders en andere direct betrokkenen zorgen dat de maatregelen worden uitgevoerd. De provincie doet dit door overeenkomsten of contracten af te sluiten met de relevante partijen (terreinbe-heerders, medeoverheden en ondernemers). In die contracten wordt vastgelegd welke prestaties er worden geleverd, en welke financiering of beleidsruimte daar tegenover staat. De eerste contracten worden in 2015 afgesloten.

In het algemeen geldt dat de provincie Friesland als zijnde het bevoegd gezag in het uit-voeringstraject kan besluiten na nadere toetsing om herstelmaatregelen geheel of ge-deeltelijk aan te passen. Aanleiding voor een nadere toetsing kan liggen in informatie die uit de zienswijzen naar voren is gekomen of uit nader overleg met omwonenden, gebrui-kers, uitvoerende partijen en/of terreinbeheerders.

Als randvoorwaarde geldt hierbij dat met een aangepaste of andere maatregel minimaal hetzelfde ecologisch effect moet worden bereikt en dit niet leidt tot minder ontwikkel-ruimte. Een (herstel)maatregel kan worden vervangen of op een andere manier worden uitgevoerd op grond van artikel 19ki, tweede lid, van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Natuurbeschermingswet in verband met de PAS. Zie randvoorwaarden ook de tekst van het wetsvoorstel.