• No results found

Analyse voor de Bruine kiekendief (A081)

4.5 Analyse per soort

4.5.1 Analyse voor de Bruine kiekendief (A081)

Doel

Voor Duinen Schiermonnikoog geldt voor de bruine kiekendief een behoudsdoelstelling:

voldoende geschikt leefgebied voor tenminste 25 broedparen.

Leefgebied

De nestplaats van de bruine kiekendief is meestal gelegen in het waterriet van rietmoe-rassen van enige omvang, soms echter in smalle rietkragen langs sloten. De vogels be-nutten soms ook drogere nest-habitats. Dat kunnen op eilanden zijn droge duinvalleien, droge, verruigde duinen of ruige delen van kwelders, maar ook graanvelden en met gras of luzerne ingezaaide percelen in het agrarische cultuurland. Het foerageergebied omvat zowel rietmoerassen bijvoorbeeld in duinvalleien, als de daaromheen liggende duinge-bieden of agrarische geduinge-bieden. De vogel zoekt zijn prooi daar in rietmoeras, akkerland, grasland, ruige randen en in jonge bosaanplant. Nadelig voor de soort zijn verbossing en verruiging van het rietmoeras dat zijn leefgebied is. Door deze processen nemen de broedhabitats af en ze verhogen het risico op predatie door vossen. Verdroging en ver-mesting van cultuurland leidt tot een afname van het prooiaanbod. Vervolging van deze roofvogel is in sommige gebieden nog niet uitgebannen en verstoring vormt soms ook een probleem. De bruine kiekendief is vooral in de vroege broedfase kwetsbaar, zowel voor verstoring door recreanten als door terreinbeheerders. In het verleden is gebleken dat de soort gevoelig is voor pesticidengebruik.

Voedsel: Het voedsel van de bruine kiekendief varieert van kleine zoogdieren tot middel-grote watervogels. Het foerageergebied strekt zich uit tot op ongeveer 7 km afstand van het nest.

Rust: Bruine kiekendieven vertonen een gemiddelde verstoringsgevoeligheid (verstoring bij 100-300 m afstand). Ook in zijn leefgebied is de soort in gemiddelde mate gevoelig voor verstoring. Dat komt doordat de vogel in halfopen landschap leeft. Over een effect van verstoring op de populatie is niets met zekerheid bekend. Er zijn echter wel aanwij-zingen dat recreatie negatief werkt op het broedsucces alsook op de overleving van adul-ten. De meest rustverstorende invloed gaat uit van wandelaars, vissers en waterrecrean-ten. Vermoedelijk is het effect op de populatie matig groot.

Trend en verspreiding

Op Schiermonnikoog is het aantal paren bruine kiekendieven in de loop der jaren met sterke fluctuaties langzaam toegenomen. Maximaal werden 28 paren vastgesteld in 2000. Deze toename had evenals op de andere eilanden te maken met vegetatiesucces-sie leidend tot toename van riet- en duinrietvegetaties (mededeling E.J. Lammers). In recente jaren ligt het aantal paren iets lager en schommelt het aantal paren rondom de 20 en daarmee onder het instandhoudingsdoel van 25 paren. De trend van de bruine kiekendief op Schiermonnikoog over de afgelopen 10 jaar wordt door Sovon als positief (+) beschouwd.

.

Figuur 4.35: overzicht van de aantallen broedparen van de bruine kiekendief in Duinen Schiermonnikoog en landelijk.

Relatie met stikstof

De bruine kiekendief kan gebruik maken van stikstofgevoelige leefgebieden. In onder-staande tabel zijn deze aangegeven en daarbij of de KDW wordt overschreden. Dit is gebaseerd op Aerius Monitor 16L. De mate van overschrijding is weergegeven in para-graaf 3.1.

Code Habitattype/leefgebied KDW Overschrijding KDW?

H1330A Schorren en zilte graslanden

(buiten-dijks) 1571 Ja, deels

H2110 Embryonale wandelende duinen 1429 Nee

H2120 Witte duinen 1429 Nee

H2130A Grijze duinen (kalkrijk) 1071 Ja, deels

H2130B Grijze duinen (kalkarm) 714 Ja

H2130C Grijze duinen (heischraal) 714 Ja H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) 1429 Ja, deels H2190C Vochtige duinvalleien (ontkalkt) 1071 Ja, deels

Tabel 4.3 Overzicht van de mate van overschrijding van stikstofgevoelige leefgebieden van de bruine kiekendief

Het stikstofgevoelige (actuele en potentiële) leefgebied van de bruine kiekendief op Schiermonnikoog bestaat uit de habitattypen H1330A, H2130A, H2130B, H2130C,

H2190B en H2190C. De bruine kiekendief kan binnen dit stikstofgevoelige leefgebied een effect ondervinden van stikstofdepositie als gevolg van een verminderde beschikbaarheid van prooidieren door verruiging.

Op Schiermonnikoog is het aantal paren bruine kiekendieven in de loop der jaren met sterke fluctuaties langzaam toegenomen. In recente jaren is het aantal broedparen ech-ter iets afgenomen tot net onder het instandhoudingsdoel van 25 broedparen. Deze lich-te afname van het aantal broedparen op Schiermonnikoog is in lijn met de landelijke trend. Op landelijk niveau is na jaren van groei, eveneens sprake van een lichte afname.

Factoren als verbossing en verruiging (mede als gevolg van verdroging) van

(riet)moerassen, nestpredatie door vossen, afgenomen voedselaanbod in het boerenland en lokaal oplaaiende vervolging spelen op landelijk niveau een rol. Verstoring vormt soms ook een probleem. Op Schiermonnikoog lijkt de afname een gevolg te zijn van een

afname van het voedselaanbod in het boerenland (buiten het Natura 2000-gebied), ver-ruiging van het open duin en verstoring door terreinbeheer en recreatie. Nestpredatie door vossen speelt op Schiermonnikoog geen rol, aangezien zich hier geen vossen bevin-den.

Het stikstofgevoelig leefgebied waar overschrijding van de KDW plaats vindt bestaat uit habitattypen. In paragraaf 4.3 heeft een analyse plaats gevonden van de kwaliteit en areaal van de habitattypen. Bij de analyse is geconstateerd dat de kwaliteit van veel van deze habitattypen matig is, en dat er een relatie is met verhoogde stikstofdepositie waardoor verruiging, vergrassing en/of verzuring is opgetreden. Geconcludeerd is dat voor behoud dan wel herstel van deze habitattypen maatregelen noodzakelijk zijn.

Conclusies

Voor de bruine kiekendief worden de aantallen genoemd in het aanwijzingsbesluit de laatste jaren niet gehaald. Dit kan te maken hebben met stikstofdepositie waardoor de prooibeschikbaarheid afneemt. Het stikstofgevoelig leefgebied voor de bruine kiekendief bestaat grotendeels uit habitattypen. Om het leefgebied van de bruine kliekendief op orde te brengen zijn maatregelen noodzakelijk. Dit wordt verder uitgewerkt in H5.