• No results found

Ping en Pong spelen pingpong. “Ping”, zei de pingpongbal.

En Ping die zei dat Pong het deed, maar Pong zei: “Nee, ’t was Ping”.

‘Tafeltennis Serenade’ – arr. Otto de Jong

De directeuren van de basisscholen zeggen dat de kinderen van de drie basisscholen veel beter met elkaar omgaan dan vroeger het geval was. Maar hoe erg waren de ruzies vroeger dan? De stereotyperingen, discriminatie en het zwart-wit denken van de kinderen, die ik had ervaren, spraken boekdelen. Door te kijken naar sociale cohesie probeer ik hier meer over te zeggen. Sociale cohesie onder kinderen zie ik als goed met elkaar omgaan en het maken en hebben van vriendjes. In tegenstelling tot de ideeën van de volwassenen die in het vorige hoofdstuk naar voren zijn gekomen, wordt het nu duidelijk hoe weinig sociale cohesie er is tussen de drie basisscholen. Door middel van empirische beschrijvingen van de ruzies tussen de kinderen en de theorieën van Bourdieu (2010), Bourdieu en Passeron (1977) Erel (2010) en Kuik (1999), laat ik de kinderen vertellen hoe zij multiculturaliteit en integratie beleven.

Ruziën werkt niet integrerend

Al na een aantal weken veldwerk werd ik mij bewust van de spanningen en ruzies op EGoli. De kinderen en leerkrachten lijken alleen bezig te zijn met wat er gebeurt op hun eigen school, maar eigenlijk zijn de kinderen geobsedeerd door elkaar. Zeker tijdens het Leerorkest en Stuif (activiteiten7 van de Brede School) vliegen de stereotyperingen, meningen en soms zelfs racistische opmerkingen in het rond. Het schept een nare sfeer, die naar mijn mening onder de aandacht zou moeten komen van de leerkrachten en directeuren van de drie scholen.

De scholen vormen samen per leerjaar één orkest. Daarom heb ik op elke school een groep zeven uitgekozen. Bij de As-Soeffah was dit groep 7A van Meester Patrick, bij de Polsstok zat ik ook bij groep 7A bij juf Nadine en op de Bijlmerhorst keek ik mee bij juf Iris van groep 7-8. Per klas heb ik samen met de leerkracht vier kinderen uitgekozen. De meeste kinderen zijn tien of elf jaar oud. Zij hebben allemaal een eigen naam verzonnen om anoniem te blijven.

7

De activiteiten van Stuif zijn heel divers. Kinderen kunnen zich onder andere opgeven voor kookcursussen, verschillende sporten, make-up cursussen en gitaarles. Deze activiteiten zijn niet verplicht en naschools.

39 In de groepsgesprekken met de kinderen vroeg ik hen naar hun mening over de andere scholen. Ik was benieuwd naar de sociale uitwerking van het Leerorkest: of zij al vriendjes en vriendinnetjes hadden gemaakt met kinderen van andere scholen nu zij in het Leerorkest samen speelden. Ik kreeg hele heftige antwoorden. Hieronder geef ik per school een impressie van hun beleving van de ruzies en daarmee een overzicht van de stereotyperingen en

vervelende opmerkingen.

De kant van de Polsstok

Op de Polsstok heb ik gesprekken gehad met Sisi, Gigi, Tim en Joran. De moeder van Sisi komt uit Suriname, maar Sisi is hier opgegroeid met haar moeder, zussen en broertje. Gigi heeft ouders uit Nigeria en Suriname. Met haar ouders en zus woont zij dicht bij school. De ouders van Joran komen beiden uit Ghana. Als tweede-generatie-migrant is Joran hier opgegroeid samen met zijn zus. Tim is de enige die niet in Nederland geboren is. Op jonge leeftijd is hij met zijn Ghanese ouders naar Nederland gekomen. Samen met zijn broertje woont hij nu bij zijn alleenstaande moeder.

Gigi is een uitbundig meisje en kon niet wachten om mij alles te vertellen over de As- Soeffah: ‘Waarom hebben ze nog steeds pantoffels aan, terwijl ze in groep zeven zitten?’, vraagt Gigi aan mij. De andere drie kinderen lachen. Ik weet niet waar zij het over heeft en vraag door. ‘Ja, bij As-Soeffah volgens mij, want wij droegen alleen in groep één pantoffels, die moest je meenemen. …, Tijdens de les! En volgens mij zitten ze in groep zeven en acht nóg [met] pantoffels aan!’

Even later vraag ik aan Sisi: ‘Heb jij vrienden gemaakt met de kinderen [van As- Soeffah uit het Leerorkest] of niet?’. ‘Ja’, antwoordt zij. Gigi springt er op in en vraagt: ‘met wie? Want ik zie een meisje dat voor jou zit of naast jou, vaak heeft ze zo dat hoofddoek dinges iets, wit met roze-achtig’. Sisi weet niet over wie zij het heeft. ‘Wie?’, vraagt ze. ‘Vraag me niet!’, antwoordt Gigi. Gigi is helemaal op dreef en wil graag laten weten wat zij van de As-Soeffah kinderen vindt. ‘Ze heeft zo'n wit ding om haar hoofd en dan heeft ze nog zo’n soort ali baba broek. Sisi lacht. Gigi gaat maar door: ‘en zo een trui dat lang lijkt op een jurk. Ik weet niet wie zij is, maar je herkent haar door iets om haar hoofd. Wit of roze of zwart’. Gigi weet heel goed dat het roze, witte of zwarte ding een hoofddoekje heet, maar maakt er een grapje van.

Als ik de jongens uit de groep vraag naar hun mening over de As-Soeffah zegt Tim in het Ghanees tegen Joran: ‘Ik praat er niet over’. Joran legt het uit: ‘Ze hebben daar een soort wierook dinges’. Tim vult hem aan: ‘Ze hebben een soort geurtje dat blijft hangen en dan kan

40 je meteen weten van welke school ze zijn’. Ook stinken de kinderen van de As-Soeffah uit hun mond, beweren zij. ‘Sommige kinderen van de As-Soeffah vind ik gewoon normaal’, zegt Gigi. ‘Maar sommige irriteren’. ‘Ja!’, antwoordt iedereen in koor. ‘Ja, sommige irriteren echt’. ‘Sommigen van de Bijlmerhorst irriteren ook hoor’.

Gigi wil nog even verder gaan: ‘Maar juffrouw, soms hè, soms houd ik niet van

Bijlmerhorst en As-Soeffah, merendeel As-Soeffah. [De kinderen die hoorn spelen] repeteren in onze klas. Maar dat is niet leuk. …, Ze zitten soms gewoon op mijn tafel’. ‘Ze zetten de Koran op een lessenaar neer’, onderbreken de jongens haar even voor de grap. Gigi vervolgt: ‘Juf, ze irriteren grenzeloos, dat ze geen grenzen hebben, dat ze gewoon hoog gaan! Zo van, je moet altijd dingen goed in je la stoppen, zoals pennen, sieraden, potloden, gummen. Als jij dat even op je tafel laat, je komt terug, je bent het kwijt. Ze hebben het misschien gepakt of je bent het kwijt’. Ze zijn het met elkaar eens: de kinderen van de As-Soeffah stinken, kleden zich abnormaal en, erger nog, zijn dieven, want zij hebben die spullen meegenomen.

De kant van de Bijlmerhorst

De kinderen van de Bijlmerhorst zijn Jack, James, Lorena en Daniella. Jack is een zoon van twee migranten uit de Dominicaanse Republiek en is net als zijn zusje in Nederland geboren. James is tweede-generatie-migrant van een moeder uit Suriname. Zijn moeder heeft allerlei fysieke beperkingen waardoor James veel voor zichzelf moet zorgen. Lorena’s ouders komen ook uit Suriname, maar Lorena is hier geboren en opgegroeid. De ouders van Daniella zijn uit Bosnië gevlucht en hebben in Nederland kinderen gekregen. Daniella is een van de weinige islamitische meisjes van wie de ouders niet voor de As-Soeffah maar voor de Bijlmerhorst hebben gekozen.

Tijdens de gesprekken die ik met hen had, waren de kinderen van de Bijlmerhorst terughoudender in hun mening over de andere scholen. Zij erkenden de stereotyperingen en beelden die er bestaan over de As-Soeffah, maar konden die nuanceren en deden alsof zij zelf niet meededen aan de pesterijen. Wellicht ligt dit aan de goede pestlessen die juf Iris van groep 7-8 geeft. Toen ik James, Jack, Lorena en Daniella vroeg of zij vrienden zijn geworden met kinderen van de As-Soeffah door het Leerorkest, antwoordt James: ‘Nee! Ik haat ze niet, maar…’ Jack valt hem in de rede: ‘Zij willen geen vrienden met mij zijn omdat ze van de As- Soeffah komen’. Lorena vult hem aan: ‘Ik wil wel vrienden met As-Soeffah zijn, er is niets mis mee, maar bij mij zijn ze vervelend en te druk’.

James die in het gesprek met de Bijlmerhorst kinderen niet veel op te merken had, had dat wel in het gesprek waar wij met alle drie de scholen bij elkaar zaten. Mohammed van de

41 As-Soeffah bevestigde de pesterijen over stank: ‘Soms dan komen ze in onze school en dan gaan ze hun neus dicht doen’. Daarop antwoordde James van de Bijlmerhorst: ‘Het stinkt er niet. Maar het ruikt er naar olijven! Dat is lekker hoor. [stilte] In de keuken’. Er wordt gelachen. Zo maakte hij er toch weer een onaardige opmerking van.

Daniella is de enige die toegeeft dat veel kinderen de As-Soeffah stom vinden: ‘Ja, maar, iedereen haat As-Soeffah’, zegt Daniella. ‘Omdat ze zogenaamd stinken, omdat ze vervelend doen. Maar soms zoeken wij het eigenlijk gewoon zelf en dan zeggen mensen dat hun vervelend doen. Maar wij doen vervelend en dan doen hun vervelend terug’.

Het nuanceren van de kinderen van groep 7 van de Bijlmerhorst kan dus verklaard worden door de goede pestlessen. Maar niet iedereen van de Bijlmerhorst was genuanceerd. Ik heb een erge ruzie meegemaakt tussen twee meisjes uit groep 5: één van de Bijlmerhorst en één van de As-Soeffah. Het meisje van de Bijlmerhorst pestte het meisje van de As-Soeffah. Zij zei dat zij stonk en de As-Soeffah naar poep ruikt. Deze ruzie beschrijf ik uitgebreid in hoofdstuk vier.

De kant van de As-Soeffah

Veel van de pesterijen, stereotyperingen en discriminerende opmerkingen die in de

groepsgesprekken werden genoemd, worden bevestigd en net zo ervaren door de kinderen van de As-Soeffah. Op de As-Soeffah sprak ik ook met vier kinderen: Taylor, Malika, Max en Mohammed. De ouders van Taylor komen uit Egypte. De moeder van Malika komt uit de Verenigde Staten en haar vader uit Suriname. De moeder van Max is gevlucht uit Somalië en werkt op de basisschool, net als de moeder van Mohammed die samen met haar man uit Suriname is gekomen. Alle vier de kinderen zijn tweede-generatie-migranten.

Taylor, Malika, Max en Mohammed vertelden mij verhalen over wat zij meegemaakt hebben. Veel van de pesterijen zijn gericht op hun geloof. Taylor had vorig jaar een erg vervelende ervaring toen twee jongens zeiden: ‘Die moslims zijn stom. Ik ga de Koran verbranden’. Max vertelde een verhaal over een jongen van de Polsstok die achter de meester ging staan bij het Leerorkest, zijn middelvinger op stak en zei: ‘Dit is voor jou, Allah’. Zij waren ook ontdaan dat alleen op hun school op de muren wordt geschreven (‘Fuck you, As-Soeffah’).

Ik vroeg hen of zij wisten waar de stereotyperingen vandaan kwamen: ‘Waarom doen kinderen van de Bijlmerhorst en de Polsstok hun neus dicht als zij de As-Soeffah binnen komen? Weten jullie dat?’ Taylor verklaart het als volgt: ‘Langs de wc’s doen ze dat, want er is plas en poep op de grond. Bij Polsstok en Bijlmerhorst hebben ze luchtverfrisser en dan

42 ruikt het héérlijk, maar hier op de As-Soeffah hebben we luchtverfrisser op de muren, maar dan druk je en dan komt er niks uit, het is leeg! Er is een kast in de meisjes-wc voor als het wc-papier op is denk ik, maar daar zit helemaal niks in.’

Het was naar om te merken dat de meisjes van de As-Soeffah, Malika en Taylor, het eens zijn met sommige pesterijen. Zij vinden hun school namelijk ook slecht op enkele punten. Het grootste probleem zit voor hen in het gebrek aan geld van de As-Soeffah. Daarom stinkt de school en moesten zij tot vorig jaar allemaal op sloffen lopen zeggen ze. Taylor vertelt: ‘Tot in groep zes moesten we altijd sloffen aantrekken. Ze waren zogenaamd bang dat [we] de klas vies zouden maken en [de school] veel [zou] gaan betalen aan

schoonmaakbedrijven. Maar toen moesten ze in de zomervakantie de sloffentassen gaan opruimen en dat vonden ze ook niet handig, dus nu hoeft het niet meer’. Malika gaf de busjes waarmee kinderen naar school worden vervoerd als voorbeeld. Die zijn heel oud en versleten. Daarnaast balen de kinderen dat er nooit geld is voor een schoolreisje en dat ze geen leuke speeltoestellen hebben op hun deel van het plein.

De kinderen van de As-Soeffah lopen tegen deze pesterijen en vooroordelen aan als zij proberen vrienden te maken tijdens het Leerorkest of naschoolse activiteiten zoals Stuif. Een groot aantal kan rustig in de les zitten en wordt niet lastig gevallen en een deel daarvan heeft ook vrienden gemaakt. Er zijn echter ook veel kinderen die vervelende dingen meemaken. Op de vragenlijsten schreven zij bij de vraag over omgang met kinderen van andere scholen: ‘Nee, ze haten me. Ik hun. Ze kunnen niet samenwerken met mij. Ik ben het enige kind [in mijn instrumentles] dat van As-Soeffah is’. Of: ‘Ik speel met de kinderen van de andere school, maar soms schelden ze me uit, maar dan negeer ik ze’. En: ‘Om eerlijk te zijn, nee. Ik vind ze erg slecht. Het zijn geen goeie mensen en ik zal nóóit met ze bevriend worden, stelletje kleuters. Slechte mensen, ze zijn racist’. Deze jongen ondertekende zijn uitspraak met zijn handtekening.

Twee tegen één

Ieder kind kent de stereotyperingen en weet hoe er over de islamitische school en kinderen gedacht wordt. Niet ieder kind gebruikt de stereotyperingen. Er zijn kinderen die zich goed gedragen en het wellicht ook niet eens zijn met alles dat gezegd wordt. Ook de kinderen waarmee ik sprak konden een klein beetje nuanceren en zich bedenken dat de kinderen van As-Soeffah waarschijnlijk niet echt stinken. Toch laten de kinderen van de Polsstok en Bijlmerhorst de stereotyperingen en discriminerende opmerkingen hun kijk op de As-Soeffah beïnvloeden. Kinderen die boos zijn op de As-Soeffah of ruzie zoeken met een van de

43 leerlingen hebben een breed scala van vervelende en kwetsende opmerkingen die zij kunnen gebruiken om te pesten.

De kinderen van de As-Soeffah houden zich stil. Alleen wanneer zij uitgedaagd of gepest worden kan er een reactie verwacht worden. Zij beginnen zelden een conflict. Over de Bijlmerhorst en Polsstok bestaan geen stereotyperingen. Wellicht komt dit omdat die twee scholen niet één duidelijk kenmerk hebben zoals de islamitische school dat heeft. Alle kinderen van de As-Soeffah hebben hun geloof gemeen. Ondanks de verschillende

stromingen binnen de islam zoekt het bestuur van de As-Soeffah een middenweg waarmee de ouders akkoord gaan. Ook de kinderen hebben geen moeite met deze verschillen. De kinderen van de oecumenische en openbare school zijn verschillend in geloof en cultuur, waardoor stereotyperingen van één kenmerk niet opgaan voor de gehele school.

Dit betekent niet dat er niet onderling vervelend wordt gedaan tussen de Polsstok en de Bijlmerhorst. De kinderen van de Bijlmerhorst zeggen dat de Polsstokkers nooit opletten of luisteren naar de juf en altijd opscheppen over hoe goed hun school is. De Polsstokkers zeggen juist dat de kinderen van de Bijlmerhorst het meest pesten en vervelend doen en daarnaast vinden zij de Bijlmerhorst ook arm. De kinderen mogen elkaar niet en voelen zich totaal niet met elkaar verbonden. Desondanks zou het conflict tussen de drie scholen gezien kunnen worden als twee tegen één: Bijlmerhorst en Polsstok tegen As-Soeffah. Wellicht is dit te verklaren omdat de kinderen van de Polsstok en Bijlmerhorst qua etnische compositie erg veel op elkaar lijken. Er zijn veel kinderen met een Ghanese, Antilliaanse of Surinaamse achtergrond. Enkele kinderen van de Bijlmerhorst en Polsstok zijn zelfs familie van elkaar. Bij de As-Soeffah is dit vaak niet het geval. Bijna niemand van de Polsstok en Bijlmerhorst deelt hun geloof met de As-Soeffah kinderen en ook verschillen de culturele achtergronden veel meer. Doordat de overhand bij de Bijlmerhorst en Polsstok ligt, zijn de ruzies nog vervelender voor de kinderen van As-Soeffah die er ‘alleen’ voor staan.

Het islamitische geloof speelt een grote rol in de ruzies. Kinderen maken vervelende opmerkingen over Allah om de As-Soeffah kinderen te kwetsen. Dit lijkt een afspiegeling te zijn van de maatschappij buiten de school waar de meeste xenofobie op islamieten gericht is, naar aanleiding van de assimilatiepolitiek die begon met Verdonk. Het effect van deze

angstcultuur voor de islam is te observeren tussen de kinderen op EGoli. Het grootste verschil tussen de scholen is hun religie en dit verschil wordt uitvergroot. Desondanks is maar een deel van de pesterijen echt gericht op geloof. Ook de culturen van de kinderen van de As-Soeffah die verschillen met die van de kinderen van de Bijlmerhorst en Polsstok en het geldgebrek van de As-Soeffah zorgen voor pesterijen. Daarnaast is de instituutcultuur van de As-Soeffah heel

44 anders dan die van de andere scholen. Op de As-Soeffah is men veel strenger, gericht op discipline en het gebouw ziet er veel soberder uit (dit staat wellicht in verband met het geldgebrek).

De kracht van woorden

Suzanne Kuik heeft onderzoek gedaan naar vriendschap en ruzie tussen kinderen op de basisschool. Net als ik schrijft zij vanuit de belevingswereld van een kind. Zij neemt afstand van het idee dat kinderen ‘passive receivers of culture’ (Kuik 1999: 54) zijn. Zij kijkt naar de cultuur van de kinderen. Haar beschrijving van ruzies en ‘the magical power of words’ (ibid.: 59) zijn bruikbaar om de spanningen en ruzies op EGoli te analyseren. Volgens Kuik hebben woorden een magische kracht die alles dat gezegd wordt tot waarheid maakt. ‘For the

children, too, words could take on a specific strength, and evoke things. As long as something was not said, it did not exist. …, The words bring what’s slumbering to life, making it certain and real’ (ibid.: 60). Dat woorden de waarheid scheppen zie ik terug bij de kinderen op EGoli. De stereotyperingen en opmerkingen zoals ‘As-Soeffah stinkt’ worden werkelijkheid zodra de kinderen het zeggen.

De kracht van deze woorden gaat nog verder. Ze worden fysiek beleefd en embodied. Kinderen houden hun neus dicht, alsof zij daadwerkelijk een vieze geur ruiken. Als zij de muur aanraken en iemand zegt dat die heel vies is, springen ze er van weg en vegen ze zich af. Alles wordt werkelijk door het uitspreken en daardoor hebben de stereotyperingen zoveel macht. Toen ik met de twaalf kinderen van de scholen door de As-Soeffah liep hielden een paar kinderen van de Polsstok hun neus dicht. Zij roken de ‘stank’ die zogenaamd in de As- Soeffah hangt. In deze situaties wordt duidelijk hoe stereotyperingen tot leven komen onder