• No results found

Belemmerende factoren

In document Lees het onderzoek hier (pagina 58-62)

5 Dagbesteding: hoe gaan gemeenten er mee om

5.5 Belemmerende en versterkende factoren voor ontwikkeling in de dagbesteding

5.5.1 Belemmerende factoren

60 Wmo- en 79 W&I-afdelingen van de gemeenten hebben de vraag naar belemmerende fac-toren ingevuld. De meeste antwoorden richten zich op de mogelijkheden voor doorstroom en minder op ontwikkeling in brede zin. Wellicht heeft dit te maken met de focus van de vragen-lijsten op simpel kunnen switchen (tabel 1.36 en 2.15).

W&I%

Wmo%

0 10 20 30 40 50

Nee, geen perverse prikkels Doorstroom nadelig aanbieders Doorstroming arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk is belemmerd Schotten tussen Wmo en Participatiewet (budget en uitvoering) Mensen willen in de dagbesteding blijven Overig

Figuur 5: Afdelingen Wmo/W&I naar aangekruiste factoren die optimale ontwikkeling belemmeren (In percentages van het aantal op deze vraag responderende afdelingen (Wmo n=60, W&I n=79)

34 Dit komt naar voren als gemeenten via de categorie ‘Anders, namelijk…’ antwoorden bij de vraag hoe vervoer is geregeld.

Simpel Switchen op de kaart * H5 – Dagbesteding: hoe gaan gemeenten er mee om? * 59

Financieringsvorm meest gekozen belemmerende factor

Gemeenten zien de gekozen financieringsvorm van de dagbesteding het vaakst als een belem-merende factor op de doorstroom vanuit de dagbesteding naar werk (Wmo 38% en W&I 43%).

In die gemeenten is doorstroom direct of indirect financieel nadelig voor de aanbieder. Als de gemeenten ervoor kiezen om per gebruiker het aantal eenheden (dagdeel, maand, uur) dat iemand naar de dagbesteding gaat te betalen (p*q) en een gebruiker stroomt door naar een vorm van werk, dan is dat financieel nadelig voor de aanbieders van dagbesteding. Doorstro-ming van de recreatieve naar de arbeidsmatige dagbesteding kan hierdoor ook belemmerd worden. Er wordt aangegeven dat het sturen op resultaat dat nadeel zou kunnen ondervan-gen. Het ondersteuningsplan van de klant zou bijvoorbeeld een rol kunnen spelen, zodat kan worden nagegaan of doelen gerealiseerd worden. Eén gemeente maakt hierbij de kantteke-ning dat de controle op de verwezenlijking van afspraken in de praktijk soms lastig is.

Daarnaast zien aanbieders volgens de gemeentelijke respondenten de mensen die goed func-tioneren niet graag vertrekken. Zij leveren de grootste bijdrage aan de dienst of het product dat geleverd wordt. Een ander aspect dat verschillende keren wordt genoemd, is dat aanbie-ders van dagbesteding via de Wmo hogere vergoedingen voor begeleiding krijgen dan onder de Pw. Hierdoor kan het aantrekkelijker zijn om mensen naar de dagbesteding te verwijzen dan naar werk. Deze belemmering kan zich alleen voordoen als de aanbieders in die gemeen-ten een rol spelen bij het stellen van de indicaties.

‘Door arbeidsmatige dagbesteding te zien als een vorm van dagbesteding in plaats van werk (waarbij er geen sprake is van deelnemers, maar van medewerkers met een bepaalde loonwaarde), maar deze deelnemers wel bijdragen aan het bedrijfsmodel van een (zorg) organisatie, heeft deze organisatie er baat bij de deelnemer in de dagbesteding te houden in plaats van dit te zien als mogelijke doorstroom naar andere vormen van werk/meedoen.’

Schotten tussen de afdelingen Wmo – W&I

De schotten die er in de praktijk zijn tussen de Wmo en de Pw worden vooral door de W&I-af-delingen vaak genoemd (Wmo 16%, W&I 32%). Het kan gaan om de aanpak, maar ook om de wijze waarop budgetten aan de beleidsterreinen worden toegekend. In één gemeente kunnen de mensen die naar de dagbesteding gaan bijvoorbeeld geen beroep doen op de re-integratie-instrumenten van de Pw. Een andere gemeente geeft aan dat de schotten er wettelijk gezien niet zijn, maar dat er in de praktijk niet ontschot wordt gewerkt, waardoor producten die de gemeente kan inzetten voor iemands verdere ontwikkeling niet optimaal worden benut. Een ander voorbeeld dat wordt gegeven, is dat de inkoop van producten gescheiden is: doordat er deels overlap is tussen wat W&I en Wmo nodig hebben, is dat nadelig. Een andere gemeente wijst erop dat in de wetten zelf de verbinding tussen beide wetten zou moeten worden gemaakt.

60 * Simpel Switchen op de kaart * H5 – Dagbesteding: hoe gaan gemeenten er mee om?

‘Wij lopen er wel tegen aan dat het nu een scherpe scheiding is. Of begeleiding vanuit de Wmo, of ondergebracht bij de Participatiewet met de bij behorende verantwoordelijkheden. Wij zien dat zorgaanbieders deelnemers met een indicatie voor Wmo dagbesteding (en het bijbehorende tarief) onderbrengen in bijvoorbeeld een buurthuis/kantine of meedraaien in een supermarkt of drogist. Op dat moment ligt de dagelijkse begeleiding bij de manager op de werkvloer en verricht de deelnemer werk (zonder inkomsten maar met eigen bijdrage) terwijl de zorgaanbieder op afroep of een keer per week langskomt.’

‘De diverse ‘schotten’ staan de ontwikkeling in de weg - schotten van Wmo versus Participatiewet, die zich ook manifesteert in de klantbenadering - schotten in

financieringsstromen vanuit het Rijk - verschil in begeleidingsvergoeding - denken vanuit de systeemwereld in plaats van denken vanuit de klant (klantreis) - versimpeling van administratie, Lks en Avg zouden helpen - dagbesteding - geen productiviteit/loonvormende arbeid, waardoor Lks en begeleidingsvergoeding een kostenpost vormen voor een SW-bedrijf c.q. een bedrijf dat arbeidsmatige dagbesteding kan/wil bieden.’

Dagbesteding is goedkoper voor de gemeente

Verschillende keren benoemen gemeenten dat de doorstroming van de arbeidsmatige dag-besteding naar beschut werk wordt belemmerd. Een deel van deze gemeenten geeft aan dat het in financieel opzicht gunstiger is om mensen naar de dagbesteding te verwijzen. Bij deze gemeenten is een plaats bij beschut werk namelijk duurder.

Grijs gebied tussen dagbesteding en beschut werk

Daarnaast wordt op het diffuse onderscheid tussen de dagbesteding en beschut werk gewe-zen (zie het volgende kader), wat ook door de analyse van de wet- en regelgeving en door de literatuurstudie wordt bevestigd. Als voorbeeld: Op een afdeling werkt zowel iemand in de dagbesteding als bij beschut werk. Het verschil is alleen dat de eerstgenoemde werker geen loon krijgt en de tweede wel en dat voor de eerste persoon de vergoeding voor begeleiding hoger is dan voor de ander.

‘Het is onvoldoende bekend in hoeverre het aanbod arbeidsmatige dagbesteding overlapt met het beschut werk en andere werkervaringstrajecten. In theorie zou arbeidsmatige dagbesteding geen productiewaarde moeten hebben, maar de praktijk laat zien dat deze scheiding niet helemaal helder is. Zo heeft het SW-bedrijf35 in onze regio ook een contract voor dagbesteding, en geven zij aan dezelfde type werkzaamheden aan te bieden voor klanten dagbesteding en beschut werk. Dit gaan we onderzoeken. Voor klanten is er vaak geen prikkel om over te stappen van dagbesteding naar beschut werk of regulier werk wanneer zij er nauwelijks financieel op vooruitgaan…’

35 In de hoofdtekst wordt de term sociaal werkbedrijf aangehouden. In de citaten is dit vaak met de term SW-bedrijf aangeduid.

Simpel Switchen op de kaart * H5 – Dagbesteding: hoe gaan gemeenten er mee om? * 61

Persoonsgebonden factoren en inschatting van persoonlijke mogelijkheden

Gemeenten wijzen ook op persoonsgebonden factoren die doorstroming belemmeren. Veel mensen die aan dagbesteding deelnemen, voelen zich daar thuis en willen niet doorstromen.

Anderen willen misschien wel doorstromen, maar overzien de consequenties niet of zijn bang om hun Wajong-uitkering kwijt te raken. Ook wordt gewezen op de vergoeding die mensen soms in de arbeidsmatige dagbesteding krijgen: die zou de doorstroom belemmeren omdat de financiële prikkel om door te stromen geringer wordt.

Verder wordt aangegeven dat een grote groep mensen onvoldoende capaciteiten heeft om door te stromen. Het laatst genoemde punt sluit aan bij opmerkingen die gemaakt worden vanuit de Wmo-afdelingen, namelijk dat het grootste deel van de mensen in de dagbesteding daar op hun plek zit. Mensen in de dagbesteding willen zich wel verder ontwikkelen, maar dat wil nog niet zeggen ze ook willen doorstromen naar een vorm van werk.

‘Ik vind het een perverse prikkel om mensen die geen arbeidsmogelijkheden hebben te dwingen een economische waarde te hebben. Deze mensen hebben voldoende waarde op zichzelf. Het was een perverse prikkel om op SW-bedrijven te bezuinigen waar mensen nog wel een normaal salaris konden verdienen. Dagbesteding is zorg en geen arbeid. Wat wordt nu eigenlijk bedoeld met optimale ontwikkeling? Waarom zouden we dat in de weg staan als dat mogelijk is? Dat wordt echter vaak, voor dagbesteding aan de orde is, bepaald op een VSO-school of door een GGZ-diagnose.’

Overige belemmerende factoren

Er zijn antwoorden die niet in één van de voorgaande categorieën vallen en die maar één of een paar keer worden genoemd (categorie Overig). Drie gemeenten zeggen dat er te weinig op resultaat wordt gestuurd en drie keer wordt de lumpsum genoemd als een belemmering voor de ontwikkeling van mensen in de dagbesteding. Door lumpsum ontbreken de mogelijk-heden om te sturen, wordt er gezegd, of de aanbieder kan minder geven dan de klant nodig heeft. Een paar voorbeelden van andere argumenten die slechts één keer naar voren werden gebracht zijn:

• Om aan ontwikkeling te werken moet een betere verbinding worden gelegd naar werk en meedoen in de maatschappij

• We monitoren niet of er aan ontwikkeling wordt gewerkt

• Als je doorstroomt, verlies je je indicatie voor de dagbesteding

• Via de Wmo worden gaten in de onderwijsvoorzieningen opgevangen

• De huidige aanpak van de gemeente heeft te weinig mogelijkheden om eenvoudig op- en af te schalen naar en vanuit werk

• De krappe budgetten voor de uitvoering van de Wmo en de Pw belemmeren een optimale inzet op ontwikkeling en doorstroom vanuit de dagbesteding

• De Avg staat een informatie-uitwisseling tussen de gemeente en de dagbesteding en/of tus-sen de Wmo- en de W&I-afdeling in de weg, waardoor het switchen tustus-sen de dagbesteding en werk wordt belemmerd

62 * Simpel Switchen op de kaart * H5 – Dagbesteding: hoe gaan gemeenten er mee om?

Sommige gemeenten ervaren geen perverse prikkels. Voor een deel zijn dat gemeenten die kleiner zijn en die alleen recreatieve vormen van dagbesteding aanbieden. Eén van hen wijst op de korte lijnen. Daarnaast hebben verschillende van deze gemeenten voor een integrale aanpak gekozen. Of er is voor een financieringsvorm gekozen die afwijkt van de p*q-methode.

In document Lees het onderzoek hier (pagina 58-62)