• No results found

4. Sturingselementen huidige inkomstenbelastingstelsel en mogelijke andere vormen van

4.3 Belastingheffing Duitsland

Om een oordeel te vellen over de wijze waarop in Nederland belasting wordt geheven zal de belastingheffing vergeleken worden met de belastingheffing in Duitsland.

Duitsland kent net als Nederland een progressief inkomstenbelastingstelsel. Daarnaast kent het Duitse belastingstelsel ook een belastingvrije som, echter wordt de belastingvrije som niet in mindering gebracht op het inkomen, maar is de belastingvrije som onderdeel van de belastingtabel.

Het minimumtarief is 14%, het toptarief bedraagt 42%. Het toptarief wordt verhoogd naar 45% bij een inkomen van meer dan € 250 730 (het dubbele voor partners). Het Duitse belastingstelsel kent een gunstiger tarief voor gehuwden en ingeschreven levenspartners (het: ‘Splittingtarief’). Het Splittingtarief wordt als volgt berekent:

1. De inkomens van de belastingplichtige en partner worden bij elkaar opgeteld;

2. De gezamenlijke kosten (aftrekposten) worden vervolgens op dit opgetelde inkomen in mindering gebracht (voor de toepassing van standaardaftrekposten mag telkens het dubbele bedrag voor gehuwden worden afgetrokken, ook indien slechts één van de belastingplichtige inkomen heeft); 3. Als vervolgens het gezamenlijke inkomen vaststaat wordt het (belastbare) inkomen gehalveerd

en wordt vervolgens hierover de inkomstenbelasting berekend;

Omdat er sprake is van een progressief belastingtarief is het Splittingtarief met name voordelig indien er sprake is van een groot verschil tussen onderlinge inkomens.

De Duitse Inkomstenbelasting is weergegeven in tabel 5 in de bijlagen. Uit tabel 5 blijkt dat de Duitse Inkomstenbelasting bestaat uit 5 schijven.

Aftrekposten kunnen in mindering gebracht worden op het inkomen waardoor de aftrekposten afgetrokken kunnen worden tegen het progressieve tarief. In Duitsland kent met geen tariefscorrectie voor inkomensvormende aftrekposten.

Naast het hiervoor genoemde inkomstenbelasting tarief kent Duitsland een Solidariteitsheffing (het: ‘Solidaritatszuschlag’). De Solidariteitsheffing bedraagt 5,5% de grondslag voor de Solidariteitsheffing is de verschuldigde inkomstenbelasting. Bij een inkomen van circa € 13.000 of lager geldt een vrijstelling voor de Solidariteitsheffing. De Solidariteitsheffing is ingevoerd voor de wederopbouw van de deelstaten die in het verleden deel uit maakte van de DDR (Duitse Democratische Republiek, ofwel: Oost-Duitsland). Daarnaast kent Duitsland een Kerkbelasting (het: ‘Kirchensteuer’). Een Kerkbelasting is voor Nederlandse begrippen onbekend. De Kerkbelasting wordt geheven van een natuurlijk persoon die lid zijn van een geloofsgroep. Indien men in Duitsland woonachtig is dient men aan te geven bij welke geloofsgroep hij/zij is aangesloten. Het tarief van de Kerkbelasting bedraagt (afhankelijk van de deelstaat) 8-9%. Uit eindelijk betaald een belastingplichtige in Duitsland over het algemeen iets meer inkomstenbelasting dan in Nederland. Dit komt onder andere door de Solidariteitsheffing en de Kerkbelasting. De wijze van heffing is gelijk aan die in Nederland, namelijk een progressief belastingtarief. Een cijfermatige

draagkrachtbeginsel

15 juli 2018

onderbouwing van de belastingheffing is opgenomen in tabel 6 in de bijlagen. Een netto inkomen op basis van een bruto inkomen in Nederland van € 2 500 is (ongeveer) gelijk aan die van een bruto inkomen in Duitsland van € 3 000. Echter wanneer men gehuwd is en gebruik maakt van het Splittingtarief is de belastingheffing in Duitsland lager.

4.4

Tussenconclusie

Zoals reeds in de inleiding aangegeven speelt vertrouwen een belangrijke rol bij het heffen van belastingen. De afgelopen maanden zijn misstanden, extreme achterstanden en dergelijke bij de

Belastingdienst regelmatig aan het licht gekomen. Als er geen of weinig vertrouwen in de Belastingdienst aanwezig is, denk ik dat er Italiaanse-praktijken op de loer liggen, want als de Belastingdienst haar afspraken niet nakomt waarom zouden burgers zich wel houden aan de regels. Immers voor veel belastingplichtigen is het betalen van belasting een ingreep in hun vrijheid, belastingplichtigen willen zelf bepalen wat zij met hun geld doen. De wetgever heeft de verantwoordelijkheid voor de heffing van belastingen. Vertrouwen in de wetgever is voor de belastingheffing dus cruciaal, want wanneer er minder vertrouwen in de wetgever alsmede in de zorgvuldige uitvoering van de wetten is, zal de naleving van de wetten door de belastingplichtigen een stuk minder zijn. Hierdoor zal de effectiviteit van de wetten afbreuk op lopen. Goede wetten en uitvoering dragen bij aan het vertrouwen dat een belastingplichtige heeft in de naleving van de wetten door andere personen die de belastingplichtige niet kent. Hierdoor zal ook in algemene zin het vertrouwen in wetgever en de compliance in de naleving van de wetten

toenemen.

De kern van een behoorlijke wetgeving zijn onder te brengen in: onpartijdigheid, rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en evenredigheid45. Deze kern van behoorlijke wetgeving heeft als doel

belastingplichtigen te beschermen tegen de macht van de overheid en anderen. De wet beschermt onder andere de waarde van vrijheid, gelijkheid en zekerheid. Zonder vertrouwen in de wet is er geen

samenwerking tussen belastingplichtigen en de overheid mogelijk. Afnemend vertrouwen betekent een minder bekwame en welwillende belastingplichtige.

Vertrouwen is ook van toepassing op gelijke behandeling van belastingplichtige, onder andere een gelijke en eerlijke heffing van belastingen. Een gedachte gang die regelmatig de (fiscale) revue passeert is het fair-share principe. Afgevraagd dient dus te worden of de tariefcorrectie voor inkomensvormende

aftrekposten een gelijke en eerlijke heffing van belastingen is, meer in het bijzonder: is er wel sprake van een fair-share? Naar mijn mening niet, zoals reeds in hoofdstuk 2 en 3 naar voren gekomen is, ontstaat er door de invoering van de tariefscorrectie voor inkomensvormende aftrekposten een scheefgroei.

Wat betreft het huidige inkomstenbelastingstelsel kan geconcludeerd worden dat deze de afgelopen jaren aanzienlijk gewijzigd is. Een aantal regelingen blijken een negatief effect te hebben terwijl andere regelingen juist succesvol blijken te zijn. Voorbeelden van negatieve regelingen zijn bijvoorbeeld de inkomensafhankelijke heffingskortingen. Het invoeren van de inkomensafhankelijke heffingskortingen heeft ervoor gezorgd dat het verschil tussen werkende en niet werkende kleiner is geworden. Het aanpassen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting welke van toepassing is voor een

alleenstaande ouder en minst verdienede partner, maakt werken minder aantrekkelijk. Daarnaast hebben de inkomensafhankelijke heffingskortingen naar mijn mening een negatief effect op de arbeidsmarkt, immers elke euro die meer wordt verdiend kan onder aan de streep minder op brengen. Een voorbeeld van een positieve regeling is bijvoorbeeld het bijtellingspercentage op milieuvriendelijke auto’s, welke auto’s achteraf helemaal niet zo milieuvriendelijk blijken te zijn. Uit deze regelingen blijkt dat de politiek maar wat gevoelig is voor kritiek en ideeën van de achterban. Ook heeft de invoering van onder andere de inkomensafhankelijke heffingskortingen, de aftrekbeperking van de hypotheek rente en dergelijke ervoor gezorgd dat het belastingstelsel erg complex is geworden. Deze complexiteit heeft weer gevolgen voor de handhaving van de Belastingdienst.

45 Fuller, de Internal morality of law

draagkrachtbeginsel

15 juli 2018

Een ander punt is de komst van veel kleine politieke partijen waardoor de achterban van deze politieke partijen in Nederland erg versnippert is. Een voorbeeld hiervan is de huidige coalitie in de tweede kamer welke thans bestaat uit VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Maar liefst 4 partijen welke ook nog eens over verschillende achterbannen, visies enzovoorts beschikken. Hierdoor ontstaan er spanningen bij het te voeren beleid. Daarnaast ben ik van mening dat de huidige politieke partijen vooral een korte termijn visie hebben, welke is gebaseerd op zoveel mogelijk scoren, immers over 4 jaar willen ze weer de dienst uit maken in Nederland. Dat komt in het algemeen de wetgeving en de belastingheffing niet ten goede. De vraag is of er in plaats van belastingheffing over het inkomen, een belastingheffing over consumptie een mogelijke oplossing kan zijn, aangezien de belastingheffing over het inkomen ook mankementen bevat (tariefsarbitrage e.d.). Een consumptiebelasting is een belasting waarbij rekening gehouden wordt met de persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige. De standaard consumptiebelasting is regressief omdat belastingplichten met een lagere inkomens vaak hun gehele inkomen nodig hebben voor levensmiddelen en dergelijke. Bij belastingplichten met hoge inkomens zullen deze uitgave hoger zijn, echter voldoen deze uitgaven niet aan de verhouding zoals deze van toepassing is op lagere inkomens. Een standaard consumptiebelasting zal dus niet voldoen aan het draagkrachtbeginsel, immers de sterkste schouders dragen niet de zwaarste lasten. Een mogelijk om de belastingdruk wel te verlagen is een flat taks met een belastingvrije voet of heffingskortingen voor een belastingplichtige met een lager inkomen, het eventueel laten stijgen van de tarieven op basis van het inkomen behoort ook tot de mogelijkheden. Deze vorm van consumptiebelasting voldoet naar mijn mening meer aan het

draagkrachtbeginsel, immers de belastingdruk zal toenemen na mate het inkomen stijgt. Zoals reeds hiervoor aangegeven heeft een consumptiebelasting, naar mijn idee, een negatieve invloed op de belastingheffing. De consumptiebelasting is enorm complex en de handhavingskosten zullen enorm zijn, dit komt het vertrouwen in de belastingheffing niet ten goede.

Wanneer ik de inkomstenbelasting van Nederland vergelijk met die van Duitsland zie ik veel

overeenkomsten. Beide belastingstelsels zijn bijvoorbeeld porgressief en men heeft in beide stelsels heffingskortingen (in Duitsland de belastingvrije som). Er zijn echter ook een aantal verschillen. Het mooiste verschil en wellicht ook een oplossing voor de tariefsarbitrage met een man-vrouw firma is het Duitse Splittingtarief.

Het Splittingtarief kan voor de Nederlandse inkomstenbelasting, naar mijn mening, een mooi aanvulling zijn. Van oudsher (zonder overigens te discrimineren) is vaak de man degene die het brood verdient, de vrouw zorgt meestal voor de kinderen en het huishouden. Dit is in onze huidige maatschappij niet meer de standaard uitgangspositie. Wanneer alleen de man het inkomen verdiend, is het inkomen geheel bij de man belast. Hieruit kan geconcludeerd worden dat Nederlandse belastingstelsel gericht is op individuen. In Duitsland wordt aan de hand van het Splittingtarief meer gekeken naar het gezin (de partners). Op basis van het draagkrachtbeginsel van het gehele gezin is deze wijze van benadering begrijpelijk. In de huidige samenleving ziet men ook dat steeds meer gezinnen bestaan uit tweeverdieners. Het zou op basis van deze gedachte dan ook denkbaar zijn om de inkomstenbelasting meer te richten op het gezin als de individu. Een mogelijke vergelijking in dit kader is:

Situatie 1: man en vrouw, de man heeft een inkomen van € 100 000. In situatie 1 wordt in de huidige inkomstenbelasting deze € 100 000 geheel bij de man belast, waarvan een deel in het toptarief valt. De draagkracht van het gezin is in totaal € 100 000.

Situatie 2: man en vrouw, de man heeft inkomen van € 50 000 en de vrouw heeft een inkomen van € 50 000. In situatie 2 wordt in de huidige inkomstenbelasting € 50 000 bij de man en € 50 000 bij de vrouw belast, er valt geen deel van het inkomen in het toptarief. De draagkracht van het gezin is in totaal ook € 100 000.

Er ontstaat een verschil in belastingheffing terwijl de draagkracht van het gezin gelijk is. In situatie 1 zal meer belasting betaald worden dan in situatie 2. Beide situaties zijn op het eerste gezicht gelijk, echter ontstaat er een verschil door de keuze in wie werkt er en wie niet. Wanneer men in Nederland ook een

draagkrachtbeginsel

15 juli 2018

soort gelijk Splittingtarief wordt ingevoerd, zal de draagkracht van het gezin in situatie 1 en situatie 2 gelijk zijn. Vanuit het gezin bezien is dit een volstrekt juiste benadering van het draagkrachtbeginsel. Het laatste punt ten aanzien van het Duitse belastingstelsel is dat de aftrekposten aftrekbaar zijn tegen het progressieve tarief en ook belast zijn tegen het progressieve tarief. Men kent dus geen tariefscorrectie voor inkomensvormende aftrekposten.

draagkrachtbeginsel

15 juli 2018

5. Conclusie & aanbevelingen

Hoofdstuk 5, conclusie & aanbevelingen oftewel het laatste hoofdstuk van deze (master)scriptie.