• No results found

Bejegening en behandeling

Theoretisch kader

Groepsleider 1: Ja, dat ze altijd zo hard praten, wat wij altijd heel intimiderend vinden, maar voor hen is het heel gewoon blijkbaar

4.3 Fase twee: behandeling

4.3.2 Bejegening en behandeling

“En het lastige is ook: ons werk bestaat eigenlijk uit het opleggen van een norm. Dat is wat wij doen. … En we hebben enorm veel normen die wij dan opleggen, daar begint het al mee als je kijkt naar de regels, als je kijkt naar de dagindeling: nou, Nederlandser kan niet! Half zes eten, stipt om acht uur aan het werk, maar als je deze kliniek over zou hevelen naar het zuiden, laten we zeggen naar Frankrijk, dan heb je al een hele andere dagindeling.” (groepsleider in een focusgroepdiscussie).

in dit onderdeel wordt beschreven hoe algemene behandelmethodieken en organisatiekenmerken (‘What works’ principes; begrip als onderdeel van de behandeling; het verlenen van zorg op maat en het hebben van een divers personeelsbestand) volgens onze respondenten bijdragen aan de kwaliteit van zorg. daarnaast worden specifieke maatregelen voor etnische minderheden beschreven.

‘What works’ principes

diverse uitgangspunten voor behandeling worden genoemd als parameters voor het cultuursensitief werken. aansluiten bij de intrinsieke motivatie van de patiënt is daar één van. een ander ligt besloten in de zogenoemde ‘What works’ principes (risico, behoefte, responsiviteit en integriteit) voortkomend uit de psychologie van crimineel gedrag (andrews & Bonta, 2010). deze vier beginselen worden steeds vaker genoemd als uitgangspunt voor de behandeling van mensen met persoonlijkheidsproblematiek. de intensiteit van het zorg- en beveiligingsniveau dient te zijn afgestemd op het recidiverisico van het individu (risico). Het aanbrengen van verandering in de dynamische risicofactoren is het doel (behoefte), waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en leerstijl van de dader (responsiviteit) en waarbij de behandelaar zich integer opstelt (integriteitsbeginsel) (Van der laan et al., 2007). door de behandeling te concentreren op de grootste dynamische risicofactoren, voorkomt men alles te willen behandelen dat ‘gek’ aandoet. Patiënten hoeven niet te veranderen in modelburgers: alleen dat wat echt risicovol is moet behandeld worden. Hierin wordt expliciet rekening gehouden met de (on)mogelijkheden van de patiënt. dat impliceert dus ook kennis hebben van cultureel bepaalde opvattingen en gedragingen. deze laten zich immers niet eenvoudig veranderen: “Zo heb je hier een Turkse patiënt die van huis uit niet geleerd heeft om initiatief te tonen, nou, dan hoef je dat van zo iemand ook niet te verwachten” vertelt een behandelaar daarover. een

psychotherapeut vertelt dat cultuur voor hem voornamelijk een responsiviteitsfactor is. daarbij denkt hij aan thema’s als eer, de mate van openheid die wordt verlangd en schuld en schaamte. Cultuur als risicofactor is hij nog nooit (in de literatuur) tegengekomen. indien gevraagd of dit ook van toepassing is op kwesties van eergerelateerd geweld, noemt hij een casus uit het verleden. daarin droeg cultuur wel bij aan het tot stand komen van het delict.

Responsiviteit in de dossiers

Het beschrijven van responsiviteitskenmerken is onderdeel van het behandelingsplan. in drieëntwintig van de negenendertig dossiers wordt dit beschreven.27 in veertien verschillende dossiers wordt, impliciet of expliciet, naar cultuur als responsiviteitsfactor verwezen:

y

y in drie dossiers wordt expliciet melding gemaakt van culturele factoren: ‘cultuurverschillen’, ‘taal en communicatie’ (beide niet nader uitgelegd) en een ‘cultureel bepaalde, meer gesloten houding’ worden genoemd. dit laatste punt wordt wel nader toegelicht in het behandelingsplan.

y

y in vier dossiers wordt gesproken over taalproblemen, in een vijfde geval wordt gesproken van een zwakke intelligentie, ‘met name op het verbale vlak’. in dit intelligentieonderzoek wordt opgemerkt dat de lage iQ-score mogelijk samenhangt met het feit dat hij in een andere cultuur is opgegroeid en nederlands niet zijn moedertaal is.

onduidelijk is op basis van welke criteria een taalbarrière als responsiviteits-factor wordt benoemd. een patiënt beschrijft tijdens een interview met de on-derzoekers zijn taalproblemen, ook in een van zijn verlengingsadviezen wordt hier melding van gemaakt. in zijn behandelingsplan wordt het echter niet als responsiviteitsfactor aangemerkt.

y

y in drie dossiers worden familieverhoudingen als responsiviteitsfactor genoemd (éénmaal wordt dit expliciet met cultuur in verband gebracht; zie laatste casus van het eerste punt).

y

y in drie dossiers wordt krenkbaarheid als responsiviteitsfactor benoemd. op basis van de rest van het dossier kan verwacht worden dat cultuur hiermee iets te maken heeft.

27 de overige zestien dossiers betreffen behandelingsplannen die volgens een ouder format zijn opgesteld, waarvan een beschrijving van responsiviteit nog geen onderdeel uitmaakte.

y

y in één casus wordt ‘maatschappelijke onzelfstandigheid’ als responsiviteits-factor benoemd. Mogelijk houdt dit verband met migratieproblematiek.

Begrip als ingang voor de behandeling

responsiviteit is een belangrijk thema in een behandeling. Het heeft geen zin om iets van patiënten te verwachten dat ze zich niet eigen kunnen maken. een goede behandeling begint daarom met luisteren naar de patiënt. als de patiënt zich gehoord en gekend voelt, verloopt de behandeling voor alle partijen een stuk soepeler. de psychiater vertelt daarover dat je niet alleen de ziekteverschijnselen moet behandelen, maar de mens in zijn geheel moet proberen te begrijpen. een hoofd behandeling verwoordt het als volgt:

Met je culturele achtergrond sta je in het leven en kan je vastlopen. dan kom je in zo’n kliniek. dan is het zaak om elkaar te gaan verstaan. niet langs elkaar heen praten, maar elkaar te begrijpen. erachter komen wat belangrijk is voor de ander.

Tegelijkertijd creëert dit een spanningsveld. enerzijds is het belangrijk dat patiënten zich gerespecteerd voelen in wie ze zijn en wat voor hen belangrijk is. anderzijds wordt van patiënten verwacht dat zij zich aanpassen. Het hoofd behandeling legt uit dat het stevig kan botsen als een behandelingsteam aangeeft dat bepaalde zaken niet door de beugel kunnen, hoewel men het over de uitgangspunten meestal wel snel eens wordt: “de meeste mensen willen wel een plezierig leven, een rustig leven zonder geweld, daar kom je uiteindelijk vaak wel uit”. onbevooroordeeld luisteren betekent immers niet dat je geen grenzen stelt en alles accepteert van de patiënt. Bovendien is het in ieder geval voor de diagnosticus de taak om oordelen te vormen. een van de diagnostici geeft daarom aan dat het niet mogelijk is om zonder oordeel te luisteren:

nou, ik denk niet dat je echt kunt luisteren zonder te interpreteren en dat heeft ook een functie. door te interpreteren kun je de zaken misschien ook wat beter plaatsen, dus ja, dat heeft ook zo zijn functie en ik denk dat je toch nooit vrij en zonder oordeel kan luisteren.

daaraan voegt ze toe dat je niet op een gesloten manier moet luisteren. “Je moet de patiënt wel de mogelijkheid geven om te vertellen”. Zo vertelt een psychotherapeute

over een patiënte die vaak met een hoofddeksel rondloopt, wat door haar groepsleiders als onbeleefd wordt gezien. de psychotherapeute vertelt dat ze vanuit haar vak probeert om er achter te komen wat iets voor een patiënt betekent. daarom heeft ze ook gevraagd wat het dragen van een hoofddeksel voor haar betekent, zonder hier zelf vooraf een invulling aan te geven. andere medewerkers gaven wel een invulling aan dit gedrag van de patiënte. Ze vonden de patiënte namelijk weerspannig, omdat zij weigerde in te gaan op verzoeken om binnen geen hoofddeksel te dragen. Waar dat in nederland over het algemeen als onbeleefd wordt ervaren, zien mensen in andere culturen het als eervol en kuis. naarmate de cultuurverschillen groter worden, wordt ook het belang om onbevooroordeeld te luisteren groter. dit vergt een actieve houding van de behandelaar, aangezien patiënten uit zichzelf niet geneigd zijn hun gedrag te verklaren vanuit cultuur. ook in dossiers treffen we voorbeelden waaruit blijkt dat de patiënt vindt dat er soms te snel conclusies worden getrokken. in een cultureel interview wordt bijvoorbeeld beschreven dat een patiënt zich niet altijd begrepen voelt door zijn hulpverleners in de kliniek. Hij ziet dat ze hun best doen, maar vindt dat er evenwel soms te veel wordt geconcludeerd op basis van zijn dossier en wat groepsgenoten over hem zeggen, zonder dat hem zelf iets wordt gevraagd. Zijn psychotherapeut vormt hierop de uitzondering. dit komt overeen met de mening van de geestelijke verzorger; hij geeft aan dat de patiënten niet altijd ruimte voelen om hun kant van het verhaal te vertellen:

Interviewer: Maar is het ook niet deel van de behandeling dat patiënt zijn verhaal kan vertellen? Bijvoorbeeld bij de intake of zo?

Respondent: nee, zo begint het niet. Want het is wel waar, in de psychotherapie komt het wel terug en dan wordt er ook gevraagd natuurlijk, maar je komt hier binnen en het eerste verhaal dat over je ontstaat is ons verhaal over jou en we vragen niet: vertel eens, hoe is je leven geweest?

dit terwijl patiënten wel de gelegenheid krijgen om aan te geven met welke delen van hun ‘voorgeschiedenis’ ze het niet eens zijn en waarom niet; deze aanpassingen worden in het document opgenomen. ook tijdens psychodiagnostische interviews krijgen patiënten veel ruimte om te vertellen. een open houding vormt namelijk niet alleen de basis van de behandeling; volgens een diagnosticus draagt het zelfs bij aan adequaat risicomanagement:

Maar iemand zit hier natuurlijk een tijd en je moet, wil toch kijken hoe het vanuit mijn vakgebied, hoe het risico zit zowel binnen als buiten en als mensen elkaar niet begrijpen dan heb je grotere kans dat mensen stress oplopen en ook binnen een risico kunnen vormen. dat wil je verminderen. Je wil heel graag dat iemand wel begrepen wordt. in die zin wil je dat er veel aandacht voor is.

Motiverende gespreksvoering is een methode die wordt gebruikt in de Van der Hoeven Kliniek om het onbevooroordeelde luisteren te stimuleren. alleen op deze manier worden mensen voorbereid op echte verandering (Miller & rollnick, 2002). een hoofd behandeling vertelt dat middels cursussen motiverende gespreksvoering in de kliniek blijkt hoe moeilijk het is om je eigen spoor los te laten, niet in te vullen en niet vanuit de ‘reparatiereflex’ te handelen (als de hulpverlener een probleem ziet, zal hij het wel even oplossen). Mensen schrikken ervan, maar vinden het ook erg leuk om hiermee geconfronteerd te worden. Behandelaren zien in dat het veel meer oplevert om op deze manier met een patiënt te praten. daarbij moet je niet vanuit jezelf denken, maar vanuit de ander en zijn motieven onderzoeken. een psychotherapeute geeft aan dat een goede therapeut sowieso zichzelf moet kennen en inzicht moet hebben in het eigen functioneren, inclusief vooringenomenheden. daarom moeten psychotherapeuten zelf in therapie.

Kennis nemen van de culturele achtergrond van de patiënt kan ook een ingang zijn tot behandeling. een psychotherapeute vertelt dat het interesse tonen hierin misschien niet van direct nut is voor de behandeling. Het zorgt er echter wel voor dat de patiënt zich gehoord voelt en beter op zijn gemak is:

Het hielp hem wel om daar ook een stukje aan cultuur te wijten, zodat hij daardoor minder schaamte voelde, zodat hij het meer kon verklaren en beter zelf kon aanpakken. Hij ging bijvoorbeeld opvoedingsprogramma’s kijken en daardoor kon hij ook merken dat in de nederlandse cultuur mensen heel anders worden opgevoed en dat hij vroeger werd geslagen. en of dat uit de cultuur kwam of niet, voor hem was het een goede kapstok eigenlijk.

Gedrag wijten aan cultuur maakt het veiliger en acceptabeler voor patiënten, waardoor ze er gemakkelijker in de behandeling mee aan de slag kunnen gaan. een

andere psychotherapeute vertelt dat ze om deze reden met de patiënt meegaat in zijn beleving van religieuze visioenen. Ze vraagt wat hij precies ervaart en wat dit voor hem betekent, zonder hem eerst te willen overtuigen van haar verklaringsmodel (psychose). een groepsleider geeft aan dat hij een van zijn Marokkaanse patiënten altijd begroet met ‘salaam aleikum’. daarmee geeft hij aan dat de patiënt er mag zijn en dat zijn cultuur er mag zijn. Hij probeert de patiënt tegemoet te komen in zijn belevingswereld, dichtbij de patiënt te staan en hem met respect te benaderen. daardoor merkt hij dat deze patiënt in gesprek met hem in principe altijd eerlijk is. een psychiater vertelt dat een goede werkrelatie erg belangrijk is. Hij wijst er bijvoorbeeld op dat 30% tot 70% van alle medicatie niet wordt ingenomen. dit is waarschijnlijk voor een belangrijk deel te wijten aan een problematische behandelrelatie. investeren in onderzoek naar bijvoorbeeld therapietrouw kan daarom bijzonder veel winst opleveren: “en daar wordt in de psychiatrie weinig over gepubliceerd. Het zwaartepunt is steeds meer komen te liggen bij de farmaca”. een goede behandelrelatie is volgens deze psychiater essentieel in elke vorm van hulp. in de transculturele hulpverlening zijn de behandelmethodieken inhoudelijk ongeveer hetzelfde bij allochtonen en autochtonen, alleen de manier waarop men de behandeling aanbiedt, ofwel de verpakking, is bij allochtonen anders.

Zorg op maat

alle patiënten zijn anders. Schizofrenie of een antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn diagnoses die bij elk individu iets geheel anders betekenen; het samenspel tussen biologisch, psychologisch en sociaal-culturele factoren leiden bij elk individu tot een unieke situatie. daarom is het individu altijd het uitgangspunt en is maatwerk het antwoord. Wat heeft de individuele patiënt nodig om veilig terug te keren in de samenleving? Cultuur is een onderdeel van dit maatwerk, vertelt een psychotherapeute: “We bekijken het natuurlijk heel erg vanuit een individu en alles wat voor die persoon belangrijk is komt terug en dat kan ook cultuur zijn, dus alles wat iemand bezig houdt komt terug.” allochtone patiënten krijgen in principe geen aangepaste behandeling, omdat elke patiënt een op maat gesneden behandeling krijgt. desalniettemin geeft een van de behandelaren aan dat etniciteit wel een “extra stukje is dat erbij komt en dat je mee moet nemen … en waar je soms je dingen wat op moet aanpassen”. Binnenkort hoopt ze bijvoorbeeld met een patiënt voor het eerst naar zijn familie te gaan. Hij zegt heel nadrukkelijk dat hij daar geen mannen bij wil hebben vanwege zijn moeder en schoonmoeder. normaal is een behandelingsteam van mening dat de patiënt geen voorkeur mag uitspreken, hij moet het doen met wie

op dat moment in dienst is. in dit geval koos men ervoor om toch op het verzoek van de patiënt in te gaan, uit respect voor de familie. ook voorkeuren in het bespreken van delicate onderwerpen worden gehonoreerd:

natuurlijk is er ook wel eens wrijving, maar ik denk dat wij vooral ook heel erg persoonsgericht werken. dus als iemand het bijvoorbeeld heel erg moeilijk vindt om het over seks te hebben met een vrouw, zeggen wij niet per definitie ‘maar het moet toch.’ dus we beginnen dan gewoon eerst met iemand anders en stapje voor stapje merk je dat ze het op den duur ook niet erg vinden om het met een andere groepsleider te doen. Wij zijn daar niet zo stug in.

een groepsleider vertelt dat hij middels het afnemen van een cultureel interview heeft geleerd hoe hij beter met zijn patiënt kan omgaan:

en je merkt ook dat er een andere manier van werken nodig is. ik heb ook het cultureel interview gedaan bij hem en zijn cultuur is: als er ruzie is tussen twee mensen, dan komen de wijze oude mannen erbij, dus als er ruzie is, dan halen we altijd het hoofd behandeling erbij en die kan bemiddelen waar de groepsleiding het helemaal niet kan, omdat er voor hem een soort hiërarchie bestaat van de ouden en wijzen.

in het cultureel interview is uitvoerig stilgestaan bij de culturele achtergrond van deze patiënt. in dit geval heeft dat tot een aangepaste interventie geleid. Hoewel elke behandeling in principe op maat wordt gemaakt, beschikken behandelaren over trucs om ook aan allochtone patiënten een goede behandeling te geven. de psychiater vertelt bijvoorbeeld dat hij extra tijd investeert in allochtone patiënten en families. Vooral wanneer zij het ziektebeeld schizofrenie niet erkennen, besteedt hij extra tijd aan het geven van uitleg over de ziekte. daarbij zet hij zich in om de situatie van de patiënt te nuanceren. door uit te leggen dat de ziekte met medicijnen heel goed behandeld kan worden en dat hun zoon in vergelijking met zijn medepatiënten een heel goed toekomstperspectief heeft of heel goed bezig is met zijn muziek, kan de familie zich getroost voelen. op deze manier vermindert de weerstand als gevolg van botsende verklaringmodellen. Toch is niet iedereen van mening dat een speciale bejegening nodig is. een diagnosticus zegt daarover het volgende: “als de allochtonen zo nederlands zijn, dus hier geboren enzo, dan denk ik: de nederlandse

aanpak werkt voor hen ook prima”. een groepsleider wijst erop dat in deze denkwijze een gevaar schuilt:

en de moeilijkheid is dat heel veel mensen rationeel een aantal nederlandse kwaliteiten overnemen, bijvoorbeeld de manier van communiceren … maar cultuur gaat heel diep en dat zit uiteindelijk in je genen, dus als er een hele moeilijke situatie ontstaat, dan gaat men weer terug naar dat onbewuste en dan haal je daaruit wat je hebt meegekregen van je ouders en dan komt dat weer naar boven. en daar moeten we als behandelaars heel erg alert op zijn.

aan de oppervlakte zijn mensen goed geïntegreerd. Wanneer het moeilijk wordt, grijpt men volgens hem terug naar wat in de eerste levensfase is geleerd. Juist in tijden van conflict wordt het daarom belangrijk om bewust te zijn van de cultuurverschillen.

Diversiteit van het personeelsbestand

een beter begrip van patiënten leidt tot een betere behandeling. daarvoor is kennis nodig vanuit verschillende invalshoeken. delicten ontstaan immers niet in een vacuüm, maar in een complexe interactie van biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren (volgens het biopsychosociale model). Besluiten omtrent behandeling worden daarom altijd in multidisciplinair verband genomen: alle disciplines zijn daarbij vertegenwoordigd. de psychiater legt daarover uit:

er zijn veel meer factoren die invloed hebben op iemands delict en het zijn nooit alleen de ziekteverschijnselen. Je moet dus niet alleen de ziekte behandelen, maar de mens in zijn geheel proberen te begrijpen en daarom denk ik dat het goed is dat wij in deze kliniek vanuit verschillende disciplines nauw samenwerken en samen een sterk geheel vormen.

Biologische en psychologische factoren zijn duidelijk vertegenwoordigd in de rol van psychiater en psycholoog (diagnosticus of psychotherapeut). de factor cultuur is minder duidelijk ingebed. deels wordt dit ondervangen doordat verschillende aanwezigen verschillend contact met de patiënt hebben. een buitendienstfunctionaris kan rapporteren over het sociaal netwerk van de patiënt en een psychotherapeut is gewend om de motieven van de patiënt te onderzoeken. eén van onze respondenten merkt op dat er volgens haar toch iets ontglipt:

eigenlijk moet je een speciaal persoon hebben die zich alleen met cultuur bezig houdt. Want ik zit soms bij diagnostiekbesprekingen en dan voel ik bij sommige patiënten dat cultuur een rol speelt, maar ja, ik ben geen expert en ik zit daar op dat moment als iemand van diagnostiek, van intelligentietesten en dan kan ik op dat moment er niets tussenin brengen,