• No results found

door

Z. VAN DOORN, Opperhoutvester.

Ontwikkelingsgang der djaüboschexploitatie op Java.

Het is opvallend, hoeveel overeenkomst de ontwikkelingsgang er boschexploitatie vertoont in onderling zeer verschillende landen van de wereld. Hoe ook klimaat, houtsoorten, volksontwikkeling

eenloopen, i n z a k e boschexploitatie en verkoopmethoden is de overeenkomst dikwijls treffend,

In de djatibosschen op Java, die geheel landseigendom zijn, nebben we voor 1865 reeds een extensieve vorm van

staatsexploi-a ie gekend, die voornstaatsexploi-amelijk de voorziening in de houtbehoefte van het gouvernement zelf beoogde. Omstreeks 1865 volgde hierop ae verkoop op stam in groote langjarige perceelen met exploitatie aoor den kooper. Als tusschenvorm gaf men enkele perceelen uit met contractueele levering van bepaalde sortimenten aan het Gou-vernement: een voortgezette staatsexploitatie dus met behulp van aannemers voor den kap.

_ De verkoop op stam geschiedde óf onderhands óf bij openbare inschrijving tegen betaling van een bedrag in eens (pachtschat-perceel) of van een bedrag per Ms verkregen hout (retributie per-De directe invloed van het boschwezen op de houtvoorziening aer consumenten en op de prijsvorming was toen gering. Toch was

ze particuliere perceelsexploitatie in elk geval een vooruitgang bij n Vroegeren wilden kap door het Gouvernement zelf. '

Intusschen was een dienst van het Boschwezen ontstaan, die in

e tachtiger jaren de eerste schreden zette in de richting van aankap in eigen beheer. Deze eerste pogingen (in Japara,

Rem-bang) zijn niet geslaagd, doordat de organisatie van den dienst nog niet krachtig genoeg was voor die taak.

Eerst na 1897 werd de particuliere perceelsexploitatie geleide-lijk, onder veel strijd en aarzeling (bij de Regeering) vervangen door den gereglementeerden aankap in eigen beheer door het in-tusschen gegroeide gouvernementsbosehwezen.

Tegenwoordig wordt als regel het hout verkocht liggend op de stapelplaatsen van het Boschwezen aan de spoorwegen of open-bare verkeerswegen.

De redenen, die geleid hebben tot deze volledige gouverne-mentsexploitatie waren:

/. Boschbouwkundige: voor een goede verjonging en verpleging van de bosschen is het noodig, kap en transport in eigen hand te hebben.

2. Sociale: a bij de exploitatie door particuliere contractanten gaat door omstandigheden gelegen in den aard, die aan dergelijke contracten inhaerent is, veel hout verloren; het boschwezen kapt zuiniger en de meerdere houtopbrengst komt der gemeenschap ten goede;

b het boschwezen is bij eigen exploitatie in staat meer aandacht te besteden aan de houtvoor-ziening van de Inlandsche bevolking; dit ligt bui-ten de sfeer der particuliere exploitanbui-ten; deze richtten zich dan ook bijna uitsluitend op de wes-tersche gemeenschap in Indië en op den export, en hebben bij herhaling zelf erkend voor de hout-voorziening aan de Inlandsche bevolking niet ge-schikt te zijn en deze aan het boschwezen te wil-len overlaten; in het algemeen was een meer po-sitieve invloed van het boschwezen op de hout-voorziening en in verband daarmee op de prijs-vorming noodig.

3. Financieele: zoowel door de grootere houtopbrengst der aankappen, als door de betere organisatie van alle werk-zaamheden in één hand, konden door het Boschwezen betere financieele resultaten worden verkregen; dit laatste werd uit den aard der zaak dikwijls door de houtexploitanten

bestreden. Ziedaar in vogelvlucht de ontwikkelingsgang van het Djatiboschbeheer op Java i ) , dus:

vóór 1865 extensieve gouvernementsexploitatie meerendeels voor eigen gebruik (landsgebouwen, gouvernements suikerfa-brieken, marine);

1865 tot ± 1897 verkoop op stam op langen termijn met exploitatie door de koopers, houtexploitanten genaamd,

1897 tot heden geleidelijke invoering van de gereglementeerde gouvernementsexploitatie op grond van met zorg samengestelde bedrijfsplannen: exploitatie (kap m transport) door het Bosch-wezen, verkoop op de stapelplaatsen.

Thans is deze vorm van exploitatie vrijwel overal ingevoerd;

voor nagenoeg het geheele djatiboschareaal van bijna 800.000 hectaren, zijn bedrijfsplannen gemaakt, die den gang van de ex-ploitatie, de verjonging, de dunning, de verpleging en bescher-ming zoodanig regelen, dat de duurzaamheid van het

boschbe-driJf en de vooruitgang der boschgesteldheid zijn gewaarborgd.

Met de invoering der eigen exploitatie is gepaard gegaan de aanleg van een uitgebreid net van houtafvoerwegen, voornamelijk smalspoorbanen (thans reeds meer dan 2000 k.m.).

Voor verkeer en mede voor houttransport zijn wegen voor auto en kar naar en in het b'osch aangelegd.

Zoowel hooger, als middelbaar en lager personeel zijn in aantal en hoedanigheid toegenomen.

Met de invoering der houtexploitatie door het boschwezen zelf is samen gegaan een verbetering en, intensiveering van het bosch-beheer in elk opzicht, tegelijk met een verbetering van de hout-distributie.

De aandacht wordt gevestigd op het feit, dat de volgende fase in de gouvernementsdjatiboschexploitatie nog ontbreekt, n.l. de machinale verzaging van, het ruwe hout. Alleen de behoefte er aan begint zich te manifesteeren.

Soortgelijke evolutie der boschexploitatie in andere landen.

Reeds werd opgemerkt, dat eenzelfde ontwikkelingsgang is te nn«i- i1^' J" KERBERT. Geschiedkundig overzicht van de houtvervreemdings-dat \ °P ^3 V a (T e c t o n a I 9 1 9 , Praeadvies voor het houtvesterscongres in

constateeren in andere landen, die tot een intensief staatsbosch-beheer zijn gekomen.

In Duitschland is het wel eenigszins anders; daar heeft het boschbeheer al veel langer op een hoogeren trap gestaan. De exploitatie door houtexploitanten heeft er niet zulke afmetingen aangenomen. Eigen exploitatie door het boschwezen zelf is al heel vroeg ingevoerd, hoewel de afvoer uit het bosch meestal aan de koopers is overgelaten, zelfs nu nog. Dit laatste hangt samen met de vooral plaatselijke houthandel en -industrie, die zich daar ontwikkeld heeft.

Met Finland is de overeenkomst in bedrijfsontwikkeling grooter.

We vinden daarover gegevens in een voordracht, gehouden door Prof. Dr. A. K. CAJANDER *), die langen tijd hoofd van het Finsche Boschwezen was.

De exploitatie der staatsbosschen is daar al spoedig in handen van groote houtaankapondernemingen gegeven door verkoop op stam in uitgestrekte, langjarige concessies. Daarna is de aankap geleidelijk in eigen hand genomen met verkoop van het hout liggende op de stapelplaatsen. Echter is in Finland hieraan een volgende fase verbonden, n.l. de oprichting en exploitatie van staatszagerijen voor veredeling van het hout.

Aan het eind van zijn voordracht zegt CAJANDER „In der Geschaftstatigkeit der Staatsforstverwaltung hat, wie aus dem Gesagten erhellt, eine bedeutungsvolle Entwicklung stattgefun-dien. Sie hat sich von -dem einfachen starren, hauptsachlich nur einmal im Jahre geschehenden Verkauf auf den grossen Holzver-steigerungen zu einer sehr vielseitigen und elastischen Tatigkeit entwickelt, bei welcher sowohl stehendes Holz verschiedener Art und auf verschiedene Weise, halbverarbeitete Holzware und gesagte Ware verkauft bzw. exportiert wird. Dabei tritt aber auch ein anderer Zug deutlich hervor. Statt dass der Staat früher kaum auf die Preisbildung einwirken konnte, sondern diese fast souveran von den Kaufern bestimmt wurde, hat sich die Forst-verwaltung mit der Zeit — natürlich innerhalb der Grenzen, welche von der allgemeinen Lage auf dem Weltmarkt gesetzt 1) Prof. Dr. A. K. CAJANDER. Die Geschaftstatigkeit der Staatsforstver-waltung Finnlands, in Vortrage über die Waldwirtschaft und Forstwissenschaft in Finnland 1925.

werden immer aktiver an der Preisbestimmung beteiligen tonnen; der Verkaufer hat bei den Abschlüssen eine den Kaufern T u f ^ Wri g e r, f " ^ S t e l l u n g errungen, was ja wohl aucn als das Normale betrachtet werden muss".

In de Boekowina, vroeger tot Oostenrijk-Hongarije, nu tot roemenie behoorend, doet zich hetzelfde verschijnsel voor.

OPLETAL i ) , lange jaren leider van het boschbedrijf aldaar mans professor in Brünn, noemt in zijn boek de nadeelige gevol-gen van het vroegere systeem van verkoop op stam in uitgestrekte concessies op langen termijn.

J ï / r M8, d a a r d e b o s c h e iSe n a a r (vroeger de Grieksch katholieke geestelijkheid, nu de Roemeensche staat), overgegaan tot den bestlana n ^ t r a n s p o r t w e g e n- D e v e r k o oP °P stam bleef nog

Kort daarna echter nam het boschbeheer ook den aankap op Prof n6 t V e r k 0°P °P d e s t aPe lPl a a t s e n- T han s, zoo deelde mij

' U P L E TA L mede, heeft Roemenie besloten tot den volgenden O i T °p r i c h t i n& e n exploitatie van staatszagerijen.

uok ,n Tsjecho Slowakye hetzelfde beeld bij de staatsbosschen.

doeleind V/0 e S e r 6 e n S 0°r tWe e i g e n exPloitatie voor speciale f a b r i c ( a a- P°taschwinning, glasblazerijen, ijzermijnen en

Daa 1 1 , T

g d

°

0 r V6rkOOP

°

P Stam

°P

la

"g

en termi

J«-üaarop volgde weer met het intensievere beheer en de betere c h t r k on;t n gd 'a d e i n V O e n'n g ^ d e «taatsexploitatie der b ! scnen en kort daarop van staatszagerijen

v a l L t a m d T n t ^ V e r S C h e"e n E l^c l oP ^ e Tchecoslo-ITru' t , " °r e t S Z e g t 0 P L E T A L °P bJdz. 149 over de boschgebleden met een vroegtijdige intensieve exploitatie, In zijn de" l0 enS^P?r i é t a , ï e S , h a b i t u e l l e m e n t l Y exploitent euxmêmes depuis marhand enandeeS ? ^ ^ I a H v r a i s 0 n d u b o i s fa^onné au S j n ^ P°JntS d'U Ü a C C è S f a c i ! e P °u r hu; de sorte que

marchand peut acheter sans risque". En op bldz. 218

elles mlm -b°i S f a ?°n n é P a r I e S administrations forestières b-memes, qui a commence vers le milieu du XIXme siècle

^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ * » Qütern des

s'est répandue de plus en plus et est devenue la regie aujourd'hui pour toutes les administrations modernes".

Van de meer afgelegen boscbgebieden, die eerst later tot ontwikkeling kwamen, zegt hij op bldz. 150:

„Dans les vingt dernières années du XlXe siècle 1 'exploitation des forêts de 1 'Etat et de nombreuses forêts appartenant a des particuliers fut confiée a des entrepreneurs privés; concurremment avec 1'exploitation en régie, on évinca cette dernière.

Ainsi que cela se pratiquait jadis partout oü l'on voulait faire naïtre rapidement a la vie économique d'immenses forêts éloignées des centres en ouvrant du même coup des routes commerciales a l'écoulement de grosses quantités de bois, les propriétaires de forêts et, tout comme eux, l'administration forestière de l'Etat, vendaient les arbres sur la base de contrats généralement conclus pour une période de 10 ans, et abandonnaient a des entrepreneurs privés 1'exploitation et Ie traitement industrie! du bois, ainsi que Ie soin de toutes les installations nécessaires, par exemple l'établis-sement de moyens de transport, la construction de scieries, etc".

Voor de groote particuliere boscheigenaren geldt ongeveer het-zelfde, als voor den staat als boschbezitter. Ook die hebben een tijd gekend, dat ze hun bosch op stam verkochten en. zijn daarna overgegaan tot exploitatie (kap en afvoer) in eigen beheer, ge-paard aan de exploitatie van eigien zagerijen.

Voor andere landen, b. v. Britsch-Indië geldt eveneens, dat met een voortschrijdende economische ontwikkeling, gepaard gaat de drang om te komen tot exploitatie in eigen beheer van de bosschen, die het eigendom der gemeenschap zijn.

Machinale verzaging heep voor de djatiexploitatie

•op Java minder beteekems gehad dan voor de boschexploitatie in andere landen.

In het voorgaande werd herhaaldelijk de oprichting van staatszagerijen genoemd als een fase in de evolutie der bosch-exploitatie, en wel een fase, die gepaard gaat met of volgt op de invoering der exploitatie (kap en transport) in eigen beheer van de staatsbosschen. Dit is voornamelijk in die landen het geval, waar de ontwikkeling van het boschbedrijf van betrekkelijk jongen datum is en een particuliere houtindustrie zich nog weinig had

ontplooid. Was dit laatste wèl het geval, als in vele streken van Duitschland, met een van oudsher bestaande locale houtindustrie, dan kon de fase der staatszagerijen zich meestal niet ontwikkelen. '

Hoe is het hiermee bij ons Djatibedrijf op Java gesteld?

Alvorens hierop in te gaan, is het noodig te wijzen op een merk-waardig verschil in de werkwijze bij de exploitatie van djati op Java, tegenover die in andere boschgebieden.

In Europa wordt het hout geveld en zoo weinig mogelijk bewerkt, alvorens het wordt getransporteerd. Soms worden, alleen de takken afgekapt, soms wordt de stam ontschorst, soms wordt hij nog naar lengte in twee of meer stukken verdeeld. Meer ge-beurt er als regel niet aan de stammen. Alleen worden achterge-laten tak- en stamstukken van geringere waarde wel in het bosch verder bekapt (eiken dwarsliggers, e.d.).

De ruwe stamstukken worden verder machinaal verwerkt in een zagerij, 't zij door den boscheigenaar of concessionaris, 't zij door den houthandel, 't zij door den consument. Een intensieve hout-industrie heeft zich ontwikkeld, die deze functie uitoefent.

Deze zelfde gang van zaken kent men ook voor de meeste tropische boschexploitaties, en in Amerika.

De houtveredelende industrie kan hierbij gevestigd zijn in of nabij het bosch van herkomst of aan een spoorweg, of ook aan een rivier, waarlangs het hout wordt gevlot, óf in een afscheep-haven, of zelfs in het consumptiegebied (b.v. Europa).

In tropische boschexploitaties hebben de stammen in het bosch (met den bijl) evenzeer slechts een minimum van bewerking on-dergaan. Tenminste dit is de regel, waarbij in aanmerking dient genomen te worden, dat in extensieve exploitaties veelal alleen de mooie gave stammen worden gekapt.

Ook bij de teakexploitatie (teak = djati) in Britsch-Indië, Burma en Siam zien we hetzelfde: met den bijl wordt de stam weinig bewerkt; de verdeeling geschiedt of in kleine bosch-zagerijen door den exploitant, of in kleine locale bosch-zagerijen door houthandelaren of in de grootere centra in grootere zagerijen.

Vormbepaling met den bijl speelt in het djati-bosch nog een groote rol.

Hoe geheel verschillend ging en gaat het met onze djati.

Ter plaatse in het bosch wordt de stam niet alleen geveld, van takken ontdaan en in rechte stukken verdeeld, maar de kapper ( = houthakker) moet het hout verder met den bijl bewerken en in den vorm brengen, die de boschexploitant wenscht, 't zij een cylindrische dolk, 't zij een balk, zwalp of dwarsligger. Wij noemen dit de vormbepaling in het bosch, tegenover de andere, de vormbepaling in de zagerij.

In diien vorm wordt dan het hout afgevoerd om grootendeels zonder verdere verwerking den consument te bereiken. En eerst deze verzaagt het hout verder, zooals voor zijn doel past en wel meestal met handarbeid zonder machinale verzaging.

Alleen enkele houthandelaren, waarover nader en dan enkele grootconsumenten, als S. S. i ) , N. I. S. 2), B . P. M. 3), K. P. M. 4), gevangenissen, verzagen het djatihout machinaal.

Een belangrijke djatihout veredelende industrie, als onderdeel van den houthandel, heeft zich op Java niet ontwikkeld. Slechts een klein deel van het op Java verwerkte djatihout wordt door den houthandel machinaal verzaagd. En ook het naar Holland geëxporteerde djatihout wordt daar slechts ten deele door den handel verzaagd. Meestal geschiedt dit eerst door of vanwege den consument.

Mij is geen tweede geval bekend, waarbij de bewerking met den bijl door den kapper in het bosch zoo ver gaat als bij onze djati, en waarbij het zoo gebruikelijk is, dat het hout in onbe-zaagden vorm uit de handen van het boschwezen, door die van den handel, geheel ongewijzigd overgaat in handen van den consument.

En zelfs voor de enkele handelaren in djatihout, die wel een behoorlijke machinale zagerij hebben, is de handel in het onbe-zaagde hout hoofdzaak.

De vormbepaling bij de vroegere particuliere houtexploitanten.

Hoe is het met die opmerkelijke wijze van vormbepaling van de djati vroeger geweest, toen het hout op stam werd verkocht?

1) Dienst der Staatsspoorwegen.

2) Nederlandsen Indische Spoorweg Maatschappij.

3) Bataafsche Petroleummaatschappij.

4) Koninklijke Paketvaart Maatschappij.

In den grond precies als nu! Slechts werden voor 30 jaren nog geen dolken (ronde stamstukken) vervaardigd, maar alleen bal-ken, zwalpen, dwarsliggers en enkele andere beslagen hout-werken.

De particuliere houthandelaren, die toen de djatiexploitatie in handen hadden, hebben niet anders gehandeld dan vóór hen het gouvernement (de gedwongen levering van hout voor gebouwen en schepen) en na hen het gouvernementsboschwezen der latere jaren. Zij lieten door de kappers het hout in het bosch bewerken, in plaats van dit in houtzagerijen te doen.

Wel hebben verscheidene groote en kleine houthandelaren-boschexploitanten toen machinale zagerijen opgericht, waarin een deel van hun hout werd verzaagd, maar meestal gingen ze uit van den reeds bekapten stam ('t zij rondhout of balk). Slechts enkelen gingen hun ruwe stammen verzagen. Dit is zeker op-merkelijk, omdat ze in die jaren over langjarige houtconcessies en dus over het djatihout in den ruwsten vorm konden beschikken;

en te meer omdat zij toen groote behoefte hadden aan hout in kantrechten vorm (zwalpen en balken voor Europa, dwarsliggers voor Java en voor Z. Afrika). Dit kantrechte hout lieten zij als regel i n de kapvlakten bekappen met den bijl, waarbij het bruik-bare afvalhout verloren ging.

Die machinale verzaging bracht dus weinig verandering in de exploitatiewijze van de djati.

Pogingen van het Boschwezen tot een andere vormbepaling.

De Dienst van het Boschwezen, vooral na 1897, heeft dit an-ders gewild, maar zonder succes.

Zoo heeft zij bij het begin van de gouvernementsexploitatie aer aankappen omstreeks 1900' heengestuurd op de ontwikkeling-van een plaatselijke handel en industrie ontwikkeling-van djatihout, waarbij Het Duitsche voorbeeld voor den geest zweefde. Ook op den gioothandel oefende zij een voortdurende drang uit om tot machinale houtverwerking over te gaan, in plaats van bekapping

m het bosch. S

Het boschwezen begon dan ook in die jaren het hout in ruwen vorm (als weinig bekapte stam) op de venduties aan te bieden.

Immers een bekapping tot een ronden, zelfs cylindrischen stamvorm, terwijl deze toch weer verzaagd moet worden, heeft geen zin, is zelfs nadeelig. Slechts verdeeling in rechte stamstukken heeft zin.

Dit streven van het boschwezen slaagde niet, het ruwe hout werd niet verkocht,; eerst toen de dolken „mooier" werden (d.w.z.

cylindrisch bekapt)" ging het weer. Een plaatselijke houtindustrie ontstond niet; ook de groothandel ontwikkelde geen houtindustrie van beteekenis.

Het leek een moment, omstreeks 1910 of het zou gaan; enkele zagerijen ontstonden, o.a. van de Sam Liem Kongsie, de Java-boschexploitatiemij, van de houthandelmij. Oost-Java, welke laatste zelfs een keer het verzoek deed om ruw hout op de stapel-plaatsen te mogen koopen, „omdat het anders voor haar geen nut had hare zagerij aan te houden". Maar al te gauw had de houtconsument zich ingeschoten op het handverzagen van het nieuwe product, den dolk, en daarmee verdween weer de drang tot machinale verzaging.

Zoo is het streven van het Boschwezen om van de vroegere kantrechte vormbekapping in het bosch over te gaan tot den

ronden vorm, volkomen geslaagd en tegelijk volkomen mislukt, wat de bedoeling betreft die er aan ten grondslag lag.

De ruwe dolkvorm, dien men bedoelde, is geworden tot den ron-den potlaodvorm, die een bespotting is van de bedoeling om kap-en zaagverlies samkap-en zooveel mogelijk te beperkkap-en.

Oorzaken van dit alles.

Waarom was voor den houthandel speciaal den groothouthan-del de potlooddolk het ideaal?

Omdat het voordeeliger was de stammen niet te verzagen, maar deze als zoodanig te verhandelen.

En daarvoor is een vorm noodig, die door enkele afmetingen bepaald is: vroeger de recht-hoekige doorsnee, nu de cirkelronde,

althans bij benadering.

Afwijkingen, zooals elke ruwe stam zou geven, zijn daarbij te lastig, prijsbepaling te onzeker.

Deze en andere oorzaken zullen we hieronder nader bespreken.

Heeft het boschwezen, gezien zijn sterke wensch van den

beginne af tot zuiniger houtverwerking, gezien ook het geringe resultaat in de gedachte richting, dat de handel daarbij bereikte, niet gestreefd naar eigen zagerijen?

Zeker heeft dit streven niet geheel ontbroken; zoo werd, naar ik meen, in 1910/11 door de houtvesters in het Tjepoesche het

•verzoek gedaan al het hout te mogen verzagen in een eigen zagerij. De houthandel zal hiermee wel niet hebben ingestemd en de Regeering was er niet voor te vinden.

In Saradan kwam het tot de oprichting van een kleine zagerij die echter in latere jaren niet tot ontwikkeling werd gebracht.

Velen bij het boschwezen waren echter meer geneigd zich te beperken tot de eigenlijke houtproductie en de verzaging aan den houthandel over te laten; ook zij wenschten echter wel, dat de vormbepaling in het bosch zou worden overgebracht naar de zagerij.

De geschiedenis van het boschwezen op Java is mede geken-merkt door den strijd tusschen het boschwezen, dat het hout in ruwen vorm wil afgeven en den houthandel dwingen tot verzaging en dezen handel, die niet in staat is hiertoe over te gaan, waardoor

De geschiedenis van het boschwezen op Java is mede geken-merkt door den strijd tusschen het boschwezen, dat het hout in ruwen vorm wil afgeven en den houthandel dwingen tot verzaging en dezen handel, die niet in staat is hiertoe over te gaan, waardoor