• No results found

Het begrip ‘advocaat’ en de kernwaarden van de advocatuur

Hoofdstuk 4: De tuchtrechtelijke procedure

5.1 Het begrip ‘advocaat’ en de kernwaarden van de advocatuur

In een rechtsstaat speelt de advocaat een belangrijke rol als voorlichter en gids van de leek, de burger die juridische bijstand nodig heeft. De advocaat waakt over de naleving van de bestaande wetten en ongeschreven normen180 en staat zijn cliënt als dienstverlener bij door te adviseren, te bemiddelen, te onderhandelen en te procederen. De advocaat draagt daarmee bij aan een ‘rechtsstatelijke cultuur’, waarin zowel burger als overheid zich bewust is van de belangrijke rol die het recht vervult in de verschillende verhoudingen binnen de samenleving.181 Een advocaat is altijd belangenbehartiger en vertrouwenspersoon van één partij en dus volledig partijdig. Dat is meteen ook één van de kernwaarden182 binnen de advocatuur: partijdigheid. Als raadsman steunt hij zijn cliënt ‘door dik en dun’ en mag hij dat niet halfhartig doen. Hij dient daartoe onafhankelijk te zijn en vrij zijn eigen afwegingen te maken. De advocaat is onafhankelijk van de overheid, nu elke advocaat van rechtswege lid is van de Nederlandse Orde van Advocaten (de NOvA), 183 een publiekrechtelijke organisatie die bevoegd is

180

Bannier (2005), p. 620. Advocaten behoren volgens Bannier tot de belangrijkste spelers binnen een goed functionerende rechtsstaat, en dragen dan ook een zware verantwoordelijkheid. Vgl. Banier (2011), p. 30, waar auteur opmerkt dat de bijzondere rol van de advocaat in de maatschappij recentelijk nog benadrukt is door zowel de Commissie van Wijmen (waarover later meer) als het kabinet. Zie in dit verband ook Haak in Zwitser-Schouten (2003), p. 44, waar auteur een advocaat ‘de poortwachter van het recht’ noemt.

181

Gezichtspunt van de Commissie Dit is een advocaat, zie Leliveld (2013), p. 49 – 50.

182

De term kernwaarden is geïntroduceerd door de Commissie Advocatuur (waarover later meer). Ze zijn sinds de laatste wijziging van de Advocatenwet opgesomd in artikel 10a.

183

De NOvA is op grond van de Advocatenwet ingesteld op 1 oktober 1952 en wordt bestuurd door een algemene raad (de AR), die bestaat uit zes advocaten. Het hoofd van het bestuur is de

verordeningen vast te stellen die alle advocaten binden. Ook is men binnen de advocatuur niet (langer)184 onderworpen aan toezicht door –en dus onafhankelijk van- de rechterlijke macht, maar kent de beroepsgroep eigen tuchtrechtelijke instanties op twee niveaus; de Raden van Discipline en het Hof van Discipline, waar overigens ook leden van de rechterlijke macht zitting in hebben. Tenslotte dient de advocaat onafhankelijk te zijn van zijn cliënt. Hij moet in volledige vrijheid zijn beroep kunnen uitoefenen en de mogelijkheid hebben om zijn cliënt ‘nee’ te verkopen, als deze iets van hem wenst dat niet met zijn beroepsethiek of moraal te verenigen is.185 Om die reden willen de meeste advocaten volgens Bannier terecht geen juridische bijstand verlenen aan vrienden of familie.186

Van een advocaat wordt uiteraard ook verwacht dat hij deskundig is, wat met zich meebrengt dat de aspirant-advocaat na zijn universitaire opleiding tevens een driejarige beroepsopleiding dient te volgen. Tijdens die opleiding staat hij als stagiaire ingeschreven en oefent hij de praktijk uit onder begeleiding van een andere advocaat, zijn patroon. Gedurende zijn loopbaan wordt verder van de advocaat verwacht dat hij zich zal blijven bijscholen om op de hoogte te blijven van alle juridische ontwikkelingen.

De advocaat dient te waken over zijn eigen integriteit, door zorgvuldig en adequaat met vertrouwelijke informatie om te gaan en belangenverstrengeling tegen te gaan. Met andere woorden: hij dient zich te onthouden van enig handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.187 Dit komt ook de vereiste vertrouwelijkheid ten goede; zijn cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat de advocaat op een discrete manier zal omgaan met alles wat de cliënt met hem deelt.188 Zoals integriteit een

algemeen deken. Voor meer informatie over de NOvA, zie de website: advocatenorde.nl. De Advocatenwet is op 1 oktober 1952 in werking getreden, Wet van 23 juni 1952, Stb. 1952, 365.

184

De advocatuur stond tot de instelling van de NOvA in 1952 onder toezicht van de rechterlijke macht.

185

Bij de belangenbehartiging van zijn cliënt moet de advocaat partijdig zijn, maar deze mag niet zo ver gaan dat hij zelf deel van de partij wordt en zijn onafhankelijkheid verliest, zie Niemeijer (2005), p. 14.

186

Bannier (2011), p. 39.

187

Bannier heeft wel eens gedacht dat alle kernwaarden zijn terug te voeren op de kernwaarde ‘integriteit’, zie Bannier (2011), p. 33. Een behoorlijk advocaat is een integere advocaat, stelt auteur op p. 159.

188

voorwaarde is voor het bestaan van een vertrouwensrelatie, stelt Verkijk, is de vertrouwensrelatie voorwaarde voor een optimale belangenbehartiging. 189 Om de uitoefening van zijn werkzaamheden mogelijk te maken met inachtneming van alle hierboven genoemde kernwaarden, geniet de advocaat enkele privileges die in de wet zijn vastgelegd. De privileges van titelbescherming, domeinmonopolie en het verschoningsrecht zijn van essentieel belang voor een goed functionerende advocatuur.190 Nu de toegang tot het ambt is gereguleerd en de titel ‘advocaat’ is beschermd, wordt een zekere mate van professionele bekwaamheid gegarandeerd.191 Dat is bevorderlijk voor het vertrouwen in de beroepsgroep; iets wat gezien de bijzondere vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt van wezenlijk belang is binnen de advocatuur. Ook het verschoningsrecht is in die zin essentieel voor het vertrouwen in de advocatuur. Dit is het recht van de advocaat alles wat onder zijn geheimhoudingsplicht valt geheim te houden.192 De advocaat is niet verplicht om enige informatie van zijn cliënt vrij te geven, daar kan de cliënt gerust op zijn. Juist omdat de cliënt minder goed kan oordelen over de relevantie van bepaalde informatie, moet hij zich vrij voelen alles aan zijn advocaat te kunnen vertellen wat voor de behartiging van zijn belangen nodig is of kan zijn.193

Vanwege de kwetsbaarheid van de hen toevertrouwde publieke belangen genieten advocaten ook overheidsbescherming in de zin van domeinmonopolie, wat betekent dat zij in bestuursrechtelijke zaken en strafzaken, en in civiele zaken vanaf een bepaald belang het alleenrecht hebben om te procederen.194 De samenleving kan het zich niet veroorloven de bescherming van de betreffende belangen uitsluitend aan de vrije markt over te laten, nu het gaat om de goede rechtsbedeling die zowel voor cliënten als voor de 189 Verkijk (2010), p. 296. 190 Leliveld (2013), p. 49. 191

Niemeijer & Ter Voert (2005), p. 13.

192

Zie ter illustratie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2013, JA 2013/156 m.nt. De Vries, waar het Hof benadrukt heeft dat advocaten gebonden zijn aan een beroepsgeheim en tevens aan een afgeleid medisch beroepsgeheim.

193

Bannier (2011), p. 68.

194

Art. 79 Rv. Zie voor meer over verplichte procesvertegenwoordiging Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2011/24. Overigens is de competentiegrens van de kantonrechter verhoogd van €5.000 naar €25.000, waardoor volgens Verkijk in het overgrote deel van de civiele zaken geen

verplichting tot procesvertegenwoordiging geldt, zie Verkijk (2014), p. 54. In strafzaken en bestuursrechtelijke bestaat de verplichte procesvertegenwoordiging altijd.

samenleving van cruciaal belang is.195 Een goede beroepsuitoefening in de advocatuur is in het belang van de cliënt en in het belang van de advocatuur, maar ook het algemeen belang is gebaat bij een goede beroepsuitoefening. Van de beroepsbeoefenaren wordt verwacht dat zij in ruil voor de bijzondere privileges en het domeinmonopolie een zekere verantwoordelijkheid voor het functioneren van het rechtsbestel dragen.196 Daarom wordt publiekrechtelijke reglementering van het tuchtrecht voor de advocatuur noodzakelijk geacht.197 De behoorlijke beroepsuitoefening pleegt gewaarborgd te worden door onder meer regels te stellen voor toelating tot- en gedrag en deskundigheid binnen de advocatuur. Alleen door een hoog niveau van controle op naleving van die regels, kan de samenleving gerechtvaardigd vertrouwen in de advocatuur.198