• No results found

9 een begrenzing van gansche complexen, indien op

In document VAN MR. G. VAN VOLLENHOVEN (pagina 22-46)

andere wijs . uitvoerbaar, bij het tegenwoordige recht kan voegen. Buys heeft, in een ander ver-band, vóór lang het tegendeel onder licht gebracht.

De menschelijke persoon, zei hij, is eer eenheid, die zich niet in een aantal personen — een rijks-burger, een provincierijks-burger, enzoovoort — laat splitsen; als lid van welke gemeenschap, als on-derworpen aan welk rechtsgezag, zijn rechtsbehoefte voldaan wordt raakt hem niet, en het onscheid-baar dooreenloopen van rijks- en provinciaal en plaatselijk belang deert en verbaast hem niet ; maar te ijveriger verlangt hij dat het samenstem-mend produkt van alle hooger en lager rechts-fjezae de behoeften der bonte menschenmaat-schappij doelmatig bevredige. Men behoeft, om de juistheid te zien, maar aan het belastingwezen te denken ; doch men kan veel stappen verder gaan en zeggen, dat het recht niet kringen van gebied of van personen raakt, maar de op alle denkbare wijzen dooreengesponnen menschelijke toestanden en betrekkingen, die door het recht van geen enkele moderne rechtsgemeenschap in zulke kringen bevat worden ; dat het niet te doen is om stukken doocle schering, maar om te weten door hoedanig rechtsgetouw de levende spoel wordt heengeworpen ; dat het internationale, het nationale, het locale, het godsdienstige recht even-zeer dezelfde reels berijden als internationale treinen

en binnenlandsche treinen en buurttreinen doen, welker opeenvolgen en aansluiten echter gewaar-borgd wordt doordat een zelfde dienstregelaar den samenhang daar hij over te zeggen heeft verzekert, verschillende dienstregelaren zich over dien samenhang verstaan. En ziehier de uitnemende waarde van een welgevoegd staatsrecht. Snijdt men het gezamenlijke recht der aarde in horizontale schijven door er eerst een internationaal recht af te lichten, dan elk der losse nationale, dan de lagere, en kerft men dat nationale of lagere recht weer in locale en waar het pas geeft gentiele reepen, de samenhang van dat gezamenlijke recht laat zich door stelletjes algemeene-bepalingen niet terugtooveren, en staatsman noch burger ziet vóór zich, door wat oproeping en ordening van hoo-ger en lahoo-ger kracht het geheel winnen kan in vastheid en lenigheid beide. Zoekt men echter, zonder naar alwetendheid te talen, juist dien sa-menhang te verstaan, men eischt vóórop inzicht in het in- en uitwendig staatsrechtelijk verband der lagere en hoogere rechtsgemeenschappen, van de onaanzienlijkste af tot de wereldomvattende toe, om vervolgens in dat geraamte naar verticale indeelingen aan stuk voor stuk van het gezamen-lijke recht zijn plaats en hiërarchisch geordende schikking te kunnen wijzen.

Een dusgebouvvd staatsrecht, door Thorbeckes systematische rechtsstudie voor het rijk en zijn

1 1

deelen aangedrongen, door hem ontworpen en doorgezet, is voor Curaçao en Suriname niet zonder gebreken nagevolgd, voor Indië noch door de bestierders begeerd noch door de wetenschap in vijftig lange jaren bereid. De gezagsverhou-ding van den lande tot onget'emde streken en stammen, het staatsrechtelijk gestel van zelfbe-stuur en politiek contract met zijn velerhande werkingen, maar ook de veelvormige delegatie van regelingsbevoegdheid, de regeling door resi-dent en door regent, de overgelaten inheemsche rechtspraak, het verdringen van staatsrechtelijke bevoegdheid door instructie en aanschrijving, de rechtsdwang tegen zelfbesturen, politiebevoegdheid

en politierecht liggen, met zooveel andere, goed-deels braak; en het zou van de decentralisatie, zoojuist voor de west in nieuwe baan gebracht, of van een nieuwe strafwetgeving lang niet de zwakste verdienste zijn zoo zij, in Indië binnen-komend, zich met het wiegelend staatsrecht geen dag verdroegen.

Doet men eenmaal van de verdichting van door formules omheinde gansche rechtscomplexen afstand, men vindt voor het werk der wetenschap een tweede loon. De menschelijke wetenschap immers heeft bij al haar arbeid, bij het toetsen van een strafschaal voor delikten zoo g-oed als bij het samenvatten van de hoogste hypothesen der uiteenliggende wetenschappen, maar één

hou-vast, en dat is : aaneenpassing. Is nu de bouw-grond van een wetenschap hard, zij kan het lang met empirie en compilatie doen ; maar de rechts-wetenschap heeft geen toets voor haar bevindin-gen en verklarinbevindin-gen, dan zulk een aaneenpassing.

Met voorliefde zoeke men dus, naast verwante rechtsordeningen uit den vreemde, overal het pathologische, de hapaxeirèmena ; zoeke men overalvandaan de in het wild groeiende ordenin-gen, als den rechtstoestand van en in de europee-sche nederzettingen in China, het recht waaraan een koopcontract tusschen Nederland en België is onderworpen, de straffen aan atjèhsche land-schappen en dorpen opgelegd, de indische dus-genoemde landbouwconcessie, den surinaamschen alloclialen eigendom. Want de hiërarchische orde-ning der gezamenlijke rechtsgemeenschappen zelf wordt door de systematische rechtsstudie slechts hiertoe vooropgesteld, om ook het overige op aarde levende recht ter hand te kunnen nemen als een legkaart, van welker goede schikking men eerst zeker is wanneer al haar deelen aan-eensluiten.

Zulk een rechtsgeheel der gansche aarde is niet van alle tijden. De oudste rechtsgemeen-schappen immers, hetzij dan horden of gezinnen of anaktische of andere, zijn als knusse kringetjes te voorschijn gekomen, hebben zich uitgebreid,

13

zich verbonden, elkaar opgeslokt, strijdigheden geëffend, zich weer uitgebreid of weer ver-bonden; en zoo zijn, na tal van terugvallen, eerst vanlieverlee duurzame staatsgemeenschappen gevestigd, is eerst in de zeventiende eeuw de plooi eener europeesche, en niet vóór onzen tijd die eener wereldomvattende rechtsgemeenschap,, zichtbaar geworden over cle aarde. Het waren verstrooide dorpen in een heel wijd veld; het werd een aaneengebouwde stad.

De rechtsbeoefening heeft ook hier niet immer de haast ontilbare zwaarte van haar werk ge-voeld. Zeker, bij schenking of vruchtgebruik liet zij om romeinsch en oudfransch recht allerminst verlegen. Sprak zij van oorlog, zij zou voor geen ark vol goud de fetiales hebben thuisgelaten. Viel tiendrecht in de discussie, de wet van Mozes was niet te goed voor u. Doch hadden die oudjes hun lakeiendienst aan het portier van de moderne rechtskwestie uitgediend, ze mochten naar hun huiszittenhuis terug. Twee uitgenomen;

maar de eerste dier beide, het justiniaansch privaatrecht, sloeg geen gelegenheid af om van zijn blijven aanzitten in den hedendaagschen kring de redelijkheid te bepleiten, en het germaansche of oudvaderlandsche recht kreeg welterdege den stempel mee van een opus supererogatorium.

Romeinsch staatsrecht of strafrecht, twaalftafelen-recht of glossatorentwaalftafelen-recht, helleensch twaalftafelen-recht of

oudengelsch staatsrecht trof nogf wel eens een duitsch professor ; niet weinig echter bleef voor den eerlijken vinder.

De verklaring, voor thans geen aflaat meer, is wel het treffendst gegeven in een parallelie van rechts- en godsdienstwetenschap door een niet tot akademisch jurist gewaarmerkte, door Snouck Hurgronje. Voorheen, zegt Snouck, gin-gen godgeleerdheid en rechtsgeleerdheid uit op het ontdekken en schiften van wäre tegenover välsche religieuze en juridische denkbeelden ; be-trokken zij uit het vroegere en vreemde slechts haar nooddruft voor dat schiftingswerk. Dan, goeddeels door de evolutieleer der natuurweten-schappen is het doel der godsdienstwetenschap een ontwikkelingsgeschiedenis van den godsdienst en der religieuze opvattingen geworden, van ani-misme en fetisisme langs stam- en volks- en wereldgodsdienst, een ontwikkelingsgeschiedenis daar de waardeeringen van haar schrijver los buiten staan. Gelijkerwijs nu, zegt Snouck, heeft de zuivere rechtswetenschap niet het vermeende ware recht voor bepaalde maatschappijen in be-paalde tijden tot voorwerp, maar het recht en de rechtsopvattingen van hun prilste vormen tot op nu in één verstaanbare samenschikking.

Men ging, stel ik, naar deze raadgeving aan het werk. Men zou aldra in tijdperken of locale perken of rechtsperken belanden waar

gesta-15 tueerd en vanboven gehandhaafd recht ontbrak of bijzaak was, waar dus gewoonte in gewoonte-recht, recht in zede, adatrecht in adat, overvloeide.

Had nu Ihering gelijk met te zeggen dat nieuw recht nooit opkomt dan uit strijd, nooit op de gemoedelijke wijs waarop cum den ablativus kwam te regeeren, de rechtshistorie had één vaste baak.

Doch ziet men hoe zoetjesaan, hoe zonder ge-drang of gedruisch, episoden der moslimsche wet in het adatrecht van onzen archipel zijn inge-slopen; hoe zich het familie- en erfrecht van onze chineezen in Indië op sommig stuk onge-merkt vervreemd heeft van wat hun vaderen uit China hadden meegebracht; hoe het geviel dat een regel van internationale heuschheid door wijzi-ging van omstandigheid of belangen een waarde bleek te hebben gekregen die hem vanzelf als rechtsregel deed erkend worden: men zal de stelling »geen recht dan na strijd" als merkteeken er aan geven. Buitendien, een zwarte streep tus-schen recht en gewoonte, of tustus-schen recht en moraal, zou nadeel doen ; niet overmits die drie met godsdienst en ekonomisch leven en nog veel andere in één verband liggen van wederkeerige inwerking, want aan dat verband tracht reeds de samenvattende en vooral aanvullende weten-schap der sociologie naar vermogen recht te doen ; maar dewijl overal tusschen rechtsregel en gewoonteregel, of tusschen rechtsregel en

moraal-regel, tusschenclingen staan die zonder verminking niet bij een der beide kunnen worden ingedeeld.

Men behoeft daartoe niet naar de moslimsche plichtenleer te gaan met haar aanbevolen en afge-keurde handelingen die van de verplichte 3n ver-bodene niet zijn los te knippen ; noch naar het oudst verkeer van landsheer en standen ; men zie slechts het gebruik dat den rechtsinhoud der overeenkomsten meebepaalt, de vergrijpen die met berisping, of die door ouders in hun kinderen, worden gestraft, of die muurvaste praktijken van hedendaagsch bewind die men in goedhollandsch de conventions van de constitutie noemt. Brengt dus scheiding schade, en is zij nochtans noodig voor wie niet dilettant genoeg is om de continue wetenschappen als continuum te willen beoefenen, hoe zal men doen?

De zwarigheid krimpt aanmerkelijk zoo men ook hier de betrokken rechtsgemeenschappen telkens voorop, en het gezamenlijk rechtsprodukt eerst daarachter, stelt. Zulk een vooropschuiven begint met te vragen wat rechtsgemeenschappen zijn ; welker omschrijving natuurlijk niet uit een dogma-tiek maar uit het leven zal zijn te nemen, ex iure sumatur ; en zoo worden aanstonds de rechtsmeenschappen die in strakker, haast eenheid ge-worden, of losser personenkringen bestaan onder-kend var die jongere welke hoofdzakelijk of enkel beheerschers van toestanden en betrekkingen zijn.

i ;

Hoe de gezins- of stamgemeenschap in een rechts-gemeenschap met gezag, de genealogische in de territoriale rechtsgemeenschap overging, en hoe het snoer van deze zich aldoor meer ontbond door eigen woelzucht en het aandringen en indringen van hoogere en vreemde rechtsgemeenschappen, moet natuurlijk niet in goedkoope typeeringen maar in strenge specialisatie, geleid door de veel-zijdige ontdekkingen van ethnologie en historie, worden nageprent ; maar wordt het dan ook eener-zijds tot een aahschouwingswaarheid, clat voor de haast gesloten rechtsgemeenschapjes gewoonte en moraal niet alleen in verhouding maar in hoedanig-heid gansch andere dingen zijn dan later of elders onder dien naam begrepen worden, anderzijds I maakt eerst deze vooropschuiving bedacht, dat . naar gelang van de gesteldheid der

rechtsgemeen-schappen het overerven en overnemen van recht en moraal en gewoonte langs gansch verschillende wegen gaat. Zoo leert zij voorts de noodzaak inzien om voor eiken tijd en streek te vragen, hoe de rechtsgemeenschappen waaraan men gekluisterd is

zoo die er zijn —, de rechtsgemeenschappen daar men vrijer of minder vrij in- en uitloopt, en die welke men zelf in het leven roepen en opheffen kan, zich in omvang en invloed van rechtsg/ezap' en rechtsprodukt tot elkaar verhouden. En niet het : laatst gaat zij na op wat wijze de hoogere

rechts-gemeenschappen zich meer en meer belasten gaan

met de handhaving van het recht dat de lagere blijven geven.

In de tweede plaats verhoedt zulk een voorop-schuiven tevredenheid met de onverwerkte waar-neming dat, hetzij bij een hof van Holland of een schout van Maredorp of een inlandsen vorst, staats-rechtelijke functies vereenzelvigd zijn die onze wijs-heid scwijs-heidt als dag en nacht, dat een voorschrift der salische wet geacht werd in één bewoording eigendomopvolging en troonopvolging te bevat-ten, of dat menig waterschap van weleer even privaatrechtelijk als publiekrechtelijk was omdat van die gebenedijde tegenstelling de praktijk van toen evenmin afwist als de leer van toen. Zeer zeker stijgt die waarneming torenhoog boven het bedrijf van dogmatische juristen, die om het vreemde recht de hoepen slaan van het hun ge-meenzame ; doch zij leidt niet tot verklaring, zoo-lang men niet voor elk geval van voormaals en thans het geleidelijk verschuivend verband nagaat tusschen ontwikkeling en werkbaarheid der be-trokken rechtsgemeenschappen in haar samenhang aan één kant en anderzijds haar begeerte en be-kwaamheid en manier om hetzij stukken gewoonte en moraal tot recht te stempelen hetzij dwang-regels te scheppen voor die aldoor groeiende be-hoeften waarvoor geen vaste gedragregel of har-monie van gedragregelen zich heeft kunnen, of zonder dwang zou kunnen, vormen. Aldus

over-i 9 tuigt zij meteen dat omtrek en inhoud en snit van het betroffen recht móét verschillen naar den toestand zijner rechtsgemeenschappen, wat wel het kennelijkst is in manier en mate van beschut-ting door politie en straf; overtuigt zij dat zelfs als twee rechtsgemeenschappen hetzelfde rechts-produkt mochten hebben dat niet hetzelfde is. De rechtsompaling en rechtsgroepeering, welke paste bij de europeesche rechtsgemeenschap die tot halfweg de negentiende eeuw, naar het woord van Buys, niet veel meer dan marktpolitie dreef tusschen de volken, sloot al niet meer op een wereldomvattende rechtsgemeenschap met veel-vuldige arbitrage van rechtsgeschillen en met een op permanentie aangelegd centraal concert ; maar sluit allerminst op de wereldomvattende rechtsge-meenschap van thans, nu door de stichting van een vast arbitragehof — dat intusschen reikhalst naar Aulus Agerius — een stadium is geïnitieerd van generaliteitsorganen met welomschreven be-voegdheid.

Het derde en niet geringste gewin echter van ooropschuiving der rechtsgemeenschappen is, dat zy de juiste plaats in de rechtshistorie schijnt te wijzen aan de rechtsbegeerten en rechtsopvat-tingen. Zij toch zorgt dat niet ieder boek daar een priester Hilkia mee aan komt dragen voor levend of uitgebloeid recht wordt aangezien ; dat men zich niet verbluffen laat door het machtwoord v

als'zou iets hindoerecht of recht van den islaam zijn ; dat menig inlandsch wetboek of vorstenedict of ordonnantie die onder indisch adatrecht neer-ploft erkend wordt als levenloos, menig onge-wijzigd recht als vervormd door optreden van een ander rechtsgezag of ander optreden van het oude rechtsgezag of door verslapping of aansterking van den rechtsdurf des volks, kortom overal de draden gezocht die rechtsregel aan rechtshand-haver binden, een open oog geslagen in het levend gelaat, in plaats van op het signalement, van het recht. Treffender voorbeeld nog dan het ergerlijk indringen van romeinsch recht in ons oud-vaderlandsche biedt de moslimsche plichtenleer.

Behoeft dit schoolrecht vóór alles historische be-studeering van zijn grondslagen en wording en van de constructie die de school zelve aan die urondslagen gaf, voorts aandachtigheid op gezags-verhoudingen waarnaar het zich nu onbewust, dan om beleidswille, schikte, zijn praktijk, zijn leven en voortplanting, is onverstaanbaar zoo niet op het zorgvuldigst zijn betrekking tot het rechtsgezag overal waar moslims rechtsbelangen hebben voor vroeger en nu wordt nagegaan. In zoodanig gareel gehouden is ook kennisneming van de volken-rechtsphantasmen van Grotius, of van welke rechts-meening en rechtsleering ook, tot het levendigst nut; vermits deze, in voege van actie of van reactie, welhaast altoos in het eind door

jurispru-2 I

dentie of regeling eenig merk stellen op het recht dat leeft.

Kon dat tafereel der ontwikkeling van recht en rechtsopvatting onder onze vogelvlucht worden ontrold, men zou door niets zoozeer getroffen worden als door de loomheid der stof. Differen-tieeringen en synthesen en praktische soluties die ons toeschijnen open te liggen voor oog en hand hebben, om te worden gegrepen, eeuwen en de scherpste koppen behoefd : totéénsmeding van moederland en koloniën, parlementaire volksre-geering, onafhankelijke rechtspraak, of de praeuia lex poenalis. Maar daardoor valt men in de zwaar-moedige vraag, of dan die vermeende rechtsont-wikkeling wel iets noemenswaards heeft bijgebracht tot de verandering van het aangezicht der aarde ; of het niet ten slotte alles neerkomt op eleganter bewerking en keuriger bouw. Stelt Salomoos rechterschap, of een sententie van den grooten rade van Mechelen tegen een belastingheffing van keizer Karel, naast de stoelvaste lijdelijkheid van onzen aan nietontvankelijkverklaring smullenden rechter, en ge vat waar de vraag knelt.

Zoo sterk als waar-ook elders staaft zich hier, wat sinds de grieksche wiskunstenaars het uitgangs-punt aller wetenschap is geweest, dat men in toevalligheden blijft ronddolen zoolang men niet de waarneembare schepping op scherpe

vraag-punten verhoort. En welke wij hier te stellen hebben leert een gezel wiens beslommering voor welvaart aan de onze voor recht evenwijdig gaat, de ekonomie.

Ook daar scheen lang genoeg de taak, de ware huishouding van staat of andere welvaarts-gemeenschap van de verkeerde te onderkennen.

Vaste wetten van productie en distributie voor-opstellend, had men voor de leuze »welvaart voor allen" Q"een anderen inhoud dan lessen van verlicht eigenbelang aan den eenen, van welbe-grepen mededeelzaamheid hetzij van staat of par-ticulieren aan den anderen kant. Ziet echter Ger-minal. Het afgebeulde verhongerde mijnvolk trekt uit om op de rijke verdrukkers den hun ontmer-gelden welstand eindelijk te veroveren; doch die verdrukkers, onmachtig, zelf volslagen onmachtig, om andere betering te geven dan een óf voorbij-gaande óf voor allen te zamen ruïneuze milddadig-heid, kunnen philanthropisch deernis betoonen of kapitalistisch frontmaken, maar den gehoopten welstand geven en waarborgen kan geen ekonomie ter wereld hun aan de hand doen.

Wie predikt clan ontkiemingsmaand ? Ik noem de wijsheid van Marx te dezen opzichte niet als het feillooze laatste woord, maar zijn mond is het toch die heeft waargemaakt dat elke pro-ductieordening haar eigen wetten van productie-vermeerdering en van distributie heeft, waardoor

23

telkens een nieuwe productieordening wordt voor-bereid; hoe thans geen mensch en geen god het misschien nog vaak vertroebeld proces van samen-trekking van kapitaal tot kapitaal kan keeren, waaruit eerst beter ordening der voortbrenging, mettertijd collectivistische voortbrenging en ver-deeling, móét voortkomen ; dat Europa weigeren kan naar Amerika, Azië naar Europa, te zien, maar dat alleen klaar inzicht en voorzienigheid het pijnlijke gedetermineerde proces, zelf het kind van tal van evolutieprocessen, kunnen verzachten en verhaasten. De leer is amoreel : zij werkt niet op onze hebzucht of onze tranen, zij onderricht.

De trots op zulk een sleutel, die van de utopie in de volle wetenschap bracht, kon niet blijven staan voor een gesloten rechtsslot. Wat is recht, zoo haastte men, clan vorm van ekonomische macht? pakt dus al uw rechtswenschen in onzen koffer, en ons beter welvaren zal u beter recht brengen. Gelijkstelling, op de plaats van even-wijdigheid en analogie.

Toch zit de analogie niet schuil. Immers ook de rechtsordening op aarde doorloopt een lange rij van processen, waarin elke rechtsordening haar opvolgster baart. Men ziet hoe de hedendaagsche

Toch zit de analogie niet schuil. Immers ook de rechtsordening op aarde doorloopt een lange rij van processen, waarin elke rechtsordening haar opvolgster baart. Men ziet hoe de hedendaagsche

In document VAN MR. G. VAN VOLLENHOVEN (pagina 22-46)