17. Meerdere talen kunnen spreken is belangrijk.
1-2-3-4
18. De Duitse taal is moeilijk om te spreken
1-2-3-4
19. Spreken voor een groep is leuk om te doen.
1-2-3-4
20. Ik kan mij verstaanbaar maken in het Duits.
1-2-3-4
21. Als ik Duits spreek, ben ik bang om uitgelachen te worden.
1-2-3-4
22. Ik ben bang uitgelachen te worden als ik (algemeen) iets in
de klas moet zeggen.
1-2-3-4
23. Ik vind het belangrijk om me te kunnen uitdrukken in het
Duits
50
4= helemaal mee eens
24. Als ik Duits spreek, ben ik bang om vast te lopen.
1-2-3-4
25. Het is goed om voor een groep te kunnen spreken in het
Duits.
1-2-3-4
26. Ik voel me onzeker als ik Duits spreek.
1-2-3-4
27. Duits spreken is leuk!
1-2-3-4
28. Ik ben bang om uitgelachen te worden als ik in de klas iets
in het Duits moet zeggen.
1-2-3-4
29. Ik voel me op mijn gemak als ik wat moet zeggen in het
Duits.
1-2-3-4
30. Een nieuwe taal leren is leuk!
1-2-3-4
31. Ik vind praten met een accent in een vreemde taal lelijk.
1-2-3-4
51 Bijlage 2: CanDo statements
Geef in onderstaande lijst aan of je in staat bent in het Duits de volgende dingen te doen: Wees eerlijk in je antwoorden.
Naam:
9. Ik kan op een eenvoudige manier groeten en afscheid nemen. Ja/nee 10. Ik kan mijzelf aan anderen voorstellen en reageren als iemand voorgesteld wordt Ja/nee 11. Ik kan zeggen hoe het met mij gaat en vragen hoe het met anderen gaat. Ja/nee 12. Ik kan om dingen vragen, iets aanbieden, voor iets bedanken, begrijpen wanneer
om iets gevraagd wordt. Bijvoorbeeld:
Om een product in een bepaalde kleur vragen Een bestelling doen op een terras of in een café doen.
Ja/nee
13. Ik kan een aantal getallen uitspreken en verstaan. Bijvoorbeeld:
Leeftijd Kloktijden
De prijs van een product
Ja/nee
14. Ik kan eenvoudige informatie over vertrouwde, concrete onderwerpen vragen of geven.
Bijvoorbeeld:
Vragen waar het postkantoor is.
Om gegevens zoals naam en adres vragen en geven.
Ja/nee
15. Ik kan met een kort en eenvoudig antwoord reageren op korte, eenvoudige vragen over mijzelf en andere mensen
Bijvoorbeeld:
Iets vertellen over familie en vrienden Vertellen waar je vandaan komt. Vertellen wat je gaat doen op vakantie
Ja/nee
16. Ik kan in eenvoudige bewoordingen zeggen wat ik wel en niet leuk vind en vragen wat anderen wel en niet leuk vinden.
Bijvoorbeeld:
Welke sport je leuk vindt Welke muziek jij leuk vindt.
52 Bijlage 3: Observatieformulier doeltaalgebruik Score 0: Leerling spreekt geen Duits
Score 1: Leerling spreekt 1 woord Duits Score 2: Leerling spreekt 1 volzin
Score 3: Leerling spreekt meer dan 1 volzin Iedere taaluiting krijgt een nieuwe score Les 1
Naam leerling Taaluitingen A
B C Les 4
Naam leerling Taaluitingen A
B C
53 Bijlage 4: Beoordelingsformulier Gespreksvaardigheid A1
Bron: http://leermiddel.digischool.nl/vo/leermiddel/9c7030243929b7d12e895259050e2793?s=1.8
Laatste rubric zelf toegevoegd.
Naa : ………. Woo rd e n sch at 1 - 4 5 - 8 9 - 12
Beheerst nog niet de meest eenvoudige woorden om dingen te vragen/zeggen
Beheerst de meest noodzakelijke woorden om bijv. te groeten, zich voor te stellen en om eenvoudige dingen te zeggen
Beheerst alle geleerde woorden om eenvoudige dingen te vragen/zeggen Gr am m atica 1 2 3
Kan nog geen zinnen formuleren, maar gebruikt losse woorden zonder zinsverband
Kan een aantal vaste formules gebruiken met het juiste woordgebruik, maar maakt nog wel fouten
Kan alle geleerde vaste formules gebruiken in eenvoudige zinnetjes Vl o e ie n d h e id 1 - 2 3 - 4 5 - 6
Praat met te veel aarzelingen en zonder intonatie
Praat redelijk vlot door, met af en toe een aarzeling
Praat bijna zonder aarzelingen vlot door
Ui
tsp
raak
1 - 2 3 - 4 5 - 6
De uitspraak van wat hij geleerd heeft klinkt niet verstaanbaar genoeg voor een native speaker die vaker met
anderstaligen praat
De uitspraak van wat hij geleerd heb klinkt redelijk verstaanbaar voor een native speaker die vaker met
anderstaligen praat
De uitspraak van wat hij geleerd heb klinkt met wat moeite verstaanbaar voor een native speaker die vaker met
anderstaligen praat In te rac tie 1 2 3
Kan niet op anderen reageren, want verstaat ze nog helemaal niet
Kan anderen met wat moeite duidelijk maken wat hij bedoelt en af en toe reageren op anderen
Reageert op anderen en kan dan uit het hoofd geleerde woorden of chunks terugzeggen In h o u d gesp re k 1-2 3-4 5-6 Geen duidelijke begroeting en opening van het gesprek. Kan niets over zichzelf vertellen
Geen vragen voorbereid. Geen afsluiting van het gesprek.
Spreekt vooral Nederlands
Een aantal onderdelen zijn aanwezig. Een aantal ontbreken.
Spreekt wat Nederlands ertussendoor.
Alle onderdelen van het gesprek zijn duidelijk aanwezig. Geen Nederlands gesproken.
54 Bijlage 6: Vragen voor mini-interview na de gesprekstoets Vragen over het telefoongesprek dat je gevoerd hebt:
1. Wat vond je goed gaan aan het gesprek? 2. Wat vond je minder goed gaan?
3. Vond je het leuk om te doen? 4. Was je zenuwachtig?
55
Bijlagen Paper 5
Bijlage 1 Anxiety-vragenlijst:
Descriptive Statistics Mean Std. Deviation N VMSAMeans 2,6311 ,48497 26 NMSA16REC 3,0000 1,20000 26 Multivariate TestsaEffect Value F Hypothesis df Error df Sig.
Voor_Na Pillai's Trace ,110 3,081b 1,000 25,000 ,091
Wilks' Lambda ,890 3,081b 1,000 25,000 ,091
Hotelling's Trace ,123 3,081b 1,000 25,000 ,091
Roy's Largest Root ,123 3,081b 1,000 25,000 ,091
Tests of Within-Subjects Contrasts Measure: MEASURE_1
Source Voor_Na
Type III Sum of
Squares df Mean Square F Sig.
Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,851 16 Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,841 16
56
Voor_Na Linear 1,769 1 1,769 3,081 ,091
Error(Voor_Na) Linear 14,352 25 ,574
Correlations
SAChange ZIChange NMSAMeans VMSAMeans
SAChange Pearson Correlation 1 ,535** ,492** -,254
Sig. (2-tailed) ,007 ,009 ,200
N 27 24 27 27
ZIChange Pearson Correlation ,535** 1 ,554** ,212
Sig. (2-tailed) ,007 ,005 ,321
N 24 24 24 24
NMSAMeans Pearson Correlation ,492** ,554** 1 ,717**
Sig. (2-tailed) ,009 ,005 ,000
N 27 24 27 27
VMSAMeans Pearson Correlation -,254 ,212 ,717** 1
Sig. (2-tailed) ,200 ,321 ,000
57
Bijlage 2 Cando statements
,000 ,200 ,400 ,600 ,800 1,000 1,200 1. Ik kan op een eenvoudige manier groeten
en afscheid nemen
2. Ik kan mijzelf aan anderen voorstellen en reageren als ik voorgesteld word. 3. Ik kan zeggen hoe het met mij gaat en
vragen hoe het met anderen gaat. 5. Ik kan een aantal getallen uitspreken en
verstaan.
8. Ik kan in eenvoudige bewoordingen zegge at ik el e iet leuk i d e …
Na Voor Effecten
58
Bijlage 3 Puntenverdeling skype-gesprekken
Naam Wortschatz Grammatik FlüssigesSprechen Aussprache Interaktion Inhalt Totaal
Rik 11 3 6 6 3 6 35 Antal 6 2 4 5 2 5 24 Lucy 12 3 6 5 3 5 34 Jort H. 10 3 3 5 3 5 29 Nick 10 3 5 5 3 4 30 Thijs N. 2 1 2 3 1 3 12 Siebe 8 2 4 4 2 2 22 Noa 7 2 2 4 2 3 20 Lizzy 4 2 3 4 2 3 18 Thomas 9 3 6 6 3 5 32 Floore 8 3 3 3 2 4 23 David 7 3 4 4 2 4 24 Thijs K. 7 3 4 3 2 6 25 Luuk 8 2 4 3 1 3 21 Michelle 8 2 3 4 3 6 26 Emma 3 1 2 2 1 2 11 Kris 11 2 4 3 2 4 26 Erik 10 3 4 5 3 5 30 Renze 7 2 4 4 2 3 22 Pieter 5 2 2 2 1 2 14 Isa 10 3 2 2 2 2 21 Lucas 10 2 4 3 2 5 26 Malou 11 2 4 6 2 5 30 Jort S. 9 2 4 2 1 4 22 Willem 2 1 1 2 1 2 9 Bonifiya 11 3 5 5 3 5 32 Annique 10 2 5 5 3 5 30
59
60
Bijlage 4
Naam leerling
Wat vond je goed gaan aan het gesprek?