• No results found

4 Uitvoeringsaspecten

4.8 Bedrijven en milieuzonering

4.8.1 Wettelijk kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren

anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

• het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;

• het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied’. De omgeving van het plangebied kan, gelet op de ligging aan De Hul 7 met de afwisseling van functies (wonen en agrarische functies), worden gekarakteriseerd als rustig buitengebied.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied

Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

4.8.2 Onderzoek

Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de toename van het aantal woningen mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de extra woning mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen boomgaarden aanwezig. Daarom hoeft er geen onderzoek plaats te vinden met betrekking tot spuitzones.

De pluimveehouderij op het perceel Sluisweg 37 ligt op ongeveer 160 meter van de te splitsen woning.

Situering pluimveebedrijf Sluisweg 37 ten opzichte van het te splitsen pand De Hul 7 (Bron: Google Earth)

De minimale richtafstand voor het hinderaspect geur die voor een dergelijke pluimveehouderij gehanteerd wordt is 200 meter op basis van de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (VNG 2009).

Omdat er niet aan deze minimale richtafstand voldaan wordt kan niet op voorhand gesteld worden, dat de nieuwe ontwikkelingen geen beperkingen opleveren voor het pluimveebedrijf. Ook is niet bij voorbaat zeker, dat er ten aanzien van het aspect geurhinder een goed woon- en leefklimaat zal heersen bij de toekomstige twee woningen.

Daarom is in maart 2021 door Dun Advies een geuronderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in een rapport, dat als bijlage 5 aan deze ruimtelijke onderbouwing is toegevoegd. In het rapport wordt zowel aandacht besteed aan het pand De Hul 7 als de locatie De Hul 2a. Hieronder concentreren we ons op het pand De Hul 7.

De Wet geurhinder en veehouderij maakt buiten een concentratiegebied alleen onderscheid in geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De toegestane geurbelasting buiten de bebouwde kom mag in beginsel niet meer bedragen dan 8,0 odour units (OUe).

De te splitsen woning wordt buiten de bebouwde kom gerealiseerd.

Wanneer een gemeente afwijkende normen wil hanteren voor de vergunningverlening, moet er veel worden geregeld. De afwijkende normen moeten in een verordening worden vastgelegd. Daarnaast moet een gebiedsvisie worden opgesteld. Daarin wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied beschreven en gekoppeld aan een beoordeling van de geurbelasting van het gebied. De gemeente West Maas en Waal heeft een geurverordening opgesteld. Maar voor de locatie De Hul 7 is geen afwijkende norm opgenomen in de geurverordening. De norm van 8,0 OUe is derhalve van toepassing.

Uit de berekeningen, uitgevoerd door Dun advies blijkt, dat de geurbelasting ten gevolge van het pluimveebedrijf ter plaatse van het pand De Hul 7 ver beneden de norm van 8 OUe blijft, te weten: 5,5 OUe.

Het verwachte woon- en leefklimaat bij omgekeerde werking wordt bepaald voor de bestaande situatie.

De geurhinder wordt bepaald uitgaande van de achtergrondbelasting en voorgrondbelasting van het gebied. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij (de dominante veehouderij) welke de grootste geurbelasting bij het geurgevoelig object veroorzaakt, hetzij omdat het een grote veehouderij betreft, hetzij omdat de veehouderij dichtbij het geurgevoelig object is gelegen.

In de volgende tabel is de achtergrondbelasting en voorgrondbelasting van de meest invloedrijke veehouderij in de omgeving weergegeven.

Bij het bepalen van de geurhinder geldt als vuistregel dat de voorgrondbelasting maatgevend is indien deze tenminste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting. Uit de tabel blijkt, dat op het rekenpunt de voorgrondbelasting de meest maatgevende belasting is. Aan de hand van de meest bepalende belasting is het percentage geurgehinderde berekend. Ter plaatse van rekenpunt 6 is het percentage geurgehinderde 26%.

PRA Odournet BV heeft in opdracht van het voormalige ministerie van VROM de relatie tussen geurbelasting en geurhinder onderzocht.

Bepalen milieukwaliteit. Bron: GGD-richtlijn geurhinder (oktober 2002)

Op basis van bovenstaande tabel kan geconcludeerd worden, dat de milieukwaliteit ter plaatse van het rekenpunt 6 “slecht” is. Het is aan de gemeente om te bepalen of deze milieukwaliteit als aanvaardbaar wordt gezien.

4.8.3 Conclusie

De geurbelasting ten gevolge van het pluimveebedrijf ter plaatse van het pand De Hul 7 blijft met een waarde van 5,5 OUe ver beneden de norm van 8 OUe. Daarmee wordt voldaan aan de geurnorm. Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Andersom leidt de woningsplitsing niet tot milieutechnische problemen voor de omliggende milieugevoelige functies.

De milieukwaliteit op basis van de voorgrondbelasting is echter ‘slecht’. Het is aan de gemeente om te beoordelen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.