• No results found

3% bedraagt het vergrotingseffect van tarieven op imports die in het productieproces gebruikt worden voor

Invoertarieven in exportmarkten kunnen een belemmering vormen voor Nederlandse bedrijven om deze markten te betreden, omdat Nederlandse goederen relatief duurder worden. Om deze export te realiseren worden echter ook geïmporteerde grondstoffen en halffabricaten gebruikt. Ook daarvoor moeten soms invoertarieven betaald worden en die hebben verder effect in de keten. Doordat Nederlandse bedrijven deel uitmaken van internationale productieketens kunnen invoertarieven op ingevoerde intermediaire goederen een aanzienlijke kostenpost vormen. In dit hoofdstuk wordt niet alleen de tariefdruk in exportmarkten gekwantificeerd, maar worden ook de tarieven op ingevoerde intermediaire goederen doorberekend in de waardeketen om een zo nauwkeurig mogelijk beeld te verschaffen van de tarifaire druk die exporterende bedrijven ervaren.

4.1

Inleiding

Tot dusver is in deze monitor gekeken naar de directe effecten van zowel importtarieven (in hoofdstukken 1 en 2) als importtarieven in exportmarkten (in hoofdstuk 3). In een wereld van toenemende internationale productieketens zijn deze echter sterk aan elkaar gelinkt. Om te kunnen exporteren is importeren vaak een vereiste (van den Berg et al., 2019). Naast de importtarieven die worden geheven op Nederlandse goederen in exportmarkten, gelden er vaak ook importtarieven op de invoer van kritieke grondstoffen en halffabricaten in het productieproces van deze geëxporteerde goederen. Dit hoofdstuk kijkt in meer detail naar die indirecte, extra kosten.

Een belangrijk kenmerk van internationale productieketens is namelijk dat

productiebedrijven grondstoffen en halffabricaten importeren om te kunnen exporteren. Bijna de helft van de bruto exportwaarde van goederen van Nederlandse makelij wordt ingevoerd (Aerts et al., 2020). Dit verschijnsel staat bekend als verticale specialisatie (Hummels et al., 2001). Zo kan het voorkomen dat een Nederlandse machinebouwer als importeur heffingen betaalt op ingevoerd staal uit de Verenigde Staten. Dit staal wordt tijdens de productie verwerkt in de machines die vervolgens worden uitgevoerd naar China, waar opnieuw een heffing geldt, ditmaal op de invoer van machines. Feitelijk ondervindt de Nederlandse producent door deze accumulatie van tarieven een tweetrapstarief en dat staat op gespannen voet met het efficiënt functioneren van internationale productieketens (Koopman et al., 2014). Daaruit volgt dat invoertarieven op intermediaire goederen gebruikt in het productieproces de concurrentiekracht van Nederlandse exporteurs kunnen

geconfronteerd, verder resoneren in Amerikaanse ketens. Daarnaast hebben ze een nadelig effect op bedrijfstakken verderop in de keten door middel van hogere inkoopprijzen, afnemende werkgelegenheid en lagere investeringen.

In dit hoofdstuk passen we de methode van Koopman et al. (2014) toe op gedetailleerde handelsdata voor het Nederlandse bedrijvenlandschap. Daarmee kunnen we berekenen in hoeverre deze indirecte handelskosten doorwerken in de keten. Specifiek staan de volgende drie hoofdvragen centraal:

1. Wat zijn de gemiddelde handelstarieven op Nederlandse exportproducten? Welke goederen, bedrijfstakken en in welke landen ondervinden Nederlandse exporteurs de hoogste invoerheffingen?

2. Wat zijn de gemiddelde handelstarieven op goederen die Nederland binnenkomen? Welke goederen, bedrijfstakken en voor welke landen bestaan de hoogste belastingen? 3. Hoe resoneren handelstarieven op ingevoerde grondstoffen en halffabricaten door in de

productie voor de Nederlandse export? Welke bedrijfstakken zien hun totale tarifaire kostendruk het meest toenemen als gevolg van invoerheffingen op ingevoerde grondstoffen en halffabricaten?

Leeswijzer

De opbouw van dit hoofdstuk volgt de onderzoeksvragen zoals hierboven beschreven. Paragraaf 4.2 richt zich op de belastingdruk van de Nederlandse export naar niet-EU bestemmingen. Paragraaf 4.3 bekijkt hoe dat zit voor de Nederlandse import van goederen van buiten de EU. Paragraaf 4.4 kwantificeert het tweetrapstarief, dat wil zeggen het indirecte effect van tarieven op ingevoerde intermediaire goederen op de totale tarifaire kosten. Paragraaf 4.5 besluit het hoofdstuk met een samenvatting en conclusie. Ten slotte wordt in paragraaf 4.6 een toelichting gegeven op de gebruikte data en methoden.

4.2

Invoertarieven in exportmarkten

Dit hoofdstuk kijkt ten eerste naar de invoertarieven op goederen van Nederlandse makelij in bestemmingsmarkten buiten de Europese Unie. Alleen de export naar niet-EU-landen wordt in ons onderzoek meegenomen, omdat de export naar EU-landen per definitie is gevrijwaard van invoerheffingen. Na een berekening van het gemiddelde invoertarief wordt gekeken naar specifieke producten, sectoren en bestemmingsmarkten. Dit zijn geschatte bedragen, omdat het CBS niet beschikt over cijfers van invoertarieven over goederen van Nederlandse makelij in exportmarkten. Met behulp van cijfers van de Market Access Map van het

International Trade Centre is een schatting gemaakt van het bedrag aan handelstarieven dat geheven wordt op de export van Nederlandse makelij naar niet-EU-landen. Paragraaf 4.6 geeft meer informatie over deze schattingsmethode.

In 2019 werd er op de export van goederen van Nederlandse makelij voor ruim 3,2 miljard euro aan douanerechten geheven. Dat was 3,73 procent van de totale exportwaarde van goederen van Nederlandse makelij naar niet-EU-landen. Figuur 4.2.1 toont het gemiddelde invoertarief op de export naar niet-EU-landen tussen 2015 en 2019. Daaruit blijkt dat er geen duidelijke opwaartse of neerwaartse trend te identificeren was en dat de gemiddelde

handelstarieven om en nabij de 4 procent schommelden. Het ietwat hogere

heffingspercentage in 2016 kan worden verklaard door de lage olieprijzen in dat jaar die invloed hebben op de exportwaarde waartegen het bedrag aan betaalde invoerheffingen wordt afgezet. Over het algemeen zitten er op aardolieproducten namelijk nauwelijks invoertarieven. In figuur 4.2.1 zijn ook de gemiddelde heffingspercentages op Nederlandse goederen opgenomen van de twee belangrijkste afzetmarkten buiten de Europese Unie; de Verenigde Staten en China. De invoertarieven in China zijn gemiddeld genomen hoger dan het gemiddelde invoertarief in niet-EU-landen. De invoertarieven op Nederlandse goederen in de Verenigde Staten liggen beduidend lager dan het gemiddelde. Ook de huidige

Amerikaanse handelspolitiek heeft daar weinig aan veranderd. Zoals het vorige hoofdstuk al aantoonde gelden de recent ingestelde tijdelijke Amerikaanse invoerheffingen voor een relatief klein deel van de verhandelde producten.

4.2.1 Handelsgewogen gemiddeld invoertarief op de export van Nederlandse makelij, 2015-2019

%

Niet-EU-landen China Verenigde Staten

2015 2016 2017 2018 2019 0 2 4 6 8 10

CBS, International Trade Centre (ITC) Market Access Map; eigen berekeningen.

Hoogste gemiddelde invoerheffingen op geëxporteerde