• No results found

Beantwoording subvragen

4. Mogelijke hervormingen van de informatiebeschikking

5.2 Beantwoording subvragen

In het eerste literatuurhoofdstuk werd het antwoord geven op de volgende subvraag: “Wat vormde de aanleiding voor het invoeren van de informatiebeschikking en wat is de werking van de informatiebeschikking?”

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is allereerst uitgelegd wat de informatieplicht van artikel 47 AWR inhoudt en op welke wijze een belastingplichtige aan deze informatieplicht dient te voldoen, zoals besproken in artikel 49AWR. Vervolgens werd een aantal wettelijke bepalingen behandeld waar een belastinginspecteur zich aan dient te houden. Om een beeld te vormen hoe de regeling voor de huidige informatiebeschikking was, werd de regeling voor de invoering van de informatiebeschikking besproken. In deze bespreking werd duidelijk dat inderdaad sprake was van een tekort in de rechtsbescherming van de belastingplichtige. Belastingplichtigen die het oneens waren met informatieverzoeken van de belastinginspecteur riskeerden een omkering en verzwaring van de bewijslast. Er kan terecht geconcludeerd worden dat de belastingplichtige zich niet in een goede rechtspositie bevond.

Nadat de totstandkoming van de informatiebeschikking besproken is, is tevens situatie na invoering van de informatiebeschikking besproken. De nieuwe situatie die is ontstaan na de invoering van de informatiebeschikking op 1 juli 2011 heeft theoretisch beschouwd

inderdaad voor een betere rechtspositie van de belastingplichtige gezorgd, omdat de belastingplichtige eerder in bezwaar en beroep kan gaan tegen de controlehandelingen van de Belastingdienst. De belastingplichtige dient geen dure civiele procedures meer te starten als hij direct wil laten toetsen of de informatieverzoeken van de belastinginspecteur

41

rechtmatig zijn. Dit kan als een verbetering gezien worden van de rechtspositie van de belastingplichtige.

Nadat de aanleiding en werking van de informatiebeschikking besproken was, werd de volgende subvraag geïntroduceerd: “Welke ontwikkelingen deden zich in de praktijk voor na de invoering van de informatiebeschikking?”

Bij het beantwoorden van deze subvraag werd eerst aandacht besteed aan het

evaluatierapport van de staatssecretaris van Financiën, dat in 2013 gepubliceerd was. In dit rapport werd onderzocht of het doel van de informatiebeschikking in de praktijk op de juiste wijze tot uiting kwam. Op basis van het evaluatierapport kon geconcludeerd worden dat de Belastingdienst zorgvuldiger werd met het stellen van vragen aan de belastingplichtige. Ondanks het feit dat de vragen zorgvuldiger door de belastinginspecteur werden gesteld, werd door de belastinginspecteur niet aan slagvaardigheid ingeboet. Tot op het moment dat het evaluatierapport gepubliceerd werd, kon geconcludeerd worden dat de

informatiebeschikking de gewenste werking had. De Staatssecretaris van Financiën concludeerde echter terecht dat het op het moment van publicatie te vroeg was om een definitief oordeel te vellen over de informatiebeschikking in de praktijk.

Vervolgens werd in hoofdstuk 3 een aantal interessante uitspraken van de Hoge Raad behandeld. Deze uitspraken bevatten belangrijke informatie over de toepassing van de informatiebeschikking. Allereerst werd behandeld dat de Hoge Raad ook in de bezwaarfase nog het afgeven van een informatiebeschikking rechtvaardigt. Naar mijn mening is dit geen verbetering voor de belastingplichtige, maar een verbetering voor de belastinginspecteur. De Hoge Raad oordeelde in een andere zaak dat de administratieplicht- en bewaarplicht wel degelijk vatbaar is voor de informatiebeschikking. Ook oordeelde de Hoge Raad dat de belastingplichtige het recht heeft om zijn vragen over het informatieverzoek voor te leggen aan de belastingbelastingrechter. Dit oordeel van de Hoge Raad is wel een verbetering van de rechtspositie van de belastingplichtige, een punt dat nog wel de nodige aandacht vraagt is het tijdstip waarop een administratieplichtige hier een beroep op kan doen.

Tevens werd ingegaan op datgene wat een belastingrechter dient te toetsen bij een

informatiebeschikking. De Hoge Raad gaf als eindoordeel dat een belastingrechter dient te toetsen of het verzoek van de belastinginspecteur binnen de wettelijke kaders is gebleven,

42

de belastingplichtige de verplichtingen heeft nageleefd die in de informatiebeschikking opgenomen zijn, en ook of de belastingplichtige geconfronteerd kan worden met de omkering en verzwaring van de bewijslast.

In het laatste literatuurhoofdstuk werd stilgestaan bij de mogelijkheden om de

informatiebeschikking te hervormen. Hierbij werd onder andere ingegaan op het moment waarop getoetst dient te worden of een omkering en verzwaring van de bewijslast plaats dient te vinden. In dit verband werd geconcludeerd dat een mogelijke hervorming om de rechtsbescherming van een belastingplichtige te verbeteren zou kunnen inhouden dat pas nadat de informatiebeschikking onherroepelijk geworden is, getoetst dient te worden of een omkering en verzwaring van de bewijslast gegrond is.

Voor de administratie- en bewaarplicht werd geconcludeerd dat dit toetsing moment een moment dient te zijn waarop de belastingplichtige niet het risico loopt om achteraf in sterke mate benadeeld te worden door een omkering en verzwaring van de bewijslast. Het is aan de wetgever om hier een wijziging in aan te brengen, als de wetgever inderdaad wil zorgen dat de rechtspositie van de belastingplichtige ten aanzien van de controlehandelingen van de belastinginspecteur verbeterd wordt.

Hierna werden de mogelijke hervormingen van artikel 52a lid 4 AWR besproken. Hierbij werd geconcludeerd dat men niet tevreden is over de werking van artikel 52a lid 4 AWR. De hervorming die gewenst is met betrekking tot dit wetsartikel is in de parlementaire

geschiedenis al geadviseerd door de Raad van State. Het uitvoeren van het advies van de Raad van State zal de rechtspositie van de belastingplichtige aanzienlijk verbeteren.

Ook de discussie over de partiële of volledige omkering van de bewijslast kwam aanbod waar geconcludeerd werd dat omkering van de bewijslast ten aanzien van de gehele aanslag niet proportioneel is als in de informatiebeschikking maar een specifiek punt of kwestie is opgenomen. Er zal voor een betere rechtspositie van de belastingplichtige partiële omkering en geen gehele omkering van de bewijslast plaats moeten vinden.

43

Tot slot werd ingegaan in de mogelijkheid om de verzwaring van de bewijslast te schrappen en daar voor in de plaats een vergrijpboete te introduceren. Het afschaffen van verzwaring van de bewijslast en het invoeren van vergrijpboetes kan als een goed alternatief gezien worden voor de huidige regelgeving omdat dan ook een einde komt aan de vraag of partiële of volledige omkering van de bewijslast plaats moet vinden omdat daar dan geen sprake meer van is. Het afschaffen van de verzwaring van de bewijslast en het introduceren van vergrijpboetes zal de rechtsbescherming van de belastingplichtige verbeteren.