• No results found

4 Jurisprudentie omtrent zuivere vermogensschade 1 Inleiding

4.2 Ontwikkeling in de rechtspraak 1 Kalimijnen

4.2.6 Beantwoording van de prejudiciële vragen

Van de vier vragen bespreek ik er drie. De belangrijkste vraag is of Oostenrijk bevoegdheid kan ontlenen op grond van art. 7 lid 2 Brussel I her. Tevens wordt ingegaan op de vraag of Oostenrijk bevoegdheid kan ontlenen op grond van art. 17-19 Brussel I her alsmede art. 7 lid 1 sub a Brussel I her. Het is van belang om ook stil te staan bij deze vragen omdat in sommige gevallen een persoon die effecten koopt, aangemerkt kan worden als consument. Ook is in bepaalde gevallen sprake van een overeenkomst waardoor art. 7 lid 1 sub a Brussel I her van toepassing is.

De eerste vraag betreft de vraag of het Handelsgericht Wien zijn bevoegdheid kan ontlenen aan de bijzondere bevoegdheidsregeling van art. 17-19 Brussel I her (art. 15- 17 Brussel I).107 Volgens het Hof is art. 17 lid 1 Brussel I her van toepassing indien aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan. Allereerst moet sprake zijn van een consument die niet bedrijfs- of beroepsmatig handelt. Ten tweede moet de overeenkomst met de consument daadwerkelijk zijn gesloten. Ten derde moet de overeenkomst vallen onder één van de drie genoemde categorieën van art. 17 lid 1

105 HvJ EU 28 januari 2015, nr. C-375/13 (Kolassa/Barclays Bank), r.o. 14. 106 Idem, r.o. 12-19.

Brussel I her onder a tot met c. Volgens het Hof wordt aan de eerste en derde voorwaarde voldaan.108 Uit de feiten blijkt echter dat er geen overeenkomst is

gesloten tussen Kolassa en Barclays Bank.109 De bevoegdheidsregels van art. 17-19 Brussel I her zijn dus niet van toepassing.110

In het geval van Kolassa is de vraag of sprake is van een consumentenovereenkomst niet van belang omdat Kolassa niet als consument wordt aangemerkt. Kolassa heeft namelijk geen overeenkomst gesloten met Barclays Bank waardoor niet wordt voldaan aan de drie voorwaarden van art. 17 Brussel I her. In sommige gevallen kan echter wel sprake zijn van een overeenkomst tussen een bank en een consument. Dat hangt wel samen met de vraag of de bank de effecten wil uitgeven aan retail beleggers.

De tweede vraag betreft de vraag of Handelsgericht Wien haar bevoegdheid kan baseren op grond van de alternatieve bevoegdheidsregel van art. 7 lid 1 Brussel I her onder a (art. 5 lid 1 Brussel I onder a).111 Het Hof stelt dat het begrip ‘verbintenissen uit overeenkomst’ autonoom moet worden uitgelegd. Anders dan art. 17 lid 1 Brussel I her is sluiting van de overeenkomst geen voorwaarde voor de toepasselijkheid van art. 7 lid 1 Brussel I her onder a.112 Wel moet sprake zijn van een door een persoon tegenover een andere persoon vrijwillig aangegane verbintenis. Uit de feiten blijkt niet dat sprake is van een vrijwillig aangegane verbintenis. Er is dus geen overeenkomst tussen Barclays en Kolassa. Art. 7 lid 1 Brussel I her onder a kan dus ook niet worden toegepast.113 In het geval van Kolassa is dit niet relevant.

In de derde vraag komt de bevoegdheid van Handelsgericht Wien op grond van art. 7 lid 2 Brussel I her (art. 5 lid 3 Brussel I) aan de orde. Het betreft hier de uitleg van het begrip ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’.114 Art. 7 lid 2

Brussel I her moet, aldus het Hof, eng en autonoom worden uitgelegd. Voor de

108 HvJ EU 28 januari 2015, nr. C-375/13 (Kolassa/Barclays Bank), r.o. 23-24. 109 Idem, r.o. 26. 110 Idem, r.o 35. 111 Idem, r.o. 36. 112 Idem, r.o. 37-38. 113 Idem, r.o. 39-41. 114 Idem, r.o. 42.

toepassing van art. 7 lid 2 Brussel I her geldt dat ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ doelt op de plaats waar de schade is ingetreden en op de plaats waar de schade is veroorzaakt.115 Het is vaste rechtspraak, zo stelt het Hof, dat de bevoegdheidsregel berust op een bijzonder nauwe band tussen de vordering en de gerechten van de plaats waar het feit zich heeft voorgedaan.116

De gebeurtenis die de gestelde schade heeft veroorzaakt, namelijk niet nakoming door Barclays Bank van haar wettelijke verplichtingen op het gebied van het prospectus en informatie aan beleggers, heeft niet in Oostenrijk plaatsgevonden. Uit het dossier blijkt niet dat de besluitvorming voor de door Barclys Bank voorgestelde investeringsmodaliteiten voor de inhoud van de prospectussen heeft plaatsgevonden in Oostenrijk. Het prospectus is namelijk opgesteld in London. Ook blijkt niet dat de oorspronkelijke prospectussen in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de bank is gevestigd, zijn opgesteld en uitgegeven.117

Met betrekking tot de plaats waar de schade intreedt, moet worden geconstateerd dat deze intreedt in de plaats waar de belegger deze schade ondervindt. De gerechten van de woonplaats van de verzoeker zijn dan mede bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Ook het gerecht van de plaats waar de schade zich rechtstreeks voordoet op een bankrekening van de verzoeker bij een in het rechtsgebied van die gerechten gevestigde bank, is bevoegd.118 Dat is in dit geval de vestigingsplaats van de bank

waar de benadeelde zijn rekening aanhoudt en waar de schade zich voordoet.

Dit is opvallend aangezien het Hof in het Kronhofer arrest heeft bepaald dat ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ niet zo ver mag gaan dat daaronder ook de woonplaats van benadeelde of het centrum van zijn vermogen wordt verstaan.119 In het Kolassa arrest lijkt het Hof, indien woonplaats van benadeelde en plaats van de bankrekening samenvallen, die plaats als Erfolgsort aan te merken. Volgens het Hof strookt dit met het doel van de verordening om de rechtsbescherming van personen in de Unie te versterken. De verzoeker kan eenvoudig bepalen waar hij

115 HvJ EU 28 januari 2015, nr. C-375/13 (Kolassa/Barclays Bank), r.o. 45. 116 Idem, r.o 46.

117 Idem, r.o. 53. 118 Idem, r.o. 54-55.

zijn vordering instelt. Verder kan verweerder voorzien voor welk gerecht hij kan worden opgeroepen. Verweerder weet namelijk dat indien het prospectus is genotificeerd in een andere lidstaat, de personen in die lidstaat schade kunnen lijden.120 Met het notificeren van het prospectus wordt bedoeld dat het voldoet aan de regels van het land en dat daarmee beleggers worden aangetrokken in die landen.