• No results found

1 VMBO bb / MBO 2 VMBO kb, gl, tl / MBO

6.1 Beantwoording onderzoeksvragen

De hoofdvraag die centraal stond in dit onderzoek was: In hoeverre ervaren

Nederlandse jongvolwassenen prestatiedruk afhankelijk van hun opleidingsniveau?

Dit is onderzocht middels een gestructureerde, online vragenlijst. In dit concluderende hoofdstuk zal aan de hand van de onderzoeksvragen de opbrengsten van dit

onderzoek beschreven worden.

De eerste deelvraag luidde: In hoeverre ervaren jongvolwassenen extrinsieke

druk afhankelijk van hun opleidingsniveau? Extrinsieke druk was opgedeeld in vier

subdimensies: maatschappelijke druk, druk vanuit onderwijs, ouderlijke druk en druk vanuit cultureel kapitaal. Vanuit de literatuur werd gesteld dat de samenleving invloed heeft op hoe individuen leven en handelen (Wilterdink, 2011). In de huidige

prestatiemaatschappij (Pfauth et al., 2016) kan opleidingsniveau bijdragen aan de vergroting van mogelijke en betere maatschappelijke kansen (De Beer & Van

Pinxteren, 2016). Vanuit de resultaten bleek opleidingsniveau echter geen significante voorspeller te zijn voor de ervaring van maatschappelijke druk. Uiteindelijk bleek opleidingsniveau ook geen significante voorspeller voor de druk vanuit het onderwijs te zijn. Deze twee vormen lijken daarmee onafhankelijk en los te staan van het individuele opleidingsniveau.

Wel bleek opleidingsniveau een voorspeller te kunnen zijn van ouderlijke druk en druk vanuit cultureel kapitaal. Vanuit het literatuuronderzoek bleek al dat deze twee vormen enigszins op elkaar inspelen. Hierin werd gesteld dat ouders veelal druk voelen om hun kind optimaal te laten presteren (Bloemink, 2016). Cultureel kapitaal komt tot ontwikkeling en breidt zich uit via socialisatie en dus door toedoen van ouders (Roksa & Potter, 2011). Daarnaast is cultureel kapitaal het geheel aan

verkregen voorrechten juist door toedoen van onder andere het opleidingsniveau. Dit kan betekenen dat een goed opleidingsniveau bij voorbaat belangrijk is om goed te kunnen presteren. Mocht een individu druk voelen vanuit ouders of cultureel kapitaal is dit vanuit de resultaten van dit onderzoek te verklaren vanuit het individuele opleidingsniveau.

Bourdieu echter spreekt van een wisselwerking tussen aan de ene kant de invloed van de facetten van de samenleving en aan de andere kant de mogelijkheid

zelfbewust bepaald gedrag te vertonen (Lahire, 2015). De druk die gepaard gaat met het moeten presteren is daarom wel onderdeel van een samenleving; de individuen in diezelfde samenleving geven bepaling aan de hoeveelheid druk die zij zelf ervaren. De tweede deelvraag luidde dan ook: In hoeverre ervaren jongvolwassenen

intrinsieke druk afhankelijk van hun opleidingsniveau? Intrinsieke druk was

opgedeeld in drie subdimensies: bewustzijn van druk, vergelijkingsdruk en motivatie. Vanuit de resultaten van dit onderzoek bleek dat opleidingsniveau geen significante voorspeller was voor bewustzijn van druk en vergelijkingsdruk. Het individuele opleidingsniveau heeft daardoor geen aannemelijk effect op hoe bewust individuen van druk zijn en in welke mate individuen zichzelf met anderen vergelijken.

Wel bleek opleidingsniveau een significante voorspeller te zijn voor motivatie. Vanuit het theoretisch kader kwam naar voren dat de individuele basismotivatie om succesvol te willen zijn een belangrijk element is van de huidige

prestatiemaatschappij (Pfauth et al., 2016). Deci en Ryan (2000) stellen dat ieder individu een aangeboren motivatie bezit om zichzelf te ontwikkelen. Deze motivatie kan er zowel op gericht zijn om vanuit eigen prestaties voldoening te halen als ook vanuit het verkrijgen van een bepaalde beloning, bijvoorbeeld in de vorm van een diploma. Een hoog diploma kan zoals al eerder aangegeven weer bijdragen aan de vergroting van maatschappelijke kansen. Dit maakt toch wel enigszins duidelijk dat het hebben of streven naar een bepaald opleidingsniveau inderdaad een belangrijk effect kan hebben op motivaties. De resultaten van dit onderzoek tonen dit dan ook aan. Het opleidingsniveau heeft een aannemelijk significant effect op de motivatie om wel of niet prestaties te willen leveren.

De derde en laatste deelvraag luidde: In hoeverre ervaren jongvolwassenen

faalangst afhankelijk van hun opleidingsniveau? Gebleken is dat opleidingsniveau

geen significante voorspeller is voor de gemiddelde ervaring van faalangst. Vanuit het literatuuronderzoek kwam naar voren dat faalangst maatschappelijk veel voorkomt (Sikkel, 2010). Hier kwam uit voort dat teveel druk om te presteren het moeten presteren ernstig kan bemoeilijken (Murayama & Elliot, 2012). Ook bleek al dat faalangst voortkwam uit meerdere oorzaken (Sportel, 2014; Sikkel, 2010) en waar mogelijk een ieder bijvoorbeeld op basis van negatieve attributie kon overkomen. Vanuit de resultaten van dit onderzoek is dan ook gebleken dat opleidingsniveau geen effect heeft op de ervaring van faalangst door jongvolwassenen.

Bovenstaande deelconclusies kunnen een antwoord geven op de hoofdvraag in hoeverre Nederlandse jongvolwassenen prestatiedruk ervaren afhankelijk van hun opleidingsniveau. Opleidingsniveau bleek vanuit de resultaten een significante voorspeller voor ouderlijke druk, druk vanuit cultureel kapitaal en motivatie. Echter bleek opleidingsniveau de prestatiedruk in geheel bestaande uit extrinsieke druk, intrinsieke druk en faalangst niet te kunnen voorspellen.

Uit de literatuur kwam naar voren dat ouders (Bloemink, 2016; Van Santen, 2011) bijdragen aan de toenemende prestatiedruk. Mede omdat cultureel kapitaal vanuit socialisatie tot stand komt (Roksa & Potter, 2011) grijpen ouderlijke druk en druk vanuit cultureel kapitaal op elkaar in. Dat het streven naar, het behalen of het hebben van een bepaald opleidingsniveau voor veel individuen motiverend zou kunnen werken (Pfauth et al., 2016; Eikelenboom, 2012; Deci & Ryan, 2000) of zelfs bijdraagt aan meer en betere maatschappelijke kansen (De Beer & Van Pinxteren, 2016) kwam vanuit de literatuur ook naar voren.

De resultaten van dit onderzoek bevestigen dan ook dat opleidingsniveau een aannemelijk effect heeft op de motivatie om te presteren. Dat opleidingsniveau alleen effect had op deze drie subdimensies en niet gecombineerd met de andere

subdimensies als prestatiedruk in geheel, maakt het noodzakelijk om dieper in te gaan op een betere theoretische duiding en onderbouwing van het begrip ‘prestatiedruk’. Hier zal in de discussie van dit onderzoek noodzakelijkerwijs verder op in worden gegaan.

Tot slot toonde de controle van het model met de verschillende

opleidingscategorieën en prestatiedruk aan dat geslacht een significant effect had op de ervaring van prestatiedruk, waar het opleidingsniveau van zowel vader als moeder dat niet had. Vanuit de resultaten van dit onderzoek kan daarom geconcludeerd worden dat jongvolwassen mannen minder prestatiedruk ervaren dan jongvolwassen vrouwen.

6.2 Discussie

Dit onderzoek heeft een aantal natuurlijke tekortkomingen. Aangezien de groepsgroottes van de verschillende opleidingscategorieën verschilden in aantal respondenten, moet er haast wel sprake zijn van enige limitatie in de getoetste

modellen. Waarschijnlijk zouden even grote samples van groepen uiteindelijk betere resultaten geven. Dit zou dan bijvoorbeeld bijdragen aan de statistische power.

De dimensies en subdimensies van waaruit prestatiedruk is opgedeeld zijn met voorzichtigheid geselecteerd vanuit bestaande literatuur en nieuwsberichten die weer zijn uiteengezet in het theoretisch kader. Vanuit deze bronnen is prestatiedruk

opgedeeld in gecombineerde factoren die prestatiedruk lijken te verklaren. Vanuit de literatuur wordt duidelijk dat druk omschreven kan worden als factor of combinatie van factoren die het belang van presteren doen toenemen (Laborde, 2016). Concrete prestatiedruk kan omschreven worden als de spanning die opspeelt als mensen bijna tot niet meer kunnen voldoen aan vooraf bepaalde verwachtingen (Sociaal Fonds Kennissector, 2017).

Echter is er sprake van een hiaat in theoretische onderbouwing uit welke dimensies dan wel structuren prestatiedruk echt lijkt te bestaan. Het is daarom van belang dat prestatiedruk een duidelijke indeling in dimensies en structuren krijgt. Aangezien het een toenemend verschijnsel in de huidige samenleving is, zou dit enorm bijdragen en bovendien waarde geven aan de aard en ernst van prestatiedruk.

Hier komt dan bij dat vragen opgedeeld in factoren die prestatiedruk vormen, dan vaker getoetst kunnen worden, waardoor er met meer zekerheid gemeten wordt wat er gemeten dient te worden. Dit zou overduidelijk bijdragen aan een beter te onderzoeken model. Wat mogelijk bijdraagt aan de bestaansrechtheid van dit

onderzoek en de aangehouden indeling van prestatiedruk is dat in de factoranalyses en de metingen van de Cronbach’s alpha de gekozen indeling wel enigszins is

teruggevonden. Mogelijk zou dit onderzoek dan ook kunnen bijdragen aan een soort startpunt om prestatiedruk te voorzien van duidelijke dimensies en structuren.

Vervolgonderzoek zou zich bijvoorbeeld kunnen richten op de grounded

theory approach (GTA). Door zowel het inductieve als deductieve karakter kan

hierdoor tegelijkertijd theorie gevormd worden als zowel theorie getoetst worden. Dit kan bijdragen aan een betere, maar vooral bijna noodzakelijke theoretische

onderbouwing van het fenomeen prestatiedruk.

Wat nog opgevallen is dat het model met daarin de verschillende opleidingscategorieën maar ongeveer 10% van de variantie in prestatiedruk

verklaarde. Het overige deel zal dus een andere verklaring hebben. Dit zou mogelijk aan het model kunnen liggen, maar allicht is er daarom nooit specifiek onderzoek gedaan naar prestatiedruk en diens afhankelijkheid van opleidingsniveau.

Prestatiedruk lijkt veel weg te hebben van een individuele, maar vooral persoonlijke beleving. Dit ligt in lijn met de resultaten van het onderzoek van Van Mosselvelde (2016) waarin meer dan de helft van de jongeren aangaf zelf de veroorzaker te zijn van zijn of haar eigen prestatiedruk.

6.3 Reflectie

Ik vond het ontwikkelen van mijn onderzoeksvoorstel en het uiteindelijk schrijven van mijn scriptie een ontzettend leerzaam proces. Waar ik nog geen anderhalf jaar geleden bijvoorbeeld nog maar weinig begreep van kwantitatieve methoden en analyses, is dat nu oprecht anders. Natuurlijk zijn er bijna vanzelfsprekend een aantal zaken goed (schrijven theoretisch kader) en minder goed (concrete dimensies

prestatiedruk vinden) gegaan. Uiteindelijk is voor alles altijd wel een degelijke oplossing gevonden. Ik heb redelijk zelfstandig gewerkt, maar kon voor feedback altijd terecht bij mijn scriptiebegeleider. Uiteindelijk ben ik erg trots op het algehele proces en eindproduct.

7. Literatuurlijst

1V Jongerenpanel. (2016). Onderzoek: stress en burn-out. Gedownload op 13 maart 2017, via

http://www.eenvandaag.nl/uploads/doc/Onderzoeksrapportage%20stress%202016.pdf

1V Jongerenpanel. (2014). ‘Onderzoek stress’. Gedownload op 13 maart 2017, via http://www.eenvandaag.nl/uploads/doc/Rapportage%20onderzoek%20stress.pdf

Adler, M. (1985). Stardom and talent. The American economic review, 75(1), pp. 208- 212.

Allen, A. (2011). Michael Young’s the rise of the meritocracy: A philosophical critique. British Journal of Educational Studies, 59(4), pp. 367-382.

Arnett, J.J. (2000). A theory of development from the late teens trough the twenties.

American Psychologist, 55(5), pp. 469-480.

Bathmaker, A-M. (2015). Thinking with Bourdieu: Thinking after Bourdieu. Using ‘field’ to consider in/equalities in the changing field of English higer education.

Cambridge Journal of Education, 45(1), pp. 61-80.

Bloemink, S. (2016). Niemand schuldig, iedereen ziek. Geraadpleegd op 14 maart 2017, via

https://www.groene.nl/artikel/niemand-schuldig-iedereen-ziek

Bryman, A. (2012). Social research methods. Oxford: Oxford University Press.

De Beer, P., & Van Pinxteren, M. (2016). Meritocratie: Op weg naar een nieuwe

klassensamenleving? Amsterdam: Amsterdam University Press.

Deci, E.L., & Ryan, R.M. (2000) The what and why of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11(4), pp. 227-268.

Eikelenboom, W. (2012). Self-determination theory: Edward L. Deci en Richard M. Ryan. In: Ruijters, M., & Simons, R. (2012). Canon van het leren: 50 concepten en

hun grondlegger. Deventer: Kluwer, pp. 499-511.

Elshout, J. (2016). Roep om respect: Ervaringen van werklozen in een

meritocratiserende samenleving. Amsterdam: Stichting de driehoek.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. Londen: Sage.

Franck, E., & Nüesch, S. (2012). Talent and/or popularity: What does it take to be a superstar? Economic Inquiry, 50(1), pp. 202-216.

Hinton, P., Brownlow, C., McMurray, I., & Cozens, B. (2004). SPSS Explained. Londen: Routledge.

Huygen, M. (2016, 20 oktober). Studenten lijden onder druk keuzestress en prestatiedruk. NRC

Kleinhans, M., Verbeek, P., & Putten, M. van der (2012). Tussen onderzoek en

samenleving: Aanbevelingen voor optimale wetenschapscommunicatie. Amsterdam:

De Jonge Akademie.

Laborde, S. (2016). Bridging the gap between emotion and cognition: An overview. In: Raab, M., Lobinger, B., Hoffmann, S., Pizzera, A., & Laborde, S. (2016).

Performance psychology: Perception, action, cognition, and emotion. Londen:

Academic Press, pp. 275-290.

Lahire, B. (2015). Culture at the level of the individual: Challenging transferability. In: Coulangeon, P., & Duval, J. (Eds.) (2015). The routledge companion to

Bourdieu’s distinction. London: Routledge, pp. 109-118.

Menken, S.B.J., & Keestra, M. (2014). An introduction to interdisciplinary research. Amsterdam: Instituut voor interdisciplinaire studies.

Murayama, K., & Elliot, A.J. (2012). The competition-performance relation: A meta- analytic review and test of the opposing processes model of competition and

performance. Psychological Bulletin, 138(6), pp. 1035-1070.

Nuffic. (2014). Het onderwijssysteem van Nederland beschreven. Versie 4. Den Haag: Auteur.

Oosterom, R. (2017, 21 april). Ervaren studenten angst en paniek door hevige prestatiedruk? Trouw.

Pfauth, E-J., Verkade, T., & Hofstede, B. (2016). Het gevaar van de

prestatiemaatschappij. Geraadpleegd op 12 maart 2017, via

https://decorrespondent.nl/10001/zelfverbetering-gelukkig-zijn-in-de- prestatiemaatschappij/281958193-65a74463

Prevaas, B. (2012). Mindset: Carol Dweck. In: Ruijters, M., & Simons, R-J. (2012).

Canon van het leren: 50 concepten en hun grondlegger. Deventer: Kluwer, pp. 397-

408.

Prinsen, H. (2010). Help! Mijn kind heeft faalangst. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Robbins, S.P., & Judge, T.A. (2015). Gedrag in organisaties. (12e ed.) Amsterdam: Pearson Education.

Roksa, J., & Potter, D. (2011). Parenting and academic achievement:

Intergenerational transmission of educational advantage. American Sociological

Association, 84(4), pp. 299-321.

Rosen, S. (1981). The economics of superstars. The American economic review,

Schmidt, E., & Simons, M. (2013) Psychische klachten onder studenten. Onderzoeksrapport. Utrecht: LSVb

Sikkel, M. (2010). Dat lukt me nooit. Psychologie magazine, 1, pp. 82-84.

Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). (2014). Burn-out: verbanden tussen

emotionele uitputting, arbeidsmarktpositie en het nieuwe werken. Den Haag: SCP

Sociaal Fonds Kennissector. (2017). Werkdruk en prestatiedruk van het

wetenschappelijk personeel. Onderzoeksnotitie Stichting SoFoKleS. Den Haag:

Auteur.

Sportel, E. (2014). Risicofactoren, persoonskenmerken en behandeling van

adolescenten met sociale angst en faalangst. Tijdschrift voor Psychotherapie, 40(6), pp. 430-447.

Swierstra, T., & Tonkens, E. (2008). De beste de baas? Amsterdam: Amsterdam University Press.

Van Baar, J. (2014). De prestatiegeneratie. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact.

Van Dam, A. (2009). De kunst van het falen. Amsterdam: Ambo.

Van den Broeck, A., Ferris, D.L., Chang, C., & Rosen, C.C. (2016). A review of self- determination theory’s basic psychological needs at work. Journal of management,

42(5), pp. 1195-1229.

Van Mosselvelde, E. (2016). Helft jongeren wel eens thuis door stress. Geraadpleegd op 13 maart 2017, via

Van Santen, M. (2011). Faalangst? Dat heeft-ie van jou! J/M Ouders. Geraadpleegd op 16 maart 2017, via

https://www.jmouders.nl/school/gedrag-op-school/faalangst-en- prestatiedruk/faalangst-dat-heeft-ie-van-jou

Wilterdink, N. (2011). Omstreden wetenschap: Goede en slechte sociologie. Amsterdam: Boom Lemma uitgevers.

WRR. (2009). Vertrouwen in de school: Over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren. Den Haag: Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid.

Young, M. (1958). The rise of the meritocracy.

Zimbardo, P.G., Weber, A.L., & Johnson, R.L. (2007). Psychology. Amsterdam: Pearson Education.

8. Bijlagen

8.1 Operationaliseringstabel

CONCEPT DIMENSIE (Sub)dimensie +

Literatuur INDICATOREN (items op basis 5-punts Likertschaal) Opleidingsniveau VMBO MBO HAVO VWO Prop. HBO HBO bachelor Prop. WO WO bachelor WO master (Nuffic, 2014) Wat is je hoogst genoten opleiding? o Basisonderw ijs o Voorbereide nd middelbaar beroepsonde rwijs (VMBO) o Middelbaar beroepsonde rwijs (MBO) o Hoger algemeen voorgezet onderwijs (HAVO) o Voorbereide nd wetenschapp elijk onderwijs (VWO) o Propedeuse hoger beroepsonde rwijs (HBO) o HBO bachelor o Propedeuse wetenschapp elijk onderwijs (WO) o WO bachelor o WO master o Anders, namelijk:

Extrinsieke druk Druk

samenleving (Wilterdink,

*zie bijlage 8.2.1 (2e

2011) Ouderlijke druk (Bloemink, 2016) * Druk opleiding (Swierstra & Tonkens, 2008) * Druk cultureel kapitaal (Lahire, 2015) *

Prestatiedruk Intrinsieke druk Bewustzijn

(Lahire, 2015) * Motivatie (Deci & Ryan, 2000) Vergelijking

(Rosen, 1981) * Faalangst Sociaal (Prinsen,

2010) *

Cognitief

(Prinsen, 2010) *

8.2 Onderzoeksinstrument

Vragenlijst

Bedankt voor je deelname aan dit onderzoek. Dit onderzoek gaat over

prestaties en is onderdeel van de opleiding Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Het invullen van de vragenlijst duurt 5 tot 10 minuten. Het verzoek hierbij is of je de vragenlijst volledig wil invullen door bij elke vraag de antwoordmogelijkheid die op jou van toepassing is aan te klikken. De vragenlijst is anoniem en de data zal enkel eenmalig voor dit onderzoek gebruikt worden. Mocht je vragen hebben of meer informatie willen kan er contact met mij worden opgenomen via

nick.rijkaard@student.uva.nl. De vragenlijst begint door op start te klikken. Nogmaals bedankt, je kunt nu beginnen.

Start

Achtergrondinformatie

1.

1. Wat is je geslacht?