• No results found

4. Resultaten AB

4.5 Beantwoording onderzoeksvragen PvE

Het voornaamste doel van dit onderzoek was om na te gaan of en in hoeverre er ter plaatse van het onderzoeksgebied nog behoudenswaardige archeologische resten aanwezig waren. Indien dit het geval was, dienden de in het PvE opgenomen onderzoeksvragen te worden beantwoord (zie 1.4.2.

Onderzoeksvragen).

1. Zijn binnen het onderzoeksgebied archeologische sporen aanwezig? Zo ja, bespreek de horizontale, c.q. verticale spreiding van de aanwezige archeologische sporen.

In het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied, binnen een zone van circa 23 bij 4.5 meter, zijn 8 archeologische sporen aangetroffen in de top van de Afzettingen van Duinkerke IIIb. De sporen waren direct beneden de bouwvoor zichtbaar, op een diepte van circa 0.3 - 0.4 meter beneden het maaiveld.

De sporen bestonden uit kuilen, cultuurlagen en greppels en kunnen mogelijk in verband worden gebracht met de periferie van een boerenerf uit de Late Middeleeuwen B (14de - 15de eeuw) alsmede moerneringsactiviteiten. Moerneringsactiviteiten zijn ook in andere delen van het onderzoeksgebied waargenomen. De datering van de sporen is gebaseerd op het keramische vondstmateriaal uit Spoor nr.

1, 4, 5, 6 en 7. Spoor nr. 2, 3 en 8 bevatten geen vondstmateriaal. Spoor nr. 1, 3, en 4 kunnen mogelijk als cultuurlagen worden geïnterpreteerd, dat wil zeggen lagen van verspreid (erf)afval met een dikte varierend van circa 0.1 - 0.28 meter, gemeten vanaf de top van Vlak 1. Spoor nr. 2 is de enige duidelijke kuil, die tot diep in het Hollandveen was ingegraven, terwijl de overige sporen alleen in de Afzettingen van Duinkerke IIIb zichtbaar waren. Spoor nr. 4 kan daarom hoogstwaarschijnlijk als een moerneringskuil worden beschouwd. Tot slot zijn Spoor nr. 5, 6, 7 en 8 geïnterpreteerd als greppels.

Deze greppels lagen geconcentreerd in het noordwestelijke deel van de zone, waarbinnen de archeologische sporen zijn aangetroffen.

2. Wat is de aard van de aangetroffen sporen/ structuren? Bespreek de datering en fasering van de aangetroffen sporen/ structuren.

De 8 aangetroffen archeologische sporen kunnen waarschijnlijk in verband worden gebracht met de periferie van een boerenerf alsook met moerneringsactiveiten. Hoewel niet in alle sporen dateerbaar vondstmateriaal is aangetroffen, lijken de sporen gelijktijdig te zijn en kunnen ze worden gedateerd in de Late Middeleeuwen B (14de - 15de eeuw).

3. Werden vindplaatsen uit de Late IJzertijd en Romeinse Tijd aangetroffen? Bespreek.

Er zijn geen vindplaatsen uit de Late IJzertijd en de Romeinse Tijd aangetroffen,

4. Werden bewoningssporen, cultuurlagen of vondsten uit de Vroege Middeleeuwen aangetroffen?

Bespreek.

Er zijn geen vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen aangetroffen.

5. Werden sporen van landinrichting en/ of landgebruik of bewoning uit de Late Middeleeuwen aangetroffen? Bespreek en illustreer.

Er zijn 8 archeologische sporen aangetroffen die zowel aan bewoning, alsook aan landinrichting en/ of -gebruik in de Late Middeleeuwen B (14de - 15de eeuw) kunnen worden gerelateerd. Het betreft mogelijk de periferie van een boerenerf in combinatie met moerneringsactiviteiten.

6. Bespreek de geologische opbouw en/ of archeologische stratigrafie binnen het onderzoeksgebied en koppel de aangetroffen structuren hieraan. Illustreer middels profieltekening en/ of -foto.

In het onderzoeksgebied is een bodemopbouw aangetroffen met zandige Afzettingen van Duinkerke IIIb, op Hollandveen, op zandige (en deels kleiige) Afzettingen van Calais. Laatmiddeleeuwse archeologische sporen zijn alleen aangetroffen in het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied, op/ in de Afzettingen van Duinkerke IIIb. Enkele van deze sporen reikten tot in (de top van) het Hollandveen, en kunnen mogelijk in verband worden gebracht met moerneringsactiviteiten ter plaatse en in de nabijheid van het onderzoeksgebied gedurende de Late Middeleeuwen.

7. Bespreek de aangetroffen structuren in relatie tot de bekende historische informatie en oud kaartmateriaal.

Op basis van het eerder uitgevoerde Archeologische Bureauonderzoek en IVO-Overig13 met

Echter op basis van de beschikbare historische informatie en oud kaartmateriaal kon niet worden vastgesteld dat binnen de zone met archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen B en Nieuwe Tijd dergelijke bewoning, bijvoorbeeld een huisterp, aanwezig is geweest.

8. Koppel de onderzoeksresultaten terug naar het vooronderzoek en het opgestelde archeologische verwachtingsmodel.

Tijdens het vooronderzoek14 is vastgesteld dat er een hoge verwachting bestond voor wat betreeft de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.

Mogelijke vindplaatsen (complextypen) zouden kunnen bestaan uit terpen, kasteelbergjes, boerderijen, bijgebouwen, afvalputten (beerputten), waterputten en ophooglagen. Tevens konden er resten van infrastructuur, zoals wegen en bermsloten, worden verwacht. Vervolgens is bij het IVO-overig een concentratie oppervlaktevondsten (aardewerkfragmenten) aangetroffen uit de Vroege Middeleeuwen (Karolingische Tijd; 8ste - 10de eeuw) en de Late Middeleeuwen (13de eeuw) tussen Boring nr. 19 en 24. De zone waarbinnen deze oppervlaktevondsten zijn verzameld, ligt circa 100 meter ten noordwesten van de zone waarbinnen de 8 archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen B (14de - 15de eeuw) zijn aangetroffen. Als zodanig lijken de onderzoeksresultaten van het vooronderzoek niet overeen te komen met de onderzoeksresultaten van de Archeologische Begeleiding.

9. Bespreek de gaafheid van de vindplaats en de conserveringstoestand van metaal, organisch en ecologisch materiaal. Is de stratigrafie binnen het onderzoeksgebied intact of zijn (grote) verstoringen aanwezig.

In het onderzoeksgebied is een relatief intacte bodemopbouw aangetroffen met zandige Afzettingen van Duinkerke IIIb, op Hollandveen, op zandige (en deels kleiige) Afzettingen van Calais. Uitsluitend in het noordwestelijke deel van het onderzoeksgebied was het Hollandveen ter plaatse van aanzienlijke zones vergraven, waarschijnlijk als gevolg van moerneringsactiviteiten sinds de Late Middeleeuwen.

De bodem in de noordwestelijke periferie van het onderzoeksgebied is tevens diepgaand verstoord als gevolg van de eerdere aanwezigheid van de Velddamseweg (voorafgaand aan de Watersnoodramp van 1953 en de daarop volgende ruilverkavelingen).

10. Zijn er binnen het onderzoeksgebied behoudenswaardige vindplaatsen aanwezig? Bespreek de waardering conform KNA.

Zie Paragraaf 4.6.

11. Welke archeologische sporen en structuren werden in situ bewaard en vanaf welke diepte?

In het onderzoeksgebied zijn alleen direct beneden de bouwvoor laatmiddeleeuwse sporen aangetroffen, in de top van de zandige Afzettingen van Duinkerke IIIb. Deze sporen zijn na documentatie vergraven bij de aanlegwerkzaamheden. In de top van het Hollandveen en de Afzettingen van Calais zijn geen archeologische resten aangetroffen, met uitzondering van moerneringskuilen. Als gevolg daarvan zijn er ter plaatse van het onderzoeksgebied geen archeologische sporen en structuren in situ bewaard gebleven na afronding van het archeologisch veldonderzoek en de civieltechnische werkzaamheden. In de directe omgeving van het onderzoeksgebied – en dan met name rondom het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied – zouden nog wel intacte archeologische sporen aanwezig kunnen zijn.

14 D’Hondt, 2013.

12. Kunnen op basis van het huidige onderzoek aanbevelingen worden gedaan voor toekomstige ontwikkelingen in de omgeving van het onderzoeksgebied?

In de (directe) omgeving van het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied kunnen archeologische resten van bewoning (mogelijk boerenerf) en landgebruik uit de Late Middeleeuwen (en de Nieuwe Tijd) aanwezig zijn. Bij toekomstige ontwikkelingen die kunnen leiden tot bodemverstoringen rondom dit deel van het onderzoeksgebied, wordt aanbevolen archeologisch vervolgonderzoek te laten uitvoeren.