• No results found

6. Conclusie: beantwoording deelvragen en hoofdvraag

6.4. Beantwoording empirische deelvragen

Deelvraag 3: Hoe ziet het netwerk rondom de aanpak van jeugdwerkloosheid via sport in de

gemeente Nijmegen er uit?

 Conclusie 3: een klein netwerk met hoge onderlinge afhankelijkheden, een hoge mate van

wederzijds vertrouwen en een belangrijke rol voor sport.

Alle actoren geven aan de voordelen in te zien van sport in de aanpak van jeugdwerkloosheid. Het centrale probleem in het netwerk gaat over een bepaalde groep jongeren die niet bereikt wordt met de reguliere trajecten van het Regionaal Jongerenloket Nijmegen. Deze groep bestaat uit werkloze jongeren tot 27 jaar met een lange afstand tot de arbeidsmarkt en meervoudige problematiek. Hiertoe is het traject Move2Work opgezet, waarin de jongeren door middel van sport geactiveerd worden en vaardigheden opdoen die nodig zijn voor het maken van de vervolgstap richting opleiding of werk.

Er is sprake van een redelijk klein netwerk. Afhankelijk van de individuele hulpvraag van een jongere, bestaat het netwerk op operationeel niveau uit zeven betrokken actoren en op strategisch niveau uit negen betrokken actoren. Centraal staat het leveren van individueel maatwerk en het creëren van een sluitend vangnet rondom de jongeren. Netwerkleden krijgen autonomie zodat zij een werkwijze kunnen toepassen die aansluit bij de jongeren. De hoge mate van vertrouwen is hiervoor uitermate belangrijk. Netwerkleden vertonen intensieve interactie zodat informatie direct wordt doorgespeeld.

Naast vertrouwen, spelen de hoge onderlinge afhankelijkheden een belangrijke rol. Kenmerkend is de specifieke kennis waar actoren rondom het primaire proces over beschikken. De kennis is opgedaan uit persoonlijke ervaringen. Voorbeelden zijn Saïd Achouitar en de job coach van Job Coach Connect, die een vergelijkbare persoonlijke achtergrond hebben als de jongeren. Deze kennis is de drijvende kracht van Move2Work en maakt het jongerenloket erg afhankelijk in hen. Andersom geeft men aan dat het traject niet zonder Marian Peters van de grond was gekomen. De jongerenadviseur is immers kartrekker en toont veel tijd en inzet. Elke actor is verantwoordelijk voor een specifieke taak, wat maakt dat individuele belangen meespelen. Vertrouwen, commitment en betrokkenheid tussen netwerkleden, maken dat de verschillen in individuele belangen tot nog toe niet tot conflict hebben geleid.

De sport die wordt ingezet moet aansluiten bij de belevingswereld van de doelgroep. Daarnaast moet de sportleider beschikken over bepaalde competenties en kennis voor een adequate omgang met de jongeren. Perry Ubeda is hier met zijn Weerbaarheidscentrum en kickboks- en weerbaarheidstrainingen een uitstekend voorbeeld van. De capaciteit in het netwerk is echter beperkt en de hoge eisen maken dat deze moeilijk is uit te breiden. Voor de drie sportverenigingen is mogelijk een rol weggelegd. Zij beschikken over relevante productiemiddelen en een zakelijke achterban met mogelijk geschikte banen voor de doelgroep. Financiële middelen en kennis over de doelgroep ontbreken echter, waardoor sportverenigingen afhankelijk zijn van de gemeente Nijmegen en welzijnsorganisaties.

Hierin blijken liggen kansen te liggen voor de rol van Sportservice Nijmegen. Onzekerheden vormen echter een belemmerende factor. Inhoudelijke en institutionele onzekerheid leidt bij Sportservice Nijmegen tot een vermijdende strategie, terwijl sportverenigingen op zoek zijn naar coöperatie. Verder blijkt er een kloof te bestaat tussen de organisatieonderdelen bij de gemeente Nijmegen en is er onduidelijkheid over wie de lead moet nemen in de aanpak van jeugdwerkloosheid via sport. Hierdoor blijven actoren afwachten op initiatief van elkaar.

Deelvraag 4: Van welke sturingsvorm is sprake en is deze effectief?

 Conclusie 4: een hybride sturingsvorm met redelijk effectieve aansturing door twee centrale

organisaties en een externe bestuurlijke entiteit.

In het netwerk rondom de aanpak van jeugdwerkloosheid via sport is sprake van een hybride sturingsvorm bestaande uit een leiderorganisatienetwerk met twee netwerkleiders op operationeel niveau en een NAO op strategisch niveau. Met andere woorden, de jongerenadviseur van het Regionaal Jongerenloket Nijmegen en Futsal Chabbab zijn verantwoordelijk voor het primaire proces rondom Move2Work, terwijl de beleidsadviseur Werk van de gemeente Nijmegen strategische besluiten neemt vanaf een externe positie.

Wat betreft de effectiviteit van de sturingsvorm, zijn er enkele interessante bevindingen gedaan. Provan en Kenis (2008) stellen dat een leiderorganisatienetwerk effectief is bij een lage mate van vertrouwen, een gemiddeld aantal netwerkleden, een lage mate van doelconsensus en een gemiddeld aantal benodigde, complexe competenties. De samenstelling van deze sleutelfactoren wordt met de bevindingen van het onderzochte netwerk niet geheel ondersteund.

In het onderzochte netwerk is sprake van een redelijk klein netwerk en een hoge mate van vertrouwen tussen netwerkleden en in de netwerkleider. De hoge mate van vertrouwen en de intensieve en informele manier waarop netwerkleden interacteren, is noodzakelijk om het vangnet rondom de jongeren sluitend te houden. Een zelfsturend netwerk zou volgens de theorie tot effectieve sturing moeten leiden, echter ontbreekt een hoge mate van doelconsensus waardoor traagheid kan ontstaan. De jongerenadviseur zet de hulvraag rondom een jongere ad hoc in gang en Futsal Chabbab is verantwoordelijk voor het sportgedeelte van Move2Work. De beleidsadviseur Werk ondersteunt het netwerk door strategische beslissingen te nemen. Deze verdeling is van belang om zo snel mogelijk een sluitend vangnet rondom de jongeren te creëren en te behouden. Bovendien vullen de twee netwerkleiders en de NAO elkaar aan in middelen.

Dit leidt tot een aanvulling op de theorie van Provan en Kenis (2008), waarbij een leiderorganisatienetwerk effectief kan worden gestuurd door twee netwerkleiders met elk andere verantwoordelijkheden. Voorwaarde hierbij is de hoge mate van vertrouwen tussen netwerkleden en in de netwerkleider. Een gevaar is dat netwerkleden weerstand bieden wanneer de netwerkleider eigen belangen vooropstelt wat ten koste kan gaan van het vertrouwen. Van belang is om de hoge mate van vertrouwen te waarborgen zodat het vangnet rondom de jongeren sluitend gehouden kan worden.

Deelvraag 5: Vanuit welke rollen handelt de gemeente Nijmegen en wat zijn de verwachtingen

van actoren?

 Conclusie 5: stakeholders verwachten meer partnership en beleidsondersteuning van de

gemeente aangaande de aanpak van jeugdwerkloosheid via sport.

De huidige rol van de gemeente Nijmegen komt vooral tot uiting in een dienstverlenende houding in de vorm van financiële ondersteuning. Netwerkleden uit het bestaande netwerk geven aan dat de gemeente de rol van regeltoepasser en –handhaver aanneemt, als het gaat om naleving van de financiële afspraken. Sportverenigingen noemen eveneens de rol van dienstverlener en daarnaast ook de rol van beheerder, welke tot uiting komt in het beheer van de accommodatie.

De huidige rol van de gemeente Nijmegen sluit niet aan bij de verwachtingen van zowel het bestaande netwerk als van de sportverenigingen. Om activiteiten rondom de aanpak van jeugdwerkloosheid te kunnen organiseren, is het volgens sportverenigingen van belang dat de gemeente

handelt vanuit de rollen ontwikkelaar en politieke organisatie. Men verwacht van de gemeente dat deze als samenwerkingspartner handelt en initiatief neemt als het gaat om het betrekken van de sportvereniging in de aanpak van jeugdwerkloosheid. Er bestaat onduidelijkheid over wie de lead moet nemen. Het ontbreken van beleid omtrent de aanpak van jeugdwerkloosheid via sport wordt aangehaald als belangrijke oorzaak voor de onduidelijkheid.