• No results found

Beëindiging hulpverlening

De resultaten van het cliëntenonderzoek bij MJD Groningen

C. Informatie over procesfactoren zoals problemen, methoden en procedures van hulp, relevante aspecten van de instelling, dit alles in verband te brengen met de ervaren baat en

8 Hulpverlening: het proces

8.7 Beëindiging hulpverlening

Niet bij alle cliënten was de hulpverlening al beëindigd op het moment van het invullen van de vragenlijst. Om ook zicht te krijgen op de ervaringen van de zogenaamde 'leun-en-steun contacten', is aan een aantal cliënten gevraagd de vragenlijst in te vullen terwijl zij nog steeds af en toe gesprekken hadden met hun maatschappelijk werker. Dit betreft 42 cases van de steekproef van MJD Groningen. De vraag wat de voornaamste reden was om de hulp te beëindigen, is dan ook alleen gesteld aan die 210 cliënten waarvan de hulpverlening al beëindigd was.

Tabel 8.13 Voornaamste reden beëindiging hulpverlening, per vestiging

30 50% 31 44% 43 54% 104 50% 727 78%

3 5% 9 13% 10 13% 22 10% 96 10%

21 35% 16 23% 17 21% 54 26% 107 11%

1 2% 3 4% 3 4% 7 3% 5 1%

5 8% 11 16% 7 9% 23 11%

60 100% 70 100% 80 100% 210 100% 935 100%

De resultaten van de hulpverlening waren naar tevredenheid Ik werd verwezen We kwamen niet verder De MW'er en ik konden onvoldoende met elkaar opschieten

Het maximale aantal bijeenkomsten was bereikt

Totaal

aantal % HOI + Zuid

aantal % Beijum/Lewenb.

aantal % Noord-West MJD Groningen

aantal % Totaal

aantal % AMW Algemeen

Van de 210 cliënten van wie de hulpverlening beëindigd was, werden er 22 verder verwezen (10%). In 26% van de gevallen geeft de cliënt aan dat ze niet verder kwamen in de hulpverlening en zeven personen (3%) gaven als reden van beëindiging van de hulpverlening aan dat zij het onvoldoende met de maatschappelijk werker konden vinden. Kennelijk is er in deze gevallen niet geprobeerd of de hulpverlening wellicht voortgezet kon worden met een andere maatschappelijk werker. De helft (50%) van de ondervraagde cliënten geeft als reden van beëindiging van de hulpverlening aan dat de resultaten naar tevredenheid waren en dat

verdere voortzetting dus niet nodig was. De cijfers bij MJD Groningen verschillen behoorlijk ten opzichte van het totale Sater-bestand. Bij de referentiegroep werd in 78% van de gevallen de hulpverlening beëindigd omdat de resultaten naar tevredenheid waren. Dit is veel meer dan bij MJD Groningen (50%). Ook het percentage cliënten dat niet verder kwam (26%) ligt ver boven het gemiddelde van de deelgenomen AMW-instellingen (11%). Met name het percentage van 35% in HOI/Groningen-Zuid valt op.

Soms kan het voorkomen dat de maatschappelijk werker van mening is dat de cliënt niet verder meer door het maatschappelijk werk geholpen kan worden en de cliënt dan vervolgens naar een andere instantie doorverwijst. Dit aantal verwijzingen (volgens de cliënt) lijkt erg klein voor een eerstelijnsvoorziening. Bij andere eerstelijnsvoorzieningen, zoals de huisartsenzorg, is het aantal doorverwijzingen veel groter. Wellicht vinden we hier een aanduiding dat het AMW eerder een basisvoorziening is waar men altijd op terug kan vallen (ook als andere hulpverleningssoorten tekort schieten). Het aantal verwijzingen naar het AMW was immers, zoals we zagen, redelijk te noemen.

Tabel 8.14 Naar welke instantie verwezen? Uitgesplitst per vestiging

1 10% 1 5% 3 3%

In deze steekproef is het 22 keer (9%) voorgekomen dat cliënten werden verwezen door hun maatschappelijk werker. Tien cliënten werden doorverwezen naar de Riagg. Waarschijnlijk was hun problematiek te complex en bleek therapeutische hulp gewenst. Zes keer is een cliënt naar een andere instelling verwezen: een advocaat, het FIOM, Humanitas of een psychiater. Eén keer is een cliënt doorverwezen naar de huisarts, twee keer naar de Gemeentelijke Sociale Dienst, twee keer naar de thuiszorg, een keer naar de verslavingszorg en een keer naar een andere maatschappelijke instelling.

Het merendeel van de verwezen cliënten (59%) vond het terecht dat ze verwezen werden door hun maatschappelijk werker. Twee cliënten hadden geen mening en zeven cliënten hadden een andere mening over de verwijzing. Zij vonden het niet altijd terecht, maar het was volgens hen soms noodzakelijk wegens een verhuizing of onkunde van het maatschappelijk werk. Eén cliënt was daarentegen echt boos en vond het heel erg. Een enkele keer gebeurde de verwijzing op eigen initiatief van de cliënt.

Het beëindigen van het hulpverleningscontact kan zowel eenzijdig als in wederzijds overleg gebeuren. De cliënt of de maatschappelijk werker kan zelf besluiten om de hulpverlening te stoppen bij eenzijdige beëindiging. Sommige maatschappelijk werkers nemen afspraken op in

een hulpverleningscontract over de wijze van beëindiging van de hulpverlening. In de meeste gevallen zal geprobeerd worden te streven naar een beëindiging in wederzijds overleg, om zodoende te komen tot een zo groot mogelijke mate van overeenstemming bij de afronding van de hulp. Aan de cliënt is gevraagd wie voorstelde om de hulpverlening te beëindigen.

Tabel 8.15 Wie stelde voor de hulpverlening te beëindigen? Uitgesplitst per vestiging

22 37% 28 40% 30 38% 80 38%

In 38% van de cases besloot de cliënt tot beëindiging van de hulpverlening. Het kwam ook betrekkelijk vaak voor dat de maatschappelijk werker voorstelde om de hulpverlening te beëindigen: in 31% van de gevallen. In 22% van de gevallen werd de hulpverlening gezamenlijk beëindigd. Achttien ondervraagde cliënten wisten het niet meer, of vertelden dat een familielid of andere relevante persoon niet meer mee wilde werken aan de hulpverlening waarop deze werd beëindigd. Eén cliënt ging er 'gewoon zelf niet meer heen'.

Bij de helft van de ondervraagde cliënten zijn er van tevoren afspraken gemaakt over de wijze van beëindiging van de hulpverlening. Het blijkt dat wanneer deze afspraken van tevoren zijn gemaakt, ze veelal worden nagekomen, echter bij 26 gevallen was dit niet het geval (14%). In één geval ging het niet in overleg, en in negen gevallen vond de beëindiging op een ander tijdstip plaats dan afgesproken was. Andere redenen: ziekte van de maatschappelijk werker, verhuizing en er zelf eerder mee ophouden.

Tabel 8.16 Kwam wijze van beëindiging overeen met gemaakte afspraken?

Uitgesplitst per vestiging

Bij de helft van de ondervraagde cliënten zijn er van tevoren afspraken gemaakt over de wijze van beëindiging van de hulpverlening. Het blijkt dat wanneer er van tevoren afspraken zijn gemaakt over de wijze van beëindiging, deze afspraken vaak worden nagekomen. Echter bij 26 cliënten was dit niet het geval. Bij negen van hen gebeurde de beëindiging op een ander moment dan was afgesproken, bij één cliënt ging het niet in overleg en 16 cliënten gaven andere redenen waarom de wijze van beëindiging niet overeen kwam met de gemaakte afspraken: verhuizing, ergens anders reeds voldoende hulp krijgen, ziekte maatschappelijk werker, familie-omstandigheden, afspraken die niet liepen en te ver weg wonen.