• No results found

Baten en lasten van het museum…

In document MASTERTHESIS KUNSTGESCHIEDENIS (pagina 36-39)

Hoofdstuk 3 Het Stedelijk Museum en het financieringsbeleid

3.3 Baten en lasten van het museum…

Op basis van het eerdergenoemde vierjaarlijkse Kunstenplan krijgt het Stedelijk Museum subsidie van de gemeente Amsterdam. Voor de periode van 2013 tot en met 2016 ontvangt het museum een bedrag van 11,6 miljoen euro per jaar. In de periode ervoor investeerde de gemeente meer in het Stedelijk Museum Amsterdam. Na de heropening van het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum is het Museumplein vernieuwd en opgewaardeerd, waardoor beide musea zichzelf zouden terugbetalen. Echter, zat het Stedelijk Museum krap bij kas en moest het museum bezuinigen. Van de 200 banen moesten 31 banen worden geschrapt. Daarnaast was extra geld nodig voor grote tentoonstellingen. Het organiseren van grote reizende tentoonstellingen is alleen mogelijk als het budget van te voren rond is. De subsidie van de overheid is ook na de heropening verminderd met 1,8 miljoen euro. Middels langere openingstijden inclusief op de maandag kan het museum meer bezoekers ontvangen. Het ontwikkelen van particuliere initiatieven is een andere oplossing om het gat in het budget te kunnen dichten.107

Het jaar 2014 was voor het Stedelijk Museum een positief jaar. Afgelopen jaar heeft het museum een positief saldo gerealiseerd van € 3.021.524. De bezoekersinkomsten zijn gestegen met 47 procent en ook de winkel heeft meer inkomsten gegenereerd dan begroot. Echter, vielen de inkomsten uit sponsoring en bijdragen zes procent lager dan begroot.108 “Dat komt vooral door het bedrijfsleven, er was verwacht dat meer sponsoring uit het bedrijfsleven zijn komen”, verklaart Van Ommen. Naast de doorlopende sponsorcontracten met onder meer Rabobank, IMC, Koninklijke Ahold, Audi, Medelin Secret BV en Freshfields is het moeilijker geworden om andere grote substantiële sponsors

                                                                                                                          105 ANP, 19 december 2005.

Door de onderhandelingen over de cao tussen de gemeente Amsterdam en Abvakabo FNV en Stichting Stedelijk Museum Amsterdam had de verzelfstandiging vertraging opgelopen. Het personeel van het museum was het niet eens over de hoogte van de salariëring van de jongere medewerkers, die de vakbond had opgesteld.

106 Interview met Ann Goldstein door Koost de Wilt, beschikbaar op:

http://www.koosdewiltconcept.nl/interview-met-ann-goldstein-directeur-van-het-stedelijk- museum/.

107 Keijer, 1 november 2012.

aan te trekken. Bij het binnenhalen van sponsoren wil Van Ommen zich oriënteren op andere vormen van inkomsten, die eventueel interessanter of sneller inkomsten genereren.109

Kansen liggen bij het aantrekken van fondsen. Op het gebied van fondsenwerving is meer mogelijk. Het Stedelijk Museum is relatief nieuw in het aantrekken van fondsen. Ondanks dat het museum net om de hoek komt kijken, hebben ze ten opzichte van 2013 de bijdragen via fondsen meer dan verdriedubbeld. Er valt winst te behalen door meer research te doen naar de fondsen. Ook in de particuliere sector valt meer winst te behalen.

Tabel 4: Lasten en baten 2014 Stedelijk Museum Amsterdam.

Uit bovenstaande tabel [tabel 4] blijkt dat 46 procent van de inkomsten door subsidies is verkregen middels de gemeente, provincie en het Rijk. Elf procent is via sponsoring en bijdragen gegenereerd. Onder sponsoring valt de algemene sponsoring van het museum, de sponsoring van tentoonstellingen en projecten en de sponsoring voor aankopen van kunst. De bijdragen komen van fondsen voor aankopen, tentoonstellingen en projecten binnen het Stedelijk Museum. Een groot deel van de inkomsten is verkregen via publieksinkomsten, welgeteld 36 procent. Onder publieksinkomsten wordt de entreeopbrengsten (inclusief audiotour en rondleidingen), inkomsten uit verkoop Museumkaarten en overige publieksinkomsten gerekend. De laatste zeven procent kont voor uit de overige baten: collectiebeheerovereenkomst, de doorberekende kosten en overige indirecte opbrengsten. Hieronder vallen ook de inkomsten via de winkel en horeca. De ruimte van de winkel en restaurant is in eigendom van het Stedelijk, maar de exploitatie wordt door een extern bedrijf gedaan. Het Stedelijk Museum ontvangt van de winst van de winkel en horeca een percentage. De doorberekende kosten bestaan uit doorbelaste bruikleenkosten zoals de kosten voor verpakken, de verzekering en transport van de kunstwerken. De baten verkregen door het laten reizen van de ‘Mike Kelley’ tentoonstelling naar Los Angeles vallen tevens onder de overige indirecte opbrengsten. 110 Het verkopen van eigen tentoonstellingen en het publiceren van boeken kan extra inkomsten genereren. Het Boijmans Van                                                                                                                          

109  Van Ommen, 14 augustus 2015.  

Beuningen heeft bijvoorbeeld de tentoonstelling over Kokoschka, die te zien was van 21 september 2013 t/m 19 januari 2014, door laten reizen naar het Kunstmuseum Wolfsburg. De opbrengsten waren 230.000 euro. Tevens door het publiceren van boeken verdient het museum een deel van haar inkomsten. De uitgeverij van het Boijmans levert netto gemiddeld een kwart miljoen euro op. Hoewel het Stedelijk Museum, het Groninger Museum en het Drents Museum het restaurant en de museumwinkel uitbesteden, meent Sjarel Ex dat je dit juist niet moet doen. “Waar je de kassa kunt laten rinkelen, doen we dat.”111

De grootste kostenpost van het Stedelijk Museum zijn de personeelskosten en huisvestingskosten. Deze uitgaven zijn door middel van subsidies gefinancierd. Het is ook mogelijk dat via de stichting van het museum of een fonds een potje wordt gemaakt om nieuw personeel aan te stellen. Dit gebeurde bij Museum Boijmans Van Beuningen. De functie relatiemanager, waarbij het opzetten en het her-ontwikkelen van de bedrijvenkringen (Boijmans Business Club en Boijmans Corporate Members) betaald is door de stichting van Museum Boijmans Van Beuningen.112

Ontvangen in euro’s 2014 2013 2012 2011 Subsidiebaten 18.211.949 17.677.148 20.693.075* 14.387.880* Bijdragen fondsen 1.616.406 477.258 Sponsorbijdragen 1.334.366 3.093.626 2.598.794 867.367 Publieksinkomsten 9.175.541 8.606.271 3.132.607 819.783 Financiële baten** 14.951 35.075 55.747 43.996 Overige baten*** 1.794.489 1.622.314 956.183 509.865 Totaal 32.147.702 31.511.692 27.436.404 16.628.891

Tabel 5: Inkomsten Stedelijk Museum 2011-2014. * Subsidiebaten zijn inclusief bijdragen fondsen

** Onder financiële baten valt depositorente (interesten die verworven zijn middels geld in bewaring bij de bank te stellen)

*** Onder overige baten vallen collectiebeheerovereenkomst, doorberekende kosten en overige indirecte opbrengsten

                                                                                                                          111 Bouma, september/oktober 2014, p. 16.  

112 Door te investeren in een functie als relatiemanager, kan de relatiebeheer en fondsenwerving worden verbeterd en geprofessionaliseerd. Zo’n investering betaalt zichzelf terug, mits de juiste persoon en aanpak er is.    

In tabel 5 zijn de baten van de afgelopen vier jaar weergegeven. Daaruit valt op te maken dat de bijdragen van de fondsen aanzienlijk zijn gegroeid. Ten opzichte van 2013 zijn de inkomsten via fondsen meer dan verdriedubbeld. De publieksinkomsten zijn in de afgelopen twee jaar tevens substantieel gegroeid. De overige baten groeide ook flink in de laatste jaren, mede door de successen van het restaurant en de museumwinkel.113 De sponsorinkomsten zijn zes procent lager uitgevallen dan begroot. Dat komt vooral door het bedrijfsleven. De verwachting was dat meer inkomsten uit het bedrijfsleven zou komen. Echter, merkt Van Ommen op dat het de afgelopen jaren lastig is om grote substantiële sponsors binnen te krijgen.114 De zogenoemde vijver waar culturele instellingen sponsors moet vinden is beperkt en door alternatieve financieringsmethoden te vinden, kan de klap van de verminderde subsidie en bedrijfssponsoring worden opgevangen.

In document MASTERTHESIS KUNSTGESCHIEDENIS (pagina 36-39)