• No results found

5.   RANDVOORWAARDEN – MILIEUASPECTEN

5.5   B ESLUIT E XTERNE V EILIGHEID

5.5 Besluit Externe Veiligheid Normstelling en beleid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en

kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en buisleidingen.

Externe veiligheid moet altijd in preventieve zin deel uitmaken van de

besluitvorming bij nieuwe situaties, en kan bij besluitvorming over bestaande situaties leiden tot aanvullende maatregelen. Voor externe veiligheid ten aanzien van inrichtingen, de zogenoemde stationaire bronnen, is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van kracht en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, de zogenoemde mobiele bronnen, is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, alsmede de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (NVGS) bepalend. Deze nota is van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen en de toename van transporten van gevaarlijke stoffen. Conform de NVGS wordt er een Basisnet Weg vastgesteld. Dit omvat een netwerk van rijks- en

hoofdwegen waarlangs het transport van gevaarlijke stoffen wettelijk wordt verankerd.

Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is valt per 1 januari 2011 onder

circulaires “Zonering langs hogedruk aardgasleidingen” (1984) en

“Voorschriften zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie” (1991). Het Bevb gaat uit van de systematiek zoals die in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt toegepast.

Dit betekent dat in het Bevb geen sprake meer is van bebouwings- en

toetsingsafstanden, zoals deze werden voorgeschreven in de bovengenoemde circulaire, maar dat het Bevb uitgaat van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).

• Het PR richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de te realiseren basisveiligheid voor

personen in de omgeving van die activiteiten. Het wordt uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon op een plaats in de omgeving van een risicovolle activiteit zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van door die activiteit veroorzaakte calamiteit. Een kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar (PR=10-6) wordt aanvaardbaar geacht. De PR 10-6 is een harde grenswaarde welke niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom de risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen liggen.

• Het GR is bedoeld voor het beperken van de maatschappelijke

ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR is een maat voor de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun

aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en van een daardoor veroorzaakte calamiteit. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het aantal maximaal aanwezige personen, de z.g. oriënterende waarde (OW).

Het gaat om een richtwaarde. Het bevoegd gezag mag, mits afdoende gemotiveerd, van deze richtwaarde afwijken (de verantwoordingsplicht).

De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, dus ook als de OW niet wordt overschreden.

De kans op en de gevolgen van mogelijke ongevallen zijn te berekenen in een risicoanalyse. Met de risicoanalyse is voor elke willekeurige locatie langs een route van gevaarlijke stoffen (weg, binnenwater, spoor), het risico voor de omgeving te berekenen. Eenzelfde berekening kan worden gemaakt voor inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn (chemische installaties, vuurwerkfabrieken, LPG installaties, etc.).

Relatie met het plangebied

De Milieudienst Zuidoost-Utrecht heeft een analyse gemaakt van de externe veiligheid voor het plangebied, als onderdeel van de milieutoets (zie ook bijlage 1). In dit kader is op basis van de risicokaart van de provincie Utrecht een inventarisatie van de risicobronnen in en om het plangebied gemaakt.

Risicobedrijven

Binnen het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen.

Juist ten noorden van het plangebied ligt het bedrijf Remia. Dit is een risicobedrijf vanwege de aanwezigheid van een ammoniakkoelinstallatie. De risicocontour voor het plaatsgebonden risico reikt niet tot buiten de grens van het bedrijfsterrein. Ook is er geen sprake van een groepsrisico.

Ten oosten van het plangebied ligt het terrein van de voormalige vliegbasis Soesterberg. Op de risicokaart staan nog veiligheidscontouren aangegeven van voormalige opslagvoorzieningen voor militaire explosieve materialen.

Deze contouren zijn niet meer actueel na het opheffen van de vliegbasis.

Nabij de zuidoosthoek van het plangebied ligt aan de Amersfoortseweg 30 een LPG-tankstation. De afstand vanaf de grens van het plangebied bedraagt circa 280 meter. Deze afstand is zodanig groot dat de risico‟ s van het

LPG-tankstation het plangebied niet beïnvloeden.

Er zijn dus geen inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.

Uitsnede risicokaart in relatie tot het plangebied Bron: milieuadvies milieudienst Zuidoost-Utrecht

Transport van gevaarlijke stoffen Vervoer over de weg

De Dolderseweg is bij raadsbesluit aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De aard en omvang van dit vervoer is echter zodanig beperkt, dat de contour voor het plaatsgebonden risico niet tot buiten het asfalt reikt. Ook is er geen sprake van een groepsrisico.

Vervoer per spoor

Ten noorden loopt langs het plangebied de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. Op dit moment vindt langs deze transportas nog wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

In de huidige situatie is volgens de “Risicoatlas vervoer per spoor” de contour van het plaatsgebonden risico kleiner dan 10 meter, gemeten vanaf middenas van de spoorlijn en is het groepsrisico in elk geval kleiner dan 0,06 maal de oriëntatiewaarde.

Uit de meest recente vervoersprognose van Pro-Rail, die het vervoer tot 2020 beslaat, blijkt echter dat het vervoer van gevaarlijke stoffen langs deze spoorlijn geheel zal vervallen. Daarmee zal geen sprake meer zijn van een plaatsgebonden risico en een groepsrisico.

De externe veiligheidsrisico’s door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg of per spoor zijn dus voor het plangebied niet van belang.

Buisleidingen

Ten oosten van het plangebied ligt een ondergrondse buisleiding voor vloeibare brandstoffen. Deze buisleiding, kerosineleiding met een diameter van 4,5 inch en een maximale werkdruk van 80 bar, is eigendom van Defensie. De afstand tot het plangebied is zodanig groot (> 300 meter), dat de risico’s vanwege deze buisleiding het plangebied niet beïnvloeden.

Hoogspanningslijnen

Er zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.

Zendmasten

De in het plangebied aanwezige zendmasten veroorzaken geen

overschrijdingen van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten.