• No results found

Asielverzoeken uit Irak in Nederland en Noord-West Europa

3.6 Asielverzoeken uit specifieke herkomstlanden

3.6.1 Asielverzoeken uit Irak in Nederland en Noord-West Europa

De instroom van asielzoekers uit Irak daalde vanaf 2000 tot en met 2002 gestaag, maar in 2003 kwam aan deze daling een eind. In dat jaar steeg de instroom van Irakese asielzoekers tot ruim 1.500. In het daaropvolgende jaar daalde de in-stroom tot in totaal 580 asielverzoeken. In 2005 en 2006 nam de inin-stroom van Irakese asielzoekers in Nederland weer toe. In 2007 was de instroom nagenoeg gelijk aan het voorafgaande jaar (zie figuur 10).

34 Wanneer in deze paragraaf wordt gesproken van ‘de totale asielzoekersinstroom’ dan wordt daarmee bedoeld het totaal aantal eerste asielaanvragen van asielzoekers uit een bepaald land van herkomst, ingediend in Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden tezamen.

134

Figuur 10 Aantal eerste asielverzoeken van Irakese asielzoekers ingediend in Nederland, 2000 t/m 2007 0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Zie tabel 10 in de bijlage voor onderliggende cijfers.. Bron: IND

De instroom van Irakese asielzoekers in Nederland vertoont een iets ander beeld wanneer deze wordt afgezet tegen de totale instroom uit Irak in de zes Noord-West Europese landen. In de jaren 2000 tot en met 2007 was namelijk niet alleen in Nederland, maar ook in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden de instroom van Irakese asielzoekers bij tijd en wijlen (zeer) hoog. Het aandeel van Denemarken en Frankrijk in de instroom van Irakese asielzoekers was daaren-tegen slechts beperkt (zie figuur 11).

Figuur 11 Verdeling eerste asielverzoeken van Irakezen over zes Noord-West Europese landen (%), 2000 t/m 2007 % 0 10 20 30 40 50 60 70 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Aandeel Nederland Aandeel Denemarken Aandeel Frankrijk Aandeel Duitsland Aandeel Zw eden Aandeel Verenigd Koninkrijk

Zie tabel 11 in de bijlage voor de onderliggende cijfers.

Net als in figuur 10, vertoont de Irakese asielzoekersinstroom in Nederland, zoals weergegeven in figuur 11, eerst een daling en vervolgens, in 2003, een stijging. De stijging van het Nederlandse aandeel in 2003 is evenwel groter dan in eerste instantie, op basis van de absolute instroom, zou mogen worden verwacht.

Terwijl de stijging in 2003 van het aantal Irakese asielzoekers toegeschreven zou kunnen worden aan ´de inval in Irak´ (in maart 2003), biedt die gebeurtenis een ontoereikende verklaring voor de toename van het relatieve aandeel van Neder-land in de Irakese asielzoekersinstroom in Noord-West Europese Neder-landen. De toename in 2003 van de Irakese asielzoekersinstroom in Nederland zou ver-band kunnen houden met de daling van het Duitse aandeel in de Irakese asiel-zoekersinstroom, maar het verloop van het Nederlandse aandeel lijkt eerder te kunnen worden toegeschreven aan verschillen in het asielbeleid van enerzijds Nederland en anderzijds het Verenigd Koninkrijk. Zo werd in november 2002 in Nederland een categoriaal beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Centraal-Irak ingesteld, en vervolgens, in februari 2003, een vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Noord-Irak (dat uiteindelijk tot 1 februari 2004 zou duren).35 In diezelfde periode werd in het Verenigd Koninkrijk juist een nieuwe, restrictieve, asielwet ingevoerd36 en het categoriale beschermingsbeleid, de zogenoemde four

35 TK 2002-2003, 19 637 nr. 715; Staatscourant 26 februari 2003, nr. 40, p. 14. Een maand later werd ook een besluitmoratorium voor asielzoekers uit Noord-Irak ingesteld. Zie TK 2002-2003 19 637, nr. 730; Staatscourant 24 maart 2002-2003, nr. 54, p. 9 en Staatscourant 17 april 2002-2003, nr. 76, p. 9 (TBV 2003/8).

36 De Britse Nationality, Immigration and Asylum Act 2002 trad op 7 november 2002 in werking en kwam voort uit het beleidsdocument ‘Secure Border, Safe Haven’ waarin de uitgangspun-

136

year country specific exceptional leave to remain (ELR), voor onder meer Irakese

asielzoekers afgeschaft (Home Office, 2003). Sinds februari 2003 worden in het Verenigd Koninkrijk alle asielaanvragen individueel getoetst, en wordt op aan-vragen van Irakese asielzoekers overwegend negatief beslist (European Council on Refugees and Exiles [ECRE] Country Report 2003, p. 196). Het verschil in het Nederlandse asielbeleid en dat van het Verenigd Koninkrijk zou kunnen verkla-ren waarom in 2003 het Nederlandse aandeel in de Irakese asielzoekersinstroom toenam, terwijl het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in datzelfde jaar een sterke daling vertoonde.

Ook in 2004 lijkt het Nederlandse aandeel in de Irakese asielzoekersinstroom verband te houden met de asielzoekersinstroom in het Verenigd Koninkrijk. De beëindiging, per 1 februari 2004, van het besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Noord-Irak leidde in dat jaar tot een lichte daling van het Nederlandse aandeel in de Irakese asielzoekersinstroom; in datzelfde jaar blijkt het Britse aandeel licht te zijn gestegen. Na 2005 nam echter zowel het Nederlandse als het Britse aandeel in de Irakese asielzoekersinstroom af, en nam juist het Zweedse aandeel enorm toe.

In figuur 11 is te zien dat het Zweedse aandeel in de Irakese asielzoekersin-stroom reeds vanaf 2002 een stijging vertoonde. Dit is niet geheel verwonderlijk aangezien in 2003 en 2004 Irakese asielzoekers in Zweden in aanmerking kwa-men voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden (humanitarian

reasons), waarvan de criteria vergelijkbaar zijn aan de criteria die Nederland

hanteert voor de toekenning van een verblijfsvergunning op grond van een categoriaal beschermingsbeleid (Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken [ACVZ], 2006). Dat het Zweedse aandeel ook in 2005, en in 2006 zelfs een op-merkelijke, stijging vertoonde, houdt mogelijk verband met het feit dat in die periode, vanwege de invoering van een nieuwe vreemdelingenwet, aan een groot deel van de Irakese asielzoekers een verblijfsvergunning is toegekend (European Migration Network [EMN] Annual Policy Report, 2006; ECRE Coun- try Report 2005, p. 196 en 308). Ook na de invoering van de vreemdelingenwet per 31 maart 200637 bleek Zweden op een relatief groot aantal asielverzoeken, en met name op verzoeken van personen uit Irak, positief te beslissen.38 Door Nederland werd juist eerder dat jaar, in februari 2006, het categoriale bescher-mingsbeleid voor asielzoekers uit Centraal-Irak afgeschaft.39 Mogelijk dat dit tot de lichte daling van het Nederlandse aandeel in de Irakese asielzoekersinstroom over 2006 heeft geleid.

ten uiteen waren gezet om meer controle over de instroom van illegalen en asielzoekers te bewerkstelligen.

In Duitsland werd in dezelfde periode de inwerkingtreding van een nieuwe immigratiewet juist tot twee keer toe uitgesteld (ECRE Country Report 2002, p.112). Over het wetsvoorstel werd pas in juli 2004 overeenstemming bereikt. De Aufenthaltsgesetz, waarin naar aanleiding van de EU Kwalificatierichtlijn ook ‘niet-statelijk geweld’ en genderspecifieke vervolging als erkende asielmotieven zijn opgenomen, trad op 1 januari 2005 in werking.

37 In de nieuwe Zweedse vreemdelingenwet (Utlänningslag SFS 2005:716)is de vluchtelingen-definitie uitgebreid. Deze omvat nu ook vervolging vanwege gender of seksuele geaardheid (EMN Annual Policy Report Sweden, 2006).

38 In 2006 lag het inwilligingspercentage van Irakese asielaanvragen op 80%; in 2007 was dit percentage gedaald naar 72%. <www.migrationsverket.se/pdffiler/statistik/

statistik_2_2006.pdf> en <www.migrationsverket.se/pdffiler/statistik/statistik_3_2007.pdf>.

In april 2007 werd door Nederland wederom een categoriaal beschermings-beleid voor asielzoekers uit Centraal-Irak40 ingevoerd. Deze maatregel leidde evenwel niet tot een stijging van het Nederlandse aandeel in de Irakese asiel-zoekerinstroom, wat opmerkelijk is, aangezien in juli 2007 het Zweedse beleid ten aanzien van Irakese asielzoekers is gewijzigd. Naar aanleiding van enkele uitspraken in hoger beroep van de Zweedse Migration Court of Appeal kwamen Irakese asielzoekers niet langer in aanmerking voor een verblijfsstatus enkel vanwege het bestaan van een intern gewapend conflict (Magnusson, 2008). Een verklaring voor het feit dat Irakese asielzoekers desalniettemin Zweden boven Nederland bleven verkiezen en een stijging van het Nederlandse aandeel in de Irakese asielzoekersinstroom uitbleef, zou kunnen zijn dat de Irakese migran-tenpopulatie in Zweden een aanzuigende werking op de Irakese asielzoekers-instroom uitoefende. De omvang van de in Zweden woonachtige Irakese mi-grantenpopulatie was namelijk op dat moment bijna twee keer zo groot als die in Nederland.41

3.6.2 Asielverzoeken uit Afghanistan in Nederland en Noord-West Europa