• No results found

5 De anti-ontgaansrichtlijn

6.3.5 Art 15ad Vpb

Het einde voor art. 15ad Vpb lijkt ook nabij, gezien de in die regeling bestreden problematiek overeenkomt met de aangeboden internationaalrechtelijke oplossingen.

Doordat de renteaftrek afhankelijk wordt gesteld van de EBITDA van de belastingplichtige, kan de overnameholding in dit soort situaties niet veel renteaftrek effectueren, omdat deze holdings doorgaans niet veel winst genererende activiteiten verrichten met als gevolg een lage EBITDA. De target daarentegen ondervindt geen hinder van deze regeling vanwege het feit dat er veelal een materiële onderneming wordt gedreven waarmee winst wordt behaald. Een verwerving van een deelneming door deze entiteit brengt minder problemen met zich mee wegens de hoge(re) EBITDA ten opzichte van de overnameholding.

In Belastingplan 2017 moeten de heffingslekken van art. 15ad Vpb worden gedicht, de vraag is echter of dit noodzakelijk is met de invoering van de richtlijn in het vooruitzicht en de mogelijke afschaffing die daarmee gepaard gaat. Het vestigingsklimaat vaart wel bij rust, daar draagt continue wijziging van de fiscale wetgeving niet aan bij.

6.4 CCCTB

Tijdens de afronding van deze scriptie kwam de CCCTB weer in het nieuws. De EC heeft haar plannen kenbaar gemaakt ter hervorming van de Vpb in de EU. Naast de verbetering van de interne markt zal door de CCCTB tevens belastingontwijking worden bemoeilijkt.

Vanwege de relevantie zal de CCCTB, ondanks de geringe ruimte voor de bespreking, nog kort worden behandeld.

Uit het voorstel141 van de EC blijkt dat ze onder andere de discriminatoire behandeling van het

eigen vermogen wil aanpakken, door een vast percentage hiervan in aftrek toe te staan. Een positief streven om de huidige hang naar excessieve schuldfinanciering tegen te gaan, maar zal de nodige aanpassingen vergen voor wat betreft de behandeling van dividenden, want zowel aftrekbare lasten als vrijgestelde baten is onwenselijk.

Maar belangrijker, de speerpunt van de CCCTB, een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de Vpb. Voor de berekening van hun belastbare winsten in de EU moeten de multinationale groepen(mondiale inkomsten van meer dan € 750 miljoen per jaar) volgens deze regeling, verplicht, eenzelfde ‘rulebook’ hanteren. Op deze wijze zal

belastingontwijking lastiger worden, omdat er meer samenhang zal bestaan tussen de nationale fiscale wetgevingen.

Gezien deze ontwikkeling, lijkt een dergelijke systeem beter bestand tegen

belastingontwijking dan de eerder besproken oplossingen, omdat er gebruik wordt gemaakt van één rulebook. Aangezien de richtlijn en actiepunt 4 geven de lidstaten nog enige vrijheid, zij het binnen bepaalde marges.

In art. 13 van het voorstel is een soortgelijke renteaftrekbeperking opgenomen zoals in actiepunt 4 en de richtlijn, welke in beginsel tot dezelfde voornoemde conclusies zal leiden. 141 Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke

geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), COM (2016) 685.

Een uitzondering hierop doet zich mogelijk voor bij art. 8c Vpb. Zo valt in art. 57 van het voorstel het at arms length-principe te lezen, ofwel gelieerde partijen dienen onderling zakelijkheid te betrachten, maar nog belangrijker is het daaropvolgende artikel. In art. 58 is namelijk een algemene antimisbruikmaatregel opgenomen. Indien een constructie op een zodanige wijze is opgezet, met als voornaamste doel het verkrijgen van een belastingvoordeel en tevens valt aan te merken als kunstmatig, daar geen betekenis aan wordt toegedicht. De overbodigheid van art. 8c Vpb is hierbij aangetoond, want zo’n kunstmatige constructie wordt uitgesloten van de heffingsgrondslag, een lagere EBITDA zal het resultaat zijn, wat weer zijn weerslag heeft op de toelaatbare renteaftrek.

Echter lijkt invoering nog ver weg, omdat er unanimiteit van stemmen is vereist142, hetgeen

lastig gaat worden met 28 lidstaten, die niet bepaald staan te trappelen om fiscale soevereiniteit op te geven op het gebied van directe belastingen. Er zullen enerzijds concessies moeten worden gedaan en anderzijds toezeggingen worden geëist.

6.5 Aanbeveling

Met de blik gericht op de toekomst en de naderende wijzigingen in het verschiet, acht ik aanpassing van de renteaftrekbepalingen onontkoombaar. Zo kunnen de artikelen 13l en 15ad Vpb worden afgeschaft, gezien de overlap met de richtlijn. Met daarbij de kanttekening geplaatst dat eventuele entiteiten die van de werking van de richtlijn worden uitgesloten(bijv. bank- en verzekeringswezen), op gepaste wijze worden beperkt in hun renteaftrek.

De CCCTB zou nog meer harmonisatie van de fiscale wetgeving binnen de EU bewerkstelligen, maar overeenstemming bereiken tussen 28 lidstaten is geen sinecure. Voor wat betreft de verschillende behandeling tussen het eigen vermogen en vreemd

vermogen, hink ik op twee gedachten. Aan de ene kant lijkt het beperken van de renteaftrek efficiënter dan een geheel nieuw systeem te introduceren voor de aftrek van eigen vermogen, met een breed scala aan renteaftrekbepalingen als uitkomst.

Aan de andere kant zal de CCCTB op den duur zijn intrede doen, wat toch tot een herziening van de wetgeving zal leiden, waarom zou daar nu niet al op worden ingespeeld. Er bestaat wel een risico dat de voorgeschreven methodes niet compatibel zijn met de uitgeoefende methode, wat verwarring kan opleveren.

Als Nederland zijn aantrekkelijke vestigingsklimaat wil behouden, dan moet er consistentie en duidelijkheid worden betracht, met als resultaat: rechtszekerheid.

Of de toekomst meer harmonisering van de fiscale wetgeving zal brengen, moet blijken. De CCCTB kent namelijk ook nadelen, zoals het aanwakkeren van tariefconcurrentie, in plaats van winstverschuiving zal er worden geschoven met de andere productiefactoren, bovendien richt het zich op de interne markt waardoor dit kwalijke gedrag nog buiten de EU kan worden vertoond.

Bijlagen