• No results found

Arpeggio Performance Procedure

In document SPECIALE MEDEDELINGEN (pagina 107-111)

Hierdoor kan er een ongelimiteerde reeks aan arpeggio pat-terns gecreëerd worden.

Arpeggio instellingen kunnen op alle tracks toege-past worden.

Arpeggio instellingen worden gememoriseerd met elke stijl.

Er is geen extra opslag procedure nodig. Uw arpeggio instel-lingen worden opgeslagen met de stijl gegevens en worden automatisch teruggeroepen als een stijl geselecteerd wordt.

Als, echter, MEMORY PROTECT AAN is (blz. 257), zullen de arpeggio instellingen niet opgeslagen worden en zullen ze gewist worden als er een andere stijl geselecteerd wordt.

Setup Procedure

1. Druk op [SETUP] terwijl u in de PATTERN Play of Patch mode bent om toegang te verkrijgen tot de Arpeggio Setting pagina.

2. Gebruik [Knop 1] ~ [Knop 4] om de gewenste instellingen te maken.

3. Druk op [SETUP] om naar de A/D Setup pagina te gaan.

4. Gebruik [Knop 1] ~ [Knop 4] om de gewenste instellingen te maken.

5. Druk op [SETUP] om naar de Knob Assign pagina te gaan.

6. Gebruik [Knop 1] ~ [Knop 4] om de gewenste instellingen te maken.

8. Druk op een toets op het toetsenbord terwijl de [TRACK SELECT] knop is ingedrukt om de track, waarop de MIDI uitvoer kanaalinstellingen moeten worden toegepast, te selecteren.

9. Gebruik [Knop 3] ~ [Knop 4] om de gewenste instellingen te maken.

10.Gebruik [EXIT] om door de Knob Assign, A/D Setup en Arpeggio Setting pagina’s terug te gaan en om uiteindelijk naar de PATTERN Play (of Patch) mode terug te keren.

Arpeggio Performance Procedure

1. Druk, in de PATTERN Play of Patch mode op de [ARPEGGIO ON] knop, zodat zijn indicator oplicht. De indicator van de [KEYBOARD] knop zal ook oplichten.

2. Het afspelen van arpeggio zal beginnen als u één of meer noten op het toetsenbord indrukt.

3. Als de HOLD parameter in de Arpeggio Setting pagina uit is (OFF) zal de arpeggio stoppen zodra u de toetsen loslaat.

Als de HOLD parameter aan is (ON) kan het afspelen van arpeggio gestopt worden door op de [ARPEGGIO ON] knop te drukken, zodat zijn indicator uitgaat.

10. Arpeggio & Toewijsbare knop instellingen (Setup)

OPM.

Draai, als het noodzakelijk is grote waarde wijzigingen te maken, aan een knop terwijl de [SHIFT] knop ingedrukt is om wijzigingen aan te brengen in toenamen van 10 in plaats van 1.

10. Arpeggio & Toewijsbare knop instellingen (Setup)

Display Parameters

[PATTERN] [SETUP]

De automatische arpeggio’s die door de RS7000 gecreëerd worden zijn een onmisbaar element van moderne techno en dance muziek.

1

TYPE

... [Knop 1]

[Instellingen] OFF, UP, DOWN, ALTER1, ALTER2, RANDOM

OFF ... Het afspelen van arpeggio staat uit.

UP... Als de SORT parameter aan is (ON), worden de noten

opeenvolgend gespeeld van de laagste tot de hoogste. Als SORT uit is (OFF), worden de noten opeenvolgend gespeeld vanaf de eerste ingedrukte toets tot de laatste.

DOWN ... Als de SORT parameter aan is (ON), worden de noten

opeenvolgend gespeeld van de hoogste tot de laagste. Als SORT uit is (OFF), worden de noten opeenvolgend gespeeld vanaf de laatst ingedrukte toets tot de eer-ste.

ALTER1... Afwisselende UP en DOWN arpeggio’s. De “omkeer” noot wordt éénmaal gespeeld.

ALTER2... Afwisselende UP en DOWN arpeggio’s. De “omkeer” noot wordt tweemaal gespeeld.

RANDOM... De noten worden in willekeurige volgorde gespeeld.

2

SORT

... [Knop 2]

[Instellingen] OFF (UIT), ON (AAN)

Bepaalt of de arpeggio noten gesorteerd zullen worden op toonhoogte of niet.

Als het aan staat (ON) worden de arpeggio noten gesorteerd en gespeeld vanaf de laagste tot de hoogste of vanaf de hoog-ste tot de laaghoog-ste. Dit is de normale manier om arpeggio’s te spelen.

Als het uit staat (OFF) worden de arpeggio noten niet gesorteerd op toonhoogte. De noten worden, in plaats daar-van, opeenvolgend gespeeld vanaf de eerste ingedrukte toets tot de laatste, of vice versa, waardoor verschillende arpeggio’s geproduceerd worden, afhankelijk van de wijze waarop het akkoord gespeeld wordt.

3

HOLD

... [Knop 3]

[Instellingen] OFF (UIT), ON (AAN)

Bepaalt of het afspelen van arpeggio zal doorgaan of niet, nadat de noten worden losgelaten.

4

OCT RANGE

... [Knop 4]

[Instellingen] 1 ~ 4

Specificeert het maximale arpeggio bereik in octaven.

[PATTERN] → [SETUP] × 2 De INPUT L en R aansluitingen van de RS7000 maken het mogelijk om een extern audio signaal in te voeren en te mixen met het geluid van de interne toongenerator. Het externe audio signaal kan zelfs verwerkt worden via de REVERB, DELAY en VARIATION effect trappen van de RS7000.

[1] Arpeggio Setting Pagina

OPM.

Als u een real-time opname start, terwijl een arpeggio afgespeeld wordt, zal de opname beginnen zonder een aftelling (count-in).

Arpeggio instellingen kunnen op alle tracks toe-gepast worden.

1 2 3 4

[Knop 1] [Knop 2] [Knop 3] [Knop 4]

[2] A/D Setup Pagina

3 4

1 2

[Knop 1] [Knop 3] [Knop 4]

[F4]

[Knop 2]

7 8

5 6

[Knop 1] [Knop 3] [Knop 4]

[F4]

[Knop 2]

2

De Pattern Mode

10. Arpeggio & Toewijsbare knop instellingen (Setup)

1

INGANG GAIN

... [Knop 1]

[Instellingen] MIC, LINE

Brengt de input gain van de INPUT L en R aansluitingen in overeenstemming met het gebruikte brontype. De MIC instel-ling produceert een input gain die hoog genoeg is voor directe microfoon ingang, terwijl de LINE instelling de gain verlaagt voor optimale matching met lijn-niveau bronnen.

Deze INPUT GAIN instelling is ook van toepassing op de SAMPLING procedure (blz. 229).

2

MONO/STEREO

... [Knop 2]

[Instellingen] MONO × 2, STEREO

Bepaalt of de signalen, ingevoerd via de INPUT L en R aansluitingen, zullen worden behandeld als afzonderlijke mono signalen (MONO × 2), of als een stereo paar (STEREO).

3

VOLUME

... [Knop 1]

[Instellingen] 0 ~ 127

Past het volume van het ingangssignaal aan.

Deze parameter past het volume van het INPUT L signaal aan en als er een stereo signaal wordt ontvangen past het het volume aan van de L en R ingangen.

4

VOLUME 2...

[Knop 4]

[Instellingen] 0 ~ 127

Past het volume van het ingangssignaal aan.

Als een mono signaal verwerkt wordt, past deze parameter het volume van het INPUT R signaal aan.

Deze parameter kan niet ingesteld worden als MONO/

STEREO is ingesteld op STEREO.

5

REVERB SEND 1/2

... [Knop 1]

[Instellingen] 0 ~ 127

Past het niveau aan van het signaal dat naar de REVERB effect trap gestuurd wordt.

6

DELAY SEND 1/2

... [Knop 2]

[Instellingen] 0 ~ 127

Past het niveau aan van het signaal dat naar de DELAY/

7

VARIATION SEND 1/2

... [Knop 3]

[Instellingen] 0 ~ 127

Past het niveau aan van het signaal dat naar de VARIATION effect trap gestuurd wordt.

“0” produceert alleen het droge signaal (dry signal) en “127”

produceert alleen het variatie geluid.

8

PAN

... [Knop 1]

[Instellingen] L63 ~ CENTER ~ R63

Past de stereo pan positie aan van het A/D ingangssignaal.

[PATTERN] → [SETUP] × 3 Deze knop maakt het mogelijk een reeks aan parameters en tracks toe te kennen aan de paneelknoppen.

De 4 LFO DEPTH en EG knoppen kunnen onafhankelijk worden ingesteld voor AMO, FILTER en PITCH. Er kunnen maximaal 31 knoppen worden toegewezen.

1

KNOB SELECT

... [Knop 1]

[Instellingen] 1 ~ 31

Specificeert de knop waaraan een parameter of track zal wor-den toegewezen.

2

PARAMETER (MIDI OUT)

... [Knop 2]

Specificeert de parameter die aan de knop, hierboven geselecteerd via KNOB SELECT, toegewezen wordt.

Besturingsnummers 001 ~ 119 (behalve 32), pitch bend, BPM, alsook speeleffect en MIDI delay parameters kunnen worden toegewezen.

3

TRACK

... [Knop 4]

[Instellingen] AUTO, 01 ~ 16

Specificeert de track die door de knop, hierboven geselecteerd via KNOB SELECT, wordt bestuurd.

Als het is ingesteld op AUTO, zal de geselecteerde track automatisch aan de knop worden toegewezen.

Als het is ingesteld op 01 ~ 16, wordt de gespecificeerde track toegewezen aan de knop, ongeacht de momenteel geselecteerde track.

OPM.

Als de MONO/STEREO parameter is ingesteld op MONO × 2, kunnen de [F1] en [F4] knoppen worden gebruikt om te schakelen tussen pagina’s die toegang verlenen tot individuele REVERB SEND 1/2, DELAY SEND 1/2, VARIATION SEND 1/2 en PAN 1/2 parameters voor elk kanaal.

A/D instellingen voor de INPUT L aansluiting worden aangeboden in A/D Setup pagina 2/3 en instellingen voor de INPUT R aansluiting worden aangeboden in A/D Setup pagina 3/3.

[3] Knob Assign Pagina

3

1 2

[Knop 1] [Knop 2] [Knop 4]

10. Arpeggio & Toewijsbare knop instellingen (Setup)

[PATTERN] → [SETUP] × 4 De parameters in deze pagina wijzen het MIDI verzend kanaal toe aan elke track en uitgangsbestemming: de toongenerator en MIDI A en B aansluitingen.

1

OUT SELECT

... [Knop 3]

[Instellingen] TG, MIDI A, MIDI B

TG... Uitvoer wordt naar de

toongenerator van de RS7000 gestuurd.

MIDI A... Uitvoer wordt naar de MIDI OUT A aansluiting gestuurd.

MIDI B... Uitvoer wordt naar de MIDI OUT B aansluiting gestuurd.

Bepaalt de MIDI uitgang waarvoor een kanaalnummer moet worden toegewezen.

2

OUT CHANNEL

... [Knop 4]

[Instellingen] OFF, 01 ~ 16

OFF... Er worden geen MIDI gegevens verzonden.

01 ~ 16... MIDI gegevens worden via het gespecificeerde kanaal verzonden.

Specificeert het MIDI verzendkanaal.

3

TR (Track)

[Instellingen] 01 ~ 16

Selecteert de track waarvoor een verzendkanaal moet worden toegewezen.

Druk, om een track te selecteren, op de juiste toets op het toetsenbord, terwijl de [TRACK SELECT] knop ingedrukt is.

OPM.

Als een knop tijdens het afspelen van een pat-tern wordt bediend, zal het afspelen van de stijl gegevens, corresponderend aan de parameter die aan die knop is toegewezen, stoppen. Als, bijvoorbeeld, een knop, die toegewezen is aan reverb send, tijdens het afspelen van een pat-tern bediend wordt, zal het afspelen van de reverb-send stijl gegevens stoppen. Het nor-maal afspelen zal hervat worden als het afspelen gestopt is, het stijl nummer gewijzigd is, of als de sectie gewijzigd is.

[4] Out Channel Pagina

1 2

3

[Knop 3] [Knop 4]

OPM.

Het grafische display, links van het LCD, toont de MIDI kanaal toewijzingen voor TG (de interne toongenerator), MA (MIDI A) en MB (MIDI B).

Het bovenste gedeelte van dit display geeft de MIDI verzend kanaal toewijzingen aan voor elke track.

De hokjes in het onderste gedeelte van het display geven aan of de MIDI kanaal toewijzing voor de corresponderende bestemming uit is (OFF) of niet. Een leeg hokje geeft aan dat het uit is (OFF) en een geheel gevuld hokje geeft aan dat er een verzendkanaal van 01 ~ 16 is toegewezen.

2

De Pattern Mode

11. Master EQ en Effecten

De MASTER sub-mode biedt toegang tot de MASTER EQ parameters die het geluid aanpassen bij de

In document SPECIALE MEDEDELINGEN (pagina 107-111)