• No results found

Antwoordmodel regelkennistest

Hieronder is het antwoordmodel te zien dat gebruikt is bij het beoordelen van de regelkennistest. In de eerste regel(s) van het schema wordt het modelantwoord gegeven (goed voor 2 punten). Daarna volgen andere antwoorden en is te zien hoeveel punten aan dergelijke antwoorden toegekend worden. Aan elke vraag zijn telkens 2, 1 of 0 punten toegekend. In het algemeen geldt dat voor een volledige redenering 2 punten gegeven zijn, voor een incomplete redenering of een gedeeltelijk incorrect antwoord 1 punt en voor een fout antwoord of wanneer een regel/ezelsbruggetje compleet ontbreekt 0 punten. Regels en ezelsbruggetjes worden beiden goed gerekend, omdat het onderscheid zeer moeilijk te maken is. In het onderwijs worden namelijk vaak juist ezelsbruggetjes aangeleerd, zoals het vervangen door het werkwoord ‘lopen’. Bovendien is het moeilijk om te zeggen of

bijvoorbeeld het toepassen van ’t kofschip een regel of een ezelsbruggetje. In feite is het een ezelsbruggetje voor alle stemloze medeklinkers, maar het wordt in het onderwijs vaak als regel gepresenteerd.

1. Wat is de regel voor het schrijven van de hij-vorm van een werkwoord?

Punten Antwoord Uitleg

2 Stam + t Uitzonderingen (zoals ‘hij is’) hoeven niet

benoemd te worden.

2 Ik-vorm + t Ik-vorm en stam worden vaak als

synoniemen beschouwd. 1 • Met een t

• Smurf + t • Werkwoord + t

De notie ‘stam’ of ‘ik-vorm’ ontbreekt.

0 Ik loop, hij loopt, wij lopen Slechts een voorbeeld, geen regel. 0 Wanneer het hij/zij/het is of een

naam

In principe correct, maar onbekend of de regel voor het schrijven van de hij-vorm bekend is.

0 Alleen de stam Fout

2. Eindigt het voltooid deelwoord van gooien op een d of een t? Leg uit hoe jij dit bepaalt. Het is gegooi…d…… , want:

Punten Antwoord Uitleg

2 Het hele werkwoord zonder –en (de stam) eindigt op een i, die zit niet in ’t kofschip/’t

fokschaap/taxikofschip (klinkers tellen niet mee), dus eindigt het op een d

36 2 • Als je het in de verleden tijd

zet (gooide), komt er een d, dus die schrijf je hier ook • Als je er een bijvoeglijk

gebruikt voltooid deelwoord (gegooide) van maakt, komt er een d, dus die schrijf je ook

Dit wordt vaak aangeleerd als ‘langer maken’.

1 • Het is gegooide • Het is gooide • Je zegt hij gooide

Redenering niet compleet. De notie dat je het werkwoord ‘langer moet maken’ (in verleden tijd en/of bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord) of dat je een d hoort ontbreekt.

1 • Zit niet in ’t kofschip, dus d • ’t kofschip is t, rest is d

Redenering niet compleet. De notie dat je laatste letter van de stam, de i, moet gebruiken ontbreekt.

1 • Het is een klinker

• De stam eindigt op een i, dus is het een d

Redenering niet compleet. Er ontbreekt een stap tussen het nemen van de laatste letter van de stam en de conclusie.

1 • Vt van gooien is gooiden, dus d. Of de d staat niet in ’t kofschip, dus d.

Twee antwoorden waarvan één goed.

0 • ‘t kofschip • Langer maken

Proefpersoon laat niet zien dat hij weet hoe de regel/het ezelsbruggetje werkt.

0 • Stam eindigt op i, zit in ’t kofschip, dus t

• Gegooit. T zit in ’t kofschip, dan schrijf je een t.

• Als je het werkwoord lopen gebruikt is het gelopen. Geen t, dus voltooid deelwoord met een d.

Regel/ezelsbruggetje verkeerd toegepast.

0 • Dat lijkt mij het meest logisch • Gegooit staat niet mooi

Geen regel 0 • Voltooid deelwoord eindigt

altijd op een d • Verleden tijd • Het is stam + t

37

3. Hoe kun je aan een zin zien of je een werkwoord als persoonsvorm of als voltooid deelwoord moet spellen?

Punten Antwoord Uitleg

2 Als er al een persoonsvorm in de zin staat, dan komt er een voltooid deelwoord bij. (Als er alleen nog maar een onderwerp in de zin staat, moet je een persoonsvorm spellen)

2 Bij een voltooid deelwoord staat er een hulpwerkwoord in de zin (bij een persoonsvorm niet) 2 Als je een zin vragend maakt,

komt de persoonsvorm vooraan de zin te staan (het voltooid deelwoord niet)

2 Als je een zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm mee (het voltooid deelwoord niet) 1 • Dit zie je aan het

hulpwerkwoord

• Door de zin vragend te maken

Redenering niet compleet. Er wordt geen relatie gelegd met één van de twee gevraagde werkwoordsvormen. 1 Voltooid deelwoord heeft een

vorm van ‘hebben’ in de zin staan

Redenering niet compleet. Er kan ook een ander hulpwerkwoord (zijn of worden) bij staan.

1 • De plaats in de zin.

• Persoonsvorm is vaak eerste werkwoord in de zin

Redering niet compleet.

1 Als er maar één werkwoordsvorm in staat, is het een persoonsvorm. Je spelt het als voltooid deelwoord als er een koppelwerkwoord of hulpwerkwoord in staat.

Redenering niet helemaal correct (zie onderstreping), op koppelwerkwoord hoeft geen voltooid deelwoord te volgen.

1 Als het al gebeurd is, is het voltooid deelwoord, anders persoonsvorm

In principe correct, maar dit kun je niet altijd aan een zin zien.

0 Bij een voltooid deelwoord staat er ge- be- of ver- voor

Kan bij persoonsvorm ook: ‘hij verandert’. 0 Aan de tijd: tegenwoordige of

verleden tijd

Beide vormen kunnen zowel in een zin voorkomen die in de tegenwoordige tijd staat als in een zin die in de verleden tijd staat.

0 Persoonsvorm is belangrijkste werkwoord van de zin, de echte handeling. De andere woorden

Persoonsvorm is juist vaak ook

functiewoord i.p.v. inhoudswoord (ook hulpwerkwoord bij voltooid deelwoord

38 helpen daarbij om het duidelijker te maken

geeft niet ‘de echte handeling’ weer). 0 Persoonsvorm staat aan het begin

van de zin

Niet het geval in bijzinnen. 0 Als de zin in de verleden tijd staat

moet je soms een voltooid deelwoord gebruiken

Fout

4. Wat is de regel voor het schrijven van een voltooid deelwoord dat bijvoeglijk gebruikt wordt (en dus meestal tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord in staat)?

Punten Antwoord Uitleg

2 Zonder verdubbeling van d of t en voor de uitspraak overbodige klinkers

Dus bijvoorbeeld ‘de vergrote foto’.

2 Zo kort mogelijk Zo wordt de regel vaak aangeleerd. 1 • Met één d of t

• Voltooid deelwoord + e • Ge + stam + de of te

Notie overbodige klinkers ontbreekt.

0 Langer maken, klank die je hoort gebruiken

Je hoort juist geen verschil tussen bijvoorbeeld ‘vergrote’ en ‘vergrootte’. 0 Ge + stam + de Gaat voorbij aan feit dat het ook ‘te’ kan zijn

en notie overbodige klinkers ontbreekt. 0 Bijv. de gegooide bal Slechts een voorbeeld, geen regel. 0 • Ik gebruik ‘t kofschip

• Moet iets zeggen over het zelfstandig naamwoord • Kun je uit de zin halen

Gaat niet in op specifieke regel voor het spellen van bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.

0 Zo groot mogelijk: met dubbel d of t en dubbele klinker

Fout

5. Hoe zou je aan iemand anders uitleggen hoe je de ik-vorm van een werkwoord moet schrijven?

Punten Antwoord Eventuele uitleg/bijzonderheden

2 • Als (alleen) de stam

• Als het hele werkwoord –en • Als ik de ik-vorm

Ik-vorm en stam worden vaak als synoniemen beschouwd.

2 Zonder toevoeging van d of t, tenzij één van deze letters al in de stam zit

Notie van stam zonder extra toevoeging.

1 Met gebruik van ‘lopen’. Het is ‘ik loop’ dus bij ik geen t

Ik-vorm kan alsnog wel op t eindigen (bijv. ik zit). Wel notie geen extra t.

39

0 Ik loop, jij loopt, wij lopen Slechts een voorbeeld, geen regel. 0 Schrijven zoals je het zegt en hoort Je hoort juist geen verschil tussen d of t. 0 • Stam + t

• Hele werkwoord

Fout

6. Hoe zou jij aan iemand anders uitleggen hoe je kunt bepalen hoe je een werkwoord spelt dat vóór het onderwerp ‘je’ staat?

Punten Antwoord Eventuele uitleg/bijzonderheden

2 • Alleen de stam • Stam zonder t

In tegenstelling tot de normale jij-vorm: stam + t.

2 Door het woord ‘lopen’ of ‘smurfen’ in te vullen. Als je dan een t hoort, dan moet je die ook schrijven

Dit is een ezelsbruggetje dat vaak aangeleerd wordt en in dit geval goed werkt.

2 Gebruik gebiedende wijs van het werkwoord

Gebiedende wijs = ik-vorm = stam. 1 • Zonder t

• Bij ‘je’ achter werkwoord krijg je nooit –dt

Notie stam ontbreekt (wat precies zonder t?).

0 Werkwoord ‘lopen’ gebruiken Proefpersoon laat niet zien dat hij weet hoe het ezelsbruggetje werkt.

0 Hardop zeggen of je d of t hoort Je hoort juist geen verschil tussen d of t. 0 Ik kijk altijd naar wat het mooist

staat

Geen regel 0 • Stam + t

• Altijd tweede in rijtje: ik loop, jij loopt, hij loopt

• Als je ‘je’ kunt vervangen door ‘jij’ gewone jij-vorm

Fout

7. Hoe zou jij aan iemand anders uitleggen of je het voltooid deelwoord van

werkwoorden zoals leven of werken met een d of een t aan het eind moet schrijven? Leg dit stap voor stap uit.

Punten Antwoord Eventuele uitleg/bijzonderheden

2 Je haalt eerst –en van het werkwoord af. Dan kijk je of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t kofschip/’t

fokschaap/taxikofschip (klinkers tellen niet mee). Zo ja, schrijf je een t, zo nee, schrijf je een d.

40 2 Als je het werkwoord langer

maakt door het in de verleden tijd te zetten of als bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord, hoor je een d of een t. Daar moet het voltooid deelwoord dan ook op eindigen. 1 • Met ’t kofschip. Als de letter er

niet in komt, dan een d, komt de letter er wel in, dan een t. • Stam nemen, laatste letter

daarvan, zit die in ‘t kofschip?

Redenering niet compleet.

1 • Zet het in de stam of in de verleden tijd en luister naar wat je hoort

Twee antwoorden waarvan één goed.

1 • Je neemt de stam en kijkt of de laatste letter een klinker in ’t kofschip is. Dan schrijf je het met een t, anders met een d. • Werken: neem de stam –en, laatste letter is t, zit die in het taxikofschip? Ja, dus gewerkt. • kofschip. Leven –en, v staat er

niet in, dus geleefd.

Eén fout (onderstreept) in verder goede redenering.

0 Je neemt de stam ‘leef’ en kijkt of de f in ’t kofschip zit.

Regels/ezelsbruggetjes verkeerd toegepast.

0 • Langer maken • ’t kofschip

Proefpersoon laat niet zien dat hij weet hoe de regel/het ezelsbruggetje werkt.

0 • Meestal hoor je het wel • Ik doe het op gevoel

Geen regel 0 • Door te kijken of de zin in de

verleden of tegenwoordige tijd staat

• Verlengen naar werkende, dus werkend