• No results found

Antwoorden en uitwerkingen 2.1 Casus Brahim en Samira met uitwerkingen

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: de adviseur moet Brahim en Samira wijzen op de consequenties die de betreffende wens met zich meebrengt. Willen ze vervolgens alsnog afwijken van het advies, dan legt de adviseur dit vast in het dossier. (B)

De klant dient op de consequenties te worden gewezen en een en ander moet worden vastgelegd in het dossier van de klant. Daarnaast moet de klant te allen tijden worden gewezen op de gevolgen van de afwijking. Indien het afwijken van het advies dusdanige grote gevolgen kan hebben, dat het niet ethisch verantwoord is voor de adviseur het product af te sluiten, dan kan de adviseur besluiten het adviestraject te beëindigen. Dit is niet in alle gevallen van toepassing.

Het juiste antwoord is: Brahim ik kan een afspraak voor je maken bij mijn collega. Hij is deskundig op het gebied van regelingen met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico en kan je daarover adviseren. (B)

De Adviseur Basis moet de klant doorverwijzen naar zijn collega. Dit doet hij door een afspraak te maken met een collega of de klant de gegevens van zijn collega te geven voor het maken van een afspraak. Eventueel informeert de adviseur zijn collega over de komst van Brahim. De Adviseur Basis mag in dit geval niet zelf adviseren, aangezien advies over arbeidsongeschiktheid niet valt binnen de bevoegdheden van de Adviseur Basis.

Toetsterm 4a.2

Besteedbaar jaarinkomen = € 55.881 -/- € 30.000 = € 25.881. Besteedbaar maandinkomen = € 25.881 / 12 =

€ 2.156,75.

Toetsterm 2b.2

Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is: gecondoleerd met je verlies. Wat kan ik voor je betekenen op dit moment? (B)

Wanneer een klant overlijdt en de nabestaanden nemen hierover contact op dan is het belangrijk om empathie te tonen. Vervolgens is het belangrijk om goed te kijken wat er moet gebeuren nu de klant is overleden.

Hiervoor vraagt de adviseur naar de behoeften van de nabestaanden. Wil de klant zaken regelen die buiten de bevoegdheden van de adviseur liggen dan is het belangrijk om de klant in contact te brengen met de juiste adviseur, zodat voor de klant alles zo goed mogelijk wordt geregeld. De adviseur moet hierin net zoveel initiatief nemen om de klant te ontlasten als zijn bevoegdheden hem toestaan.

Toetsterm 3b.1 / 4a.2

Wft Basis examentraining initieel - 31

2.2 Casus Esmée met uitwerkingen

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: ik houd mij aan de wettelijke regels die hierop van toepassing zijn. Waarom wil je dit weten?

(B)

Het is belangrijk dat de klant niet wordt gemeld vanaf welk bedrag er een meldingsplicht is. Maar ook mogen er geen dingen worden verteld die niet kloppen. De adviseur heeft een belangrijke taak, namelijk doorvragen waarom de klant hiernaar informeert. Dit helpt de adviseur in te schatten of er een subjectieve MOT-melding moet worden gedaan.

Toetsterm 3b.2

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: de adviseur doet een Melding Ongebruikelijke Transactie (MOT) op basis van een subjectieve indicator. Hij heft het krediet nog niet op. (A)

In de situatie van Esmée zijn er voldoende subjectieve indicatoren om een MOT-melding te doen. Ze wil niet duidelijk aangeven waar het geld vandaan komt en ze vraagt aan de adviseur hoe het zit met het melden van de contante storting. Op basis van deze informatie is het logisch dat de adviseur twijfelt aan de integriteit van de klant. Het belang van de aflossing van de lening is belangrijk, maar mag niet ten koste gaan van de integriteit.

Toetsterm 4a.3

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: ik vind het ontzettend vervelend dat u de situatie zo heeft ervaren. Ik snap dat u hiervoor een klacht in wilt dienen. Ik ga direct zorgen dat er een nieuwe pas wordt aangevraagd. In hoeverre heeft u nu behoefte aan contant geld? (C)

Het is belangrijk dat de klacht van de klant serieus wordt genomen. De klacht is altijd terecht vanuit de perceptie van de klant. Bij het ontvangen van een klacht moeten de volgende zes stappen worden doorlopen:

1. Laat de klant stoom afblazen.

2. Toon begrip.

3. Onderzoek de klacht.

4. Zorg voor een oplossing.

5. Sluit positief af.

6. Nazorg.

Bij het juiste antwoord toont de adviseur begrip en wordt geprobeerd de klant een oplossing te bieden. Bij het eerste antwoord wordt geen begrip getoond voor de situatie van de klant. Bij het tweede antwoord wordt wel begrip getoond, maar wordt niet naar een oplossing voor het probleem gezocht.

Toetsterm 3c.1

2.3 Casus Liam en Caroline met uitwerkingen

In de situatie van Liam en Caroline moet de adviseur na afloop van het gesprek de overeenkomst voor de betaalrekening, de overeenkomst van de spaarrekening, de algemene bankvoorwaarden en de

Productvoorwaarden overhandigen. Het dienstverleningsdocument moet voorafgaand aan het advies worden overhandigd en is in het geval van betaal- en spaaradvies geen verplichting. Het Essentiële-informatiedocument is in deze situatie niet van toepassing aangezien het niet gaat om een beleggingsproduct of een

verzekeringsproduct met een beleggingscomponent.

Toetsterm 2b.4

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: het is belangrijk dat de adviseur het krediet bespreekt met Caroline. Heeft ze er wel eens over nagedacht haar spaargeld te gebruiken om het krediet af te lossen? Mocht ze meer willen weten dan maakt de adviseur een afspraak voor haar met een Adviseur Consumptief krediet. (C)

Wanneer de adviseur constateert dat iemand aan de ene kant een krediet heeft en aan de andere kant voldoende spaargeld heeft om dit krediet af te lossen, is het belangrijk om dit te bespreken. De klant moet worden gevraagd of ze er wel eens over heeft gedacht het krediet af te lossen. Zo ja, waarom ze ervoor heeft gekozen dit niet te doen? Het is belangrijk om dit bij de klant na te gaan. Het kan zijn dat ze er bewust voor heeft gekozen het krediet nog niet af te lossen. Het is aan de klant om deze beslissing te nemen. De adviseur moet het in ieder geval bespreekbaar maken.

Mocht de klant interesse hebben om het krediet af te lossen, dan is het belangrijk dat de adviseur de klant doorverwijst naar een collega met de juiste beroepskwalificatie. Deze kan precies vertellen of aan de aflossing eventuele voorwaarden zijn verbonden en of dit kosten met zich meebrengt.

Toetsterm 3b.3

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: je geeft aan dat je jouw verzekeringen op verschillende plaatsen hebt ondergebracht. Wat is hier de reden van? (A)

Het is belangrijk in kaart te brengen waarom de klant ervoor kiest de verzekeringen verspreid onder te brengen.

Door deze motieven te onderzoeken krijgt de adviseur meer inzicht in de behoeften van de klant op het gebied van verzekeringen. Het is belangrijk geen aannames te doen over wat de klant belangrijk vindt. Het is beter om dit de klant zelf aan te laten geven en het aanbod hier op aan te passen.

Toetsterm 2c.1

Wft Basis examentraining initieel - 33 Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is € 60,00.

De berekening ziet er als volgt uit:

Totaal vermogen box 3: € 70.000 (€ 50.000 + € 20.000) Schulden box 3: € 0 -/- (€ 5.000 -/- € 6.000) Vrijstelling box 3: € 60.000 -/- (2 x € 30.000) Grondslag sparen en beleggen € 10.000

Voor fiscaal partners is het in veel gevallen voordelig om de grondslag sparen en beleggen over beide partners te verdelen. Voor Liam en Caroline maakt het niet uit of zij de grondslag wel of niet verdelen. Toch verdelen we hem zodat je deze wijze van berekenen ziet.

Grondslag sparen en beleggen per persoon is € 10.000 / 2 = € 5.000.

Forfaitair rendement: € 5.000 x 2,02% = € 101.

Te betalen belasting: € 101 x 30% = € 30.

Zowel Liam als Caroline moet € 30 belasting betalen. Dit is totaal € 30 x 2 = € 60,00.

Toetsterm 2a.1

Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is: ik snap jullie verzoek en ga ervoor zorgen dat alle documenten die alleen voor het consumptief krediet advies nodig zijn geweest uit jullie dossier worden verwijderd (A).

De AVG geeft de klant het recht tot het beperken van de gegevens die van de klant worden verwerkt. Dat betekent dat de klant kan verzoeken om gegevens over hem te verwijderen. Daar kan een financiële instelling niet altijd aan meewerken. Financiële instellingen hebben de plicht tot het aanhouden van een dossier. Zij moeten kunnen bewijzen wat ze hebben geadviseerd en waarom. Wanneer het geadviseerde product uiteindelijk niet is afgesloten, bestaat deze dossierplicht niet. In dat geval moet het verzoek van de klant worden ingewilligd en moeten de gegevens worden verwijderd.

Toetsterm 4a.5

2.4 Casus Theo en Manon met uitwerkingen

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: het is erg vervelend dat je hier niet van op de hoogte was. De kosten die je moet betalen komen voort uit het feit dat je het krediet gebruikt. Op dat moment ga je rente betalen over het bedrag dat je hebt opgenomen. (B)

Wanneer een klant boos is, is het allereerst belangrijk om de klant zijn verhaal te laten doen. Empathie tonen is daarbij belangrijk. Dat kan de adviseur doen door aan te geven dat hij het erg vervelend vindt dat de klant hier niet van op de hoogte was. Daarna volgt de uitleg waar de kosten vandaan komen. Het is belangrijk dat de adviseur niet in de verdediging schiet en de klant niet terecht wijst. Vaak heeft dit een averechts effect op de sfeer van het gesprek.

Toetsterm 3c.1 / 3d.2

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: de adviseur legt Theo uit dat hij niet bevoegd is om hierover te adviseren. Wel kan hij een afspraak maken met een collega, zodat hij of zij samen met Theo kan kijken naar de mogelijkheden voor de vervroegde aflossing. (A)

Een Adviseur Basis is niet bevoegd om de klant advies te geven op het gebied van vervroegde aflossing op de hypotheek. Hij moet de klant doorverwijzen naar een Adviseur Hypothecair krediet. Ook al heeft de adviseur ervaring en kennis uit het verleden, vanuit zijn huidige functie is hij niet bevoegd om deze in te zetten.

Toetsterm 3d.1 / 4a.2

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is € 13.956,00.

Theo heeft een bruto inkomen van € 2.800 per maand. Daarnaast heeft hij recht op 8% vakantiegeld. Zijn bruto jaarinkomen is (12 x € 2.800) x 1,08 = € 36.288.

Het juiste antwoord is: helaas kan ik dit niet voor je in orde maken zonder toestemming van jouw ouders. (A) Pieter is nog minderjarig. Dit betekent dat hij handelingsonbekwaam is. Dit betekent dat hij zelf geen rechtshandelingen mag verrichten en daarmee ook geen spaarrekening kan openen. Hiervoor heeft hij toestemming nodig van zijn ouders.

Toetsterm 4a.3

Wft Basis examentraining initieel - 35 Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is € 756,25.

In dit geval heeft de tussenpersoon niet de intentie om te bemiddelen in een product. Dit betekent dat de tussenpersoon verplicht is om BTW in rekening te brengen.

De berekening ziet er als volgt uit:

Totale tarief exclusief BTW: 5 x € 125 = € 625.

Totale tarief inclusief BTW: € 625 x 1,21 = € 756,25.

Toetsterm 2b.3

2.5 Casus Zwemschool de Vin met uitwerkingen

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: Marco en Milan kunnen de rekening alleen gezamenlijk openen, aangezien ze nog niet bekend zijn bij de bank. Daarom moeten zij zich beiden legitimeren. (C)

Wanneer een vof een rekening wil openen bij de bank, moeten alle vennoten worden geïdentificeerd. Zeker aangezien zowel Marco als Milan nog niet bekend zijn bij de bank. Daarnaast moet op basis van het uittreksel van de Kamer van Koophandel worden gekeken wat de bevoegdheden zijn van de individuele vennoten. Het is belangrijk dat dit wordt vastgelegd bij de bank, zodat de bank weet wat iedere persoon individueel mag doen en waarvoor ze alleen gezamenlijk mogen handelen. In deze situatie zijn beide vennoten bevoegd om individueel te handelen wanneer het gaat om bedragen tot € 25.000.

Toetsterm 2b.1

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: spaarrekening C. (C)

Spaarrekening A biedt de hoogste rente, maar daar geldt dat Marco en Milan een boete moeten betalen wanneer zij over het geld willen beschikken. Spaarrekening B biedt de laagste rente, maar heeft als voordeel dat Marco en Milan te allen tijde bij hun geld kunnen. Spaarrekening C zit wat betreft de rente tussen A en B in. Van deze rekening kunnen ze het geld te allen tijde boetevrij opnemen. Aangezien ze de beschikbaarheid van het geld belangrijker vinden dan de rente is spaarrekening C de beste optie.

Toetsterm 3a.1

Antwoord vraag 3 De juiste antwoorden zijn:

-kopie legitimatiebewijs van de vennoten. (B) -uittreksel Kamer van Koophandel. (C) -oprichtingsakte ‘Zwemschool de Vin’. (F) -gespreksverslag. (G)

-getekende overeenkomst betaalrekening. (I) -getekende overeenkomst spaarrekening. (J)

In het dossier moet in ieder geval een kopie van de legitimatiebewijzen van de vennoten aanwezig zijn.

Daarnaast moet er een kopie van het uittreksel van de Kamer van Koophandel in het dossier zitten, evenals de oprichtingsakte van de zwemschool. Verder moet in het gespreksverslag worden vastgelegd hoe het advies tot stand is gekomen en welke afspraken zijn gemaakt. Tot slot moet in het dossier een getekende versie

van de overeenkomsten worden opgenomen. Het Essentiële-informatiedocument, de bankvoorwaarden en productvoorwaarden horen niet in het dossier. Van de betaalrekening bestaat geen productwijzer.

Toetsterm 2d.1

Wft Basis examentraining initieel - 37 Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: om dit in orde te kunnen maken moeten zowel jij als Marco tekenen voor een wijziging tenaamstelling van de rekening. Het is handig om een afspraak te maken, zodat alles kan worden geregeld. (A) Voor het wijzigen van de tenaamstelling van een gezamenlijke rekening moeten beide rekeninghouders tekenen.

Dit is terug te vinden in de voorwaarden die horen bij de spaarrekening. Het is in de reactie van de adviseur belangrijk dat de klant een oplossing wordt geboden, in dit geval door voor te stellen een afspraak te maken.

Antwoord A is daarom de meest juiste reactie.

Toetsterm 4a.4

2.6 Casus Freek en Ling met uitwerkingen 2.7

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: een en/of betaalrekening. (B)

Freek en Ling geven aan dat zij graag een betaalrekening willen openen waar zij beiden over kunnen beschikken, ook afzonderlijk van elkaar. Een en/of tenaamstelling is dan het meest passend. Freek en Ling kunnen dan zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk over de rekening beschikken.

Een en/en tenaamstelling is hier niet passend. Bij een en/en tenaamstelling geldt namelijk dat Freek en Ling alleen gezamenlijk over de rekening kunnen beschikken, maar niet afzonderlijk van elkaar. Daarmee sluit dit niet aan bij de wensen en behoeften. Ook twee enkelvoudige rekeningen sluit niet aan, aangezien ze aangeven een gezamenlijke rekening te willen.

Toetsterm 3d.1

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: € 1.410,00.

Om tot het juiste antwoord te komen is het handig om een tijdslijn te maken. Je weet dat Freek en Ling de rekening openen op de 1e van de maand. Op de 21e van de maand willen ze geld gaan storten. Om niet rood te staan op de betaalrekening moeten ze een bedrag op de rekening storten ter hoogte van de uitgaven die tussen de 1e en 21e van de maand worden gedaan. Dit zijn: abonnementen, gas, water en licht, de boodschappen en de woonlasten. De verzekeringen worden op de 24e van de maand afgeschreven en hoef je daarom niet mee te nemen in de berekening. De berekening ziet er dan als volgt uit: € 95 + € 140 + € 275 + € 900 = € 1.410,00.

Toetsterm 2a.1

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: 1 = € 240.000, 2 = € 296.425, 3 = € 71.425, 4 = € 225.000. (A)

Bij een balans is het belangrijk dat je op de hoogte bent van de belangrijkste uitgangspunten, namelijk dat de activa en passiva zijde altijd hetzelfde totaal hebben en dat je het eigen vermogen berekent door het totaal van de passiva te verminderen met de overige cijfers aan de passiva zijde.

Getal 1 kan je invullen op basis van de casustekst. Je kan hier lezen dat de eigen woning € 240.000 waard is.

Vervolgens kan je 2 berekenen door alle activa bij elkaar op te tellen. Je komt dan uit op € 296.425. De 4 haal je ook uit de casustekst. Hierin staat dat de hypotheek op de woning € 225.000 bedraagt. Uiteindelijk kan je de 3 berekenen door het totaal van de passiva min de overige passiva te doen. Je komt dan uit op € 71.425.

Activa Passiva

Eigen woning € 240.000 (1) Eigen vermogen € 71.425 (3)

Auto € 4.675 Consumptieve schulden € 0

Spaarrekening € 16.750 Hypotheek € 225.000 (4)

Inboedel € 35.000

Totaal € 296.425 (2) Totaal € 296.425

Wft Basis examentraining initieel - 39 Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: de adviseur inventariseert bij Freek waar hij het geld voor opzij wil zetten. Hij brengt zijn doelstellingen, wensen en behoeften in kaart en kijkt dan wat de mogelijkheden zijn (A).

Het is belangrijk om goed te inventariseren. Wat wil de klant, wat zijn de wensen en behoeften? Op basis daarvan kan de adviseur namelijk beslissen of de wens van de klant valt onder zijn bevoegdheden, of dat hij de klant moet doorverwijzen naar een collega. Direct doorverwijzen heeft nog geen zin. Het kan namelijk zijn dat de adviseur er tijdens de inventarisatie achter komt dat Freek wel degelijk wil sparen en beleggen bijvoorbeeld helemaal niet bij hem past. Daarom is de inventarisatie zo belangrijk. Het adviseren om te gaan beleggen mag de Adviseur Basis niet, hij beschikt niet over de juiste beroepskwalificatie.

Toetsterm 3a.1

2.8 Rekenles met uitwerkingen

Antwoord vraag 1

We berekenen eerst hoeveel Max in vijf jaar bij elkaar heeft gespaard: € 10.000 x (1,015)³ = € 10.456,78.

Max wil € 3.000 opnemen van het deposito en betaalt hierover een boete van 2% (2 jaar te vroeg opgenomen).

Deze boete gaat af van het resterende bedrag op het deposito. Dit bedrag is € 3.000 x 0,02 = € 60,00.

Dan blijft over op het deposito: € 10.456,78 -/- € 3.000 -/- € 60 = € 7.396.78.

Toetsterm 2a.1

Antwoord vraag 2

Ali heeft een inkomen in box 1 van:

AOW: € 1.180 x 12 = € 14.160.

Pensioen: € 780 x 12 = € 9.360.

Het totaal inkomen van box 1 bedraagt € 23.520.

Te betalen belasting box 1:

Het fictieve loon valt in box 1. De vakantiewoning, het spaargeld en de beleggingen vallen in box 3.

Toetsterm 2a.1

Wft Basis examentraining initieel - 41 Rendementsgrondslag:

€ 176.000 -/- € 1.000 (€ 7.000 -/- 2 x € 3.000 schuldendrempel) = € 175.000.

Stap 2: Bereken de grondslag sparen en beleggen

Rendementsgrondslag -/- heffingsvrij vermogen = grondslag sparen en beleggen

€ 175.000 -/- € 60.000 (2 x € 30.000) = € 115.000.

Het meest voordelig is om allebei de helft van de grondslag op te geven. Dit is € 115.000 / 2 = € 57.500.

Stap 3: Bereken het voordeel uit sparen en beleggen Voordeel schijf 1: € 57.500 x 2,02% = € 1.161,00

Stap 4: Bereken de te betalen belasting

Voordeel uit sparen en beleggen x 30% = te betalen belasting

€ 1.161 x 30%= € 348.

Dit is de verschuldigde belasting voor 1 persoon. € 348 x 2 = € 696,00 is de totaal verschuldigde belasting.

De hypotheek van de eigen woning telt niet mee, deze valt in box 1. Huurinkomsten zijn onbelast. Dit geldt ook voor de inboedel, auto en sieraden.

Toetsterm 2a.1

Antwoord vraag 5

Te belasten erfenis bedraagt: € 250.000 -/- € 20.371 (vrijstelling) = € 229.629.

Eerste schijf: € 123.248 x 18% = € 22.184.

Tweede schijf: € 229.629 -/- € 123.248 = 106.381 x 36%= € 38.297.

Totaal € 22.184 + € 38.297 = € 60.481,00.

Toetsterm 2a.1

Antwoord vraag 6

Te belasten schenking bedraagt: € 7.000 -/- € 2.147 (vrijstelling) = € 4.853 Eerste schijf: € 4.853 x 30% = € 1.455,00.

Toetsterm 2a.1

Antwoord vraag 7

Inkomsten van Ad = € 2.100 salaris + € 400 kinderopvangtoeslag + € 64 kinderbijslag (€ 192/3 )= € 2.564 .

Uitgaven van Ad: € 700 huur + € 450 boodschappen + € 200 gas, water en elektriciteit + € 50 telefoon en internet +

€ 65 verzekeringen + € 90 hobby’s + € 400 kleding + € 28 abonnement De Volkskrant (€ 335/12) = 1.983. Overschot

= € 581,00 (€ 2.564 inkomsten -/- € 1.983 uitgaven).

Toetsterm 2b.2

Antwoord vraag 8

Er is sprake van onderverzekering. Daarom wordt het volgende uitgekeerd: (Verzekerde waarde / werkelijke waarde) x schade bedrag.

De woonhuisverzekering zal (€ 250.000 / € 275.000) * € 120.000 = € 109.090,91 uitkeren.

Toetsterm 3d.1

Antwoord vraag 11

Activa Passiva

Eigen woning € 230.000 Eigen vermogen € 58.000 (2)

Auto € 6.000 Consumptieve schulden € 4.000

Spaarrekening € 1.500 Hypotheek € 200.000

Inboedel € 24.500

Totaal € 262.000 (1) Totaal € 262.000 (3)

Cijfer 1 bereken je door alle activa op te tellen: € 230.000 + € 6.000 + € 1.500 + € 24.500 = € 262.500.

Om cijfer 2 te kunnen berekenen moet je eerst weten wat er op de plek van cijfer 3 moet komen te staan.

Aangezien je weet dat de activa en passiva zijde van de balans in evenwicht moeten zijn is cijfer 3 gelijk aan cijfer 1, oftewel € 262.000.

Om cijfer 3 te kunnen berekenen trek je de overige passiva aan de rechterzijde van de balans af van het totaal van de balans, oftewel € 262.000 -/- € 4.000 -/- € 200.000 = € 58.000.

Toetsterm 2b.2

Antwoord vraag 12

De uitgaven voor de huur, boodschappen en zorgverzekering worden gedaan tussen het moment van het openen

De uitgaven voor de huur, boodschappen en zorgverzekering worden gedaan tussen het moment van het openen