• No results found

In de analyse van de argumentatiefase is het uitgangspunt dat de verschillende speechparagrafen ieder een eerstelijns argument representeren: gezamenlijk volgen de hoofdstandpunten in iedere speechparagraaf onderbouwing voor het standpunt uit §4.1. In deze paragraaf wordt per tussenkopje beknopt geanalyseerd wat het centrale argument is, zodat de structuur van het betoog zichtbaar wordt en de analyse completer is. Omdat de

onderzoeksvraag zich echter richt op het strategisch gebruik van de antithese en drieslag, zullen in deze paragraaf niet alle centrale argumenten evenredig worden behandeld.

Het argument dat behandeld wordt in de eerste speechparagraaf is ”De belangrijke vluchtelingenkwestie wordt goed opgevangen door de samenleving”. Dit argument heeft een vergelijkingsrelatie met het standpunt (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 2002, pp. 99-100): Klaver doet de aanname dat als de samenleving de vluchtelingenkwestie goed kan opvangen, deze evenzogoed een verandering in Nederland kan bereiken. Door in deze paragraaf rechtstreeks de aanwezigen te bedanken voor deze inzet, verbindt hij de prestatie aan het onderwerp van zijn standpunt, GroenLinksers, in plaats van aan de gehele samenleving.

Klaver presenteert in dit onderdeel uitgangspunten over de functie van politiek (zie §4.2) en in het vervolg wordt duidelijk waarom: hij herhaalt, ditmaal als argumentatie, dat politici debatteren over vluchtelingen. Deze keer benadrukt hij echter dat dit in de praktijk wordt opgevangen door de samenleving door zijn toehoorders te complimenteren: “ze worden bij jullie opgevangen […] dat is een zware klus en ik wil jullie complimenteren voor het werk dat lokaal wordt gedaan”. Door deze nadruk te leggen op de samenleving geeft hij niet alleen zijn toehoorders een goed gevoel over zichzelf, maar benadrukt hij ook dat GroenLinksers bijdragen aan de maatschappij. Hij gebruikt hierbij de reeds geaccepteerde uitgangspunten over de functie van politiek: een strategische inzet van de stand van zaken (Van Eemeren, 2010b, p. 163).

Deze strategie hanteert Klaver middels een duidelijke route door het argument in de vorm van een drieslag en antithese te presenteren (Van Eemeren, 2010b, p. 163): “De vluchtelingen komen uit Syrië; we debatteren over hen in Den Haag; maar ze worden bij jullie opgevangen”. De drie delen zijn aan elkaar gelinkt door drie verschillende groepen mensen op drie uiteenlopende locaties, waardoor een drieslag ontstaat die speelt met corresponderende vorm (Quintilianus, 2001); doordat het voegwoord ‘maar’ is tussengevoegd om de - voor het argument belangrijkste - tegenstelling te benadrukken, ontstaat tegelijkertijd ook een antithese van het soort sententiae sententiis opponuntur (Krašovec, 1984, p. 3).

In de tweede speechparagraaf, ‘Voorgangers’, staat het argument: “De afgelopen jaren hebben GroenLinksers zich afgezet tegen (gedeeltelijk) rechts beleid” centraal. In dit centrale argument is er sprake van een kentekenrelatie met het standpunt (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 2002, pp. 96-98): het afzetten tegen het huidige beleid door

GroenLinksers is een symptoom van de potentiële bewerkstelliging van verandering in Nederland.

In deze paragraaf gebruikt Klaver enkele drieslagen om zijn voorgangers te prijzen; hoewel hij in eerste instantie zijn voorgaande fractievoorzitters benoemt, trekt hij dit argument breder aan het einde van de speechparagraaf door te spreken over ‘wij’. In deze paragraaf is een polysyndeton-drieslag vooral interessant (Quintilianus, 2001): “Paul, Femke, Jolande en Bram, zij streden tegen de tijdgeest; tegen het economisme van paars; tegen de tegenstellingen van Wilders, tegen een maatschappelijk klimaat van wantrouwen en onzekerheid”. Deze drieslag vormt nevenschikkende argumentatie voor het centrale argument in deze speechparagraaf. Het verbindingswoord ‘tegen’ dat in de polysyndeton vier keer wordt herhaald, is de eerste keer onderdeel van de basiszin: “zij streden” is het weggelaten deel dat na de basiszin in gedachten voor de drie delen wordt herhaald. De drieslag gebruikt hiermee weglating (Quintilianus, 2001).

Interessant is dat hier geen expliciete antithesen worden ingezet, maar het nog steeds om tegenstellingen gaat: de voorgangers streden tegen van alles, en politieke opponent Wilders wordt aangehaald als iemand die tegenstellingen introduceert. De strategische functie van deze argumentatieve zet schuilt ook daardoor meer in de inhoud dan in de vorm: Klaver gebruikt de drie onderdelen om negatieve kenmerken van de politieke opponenten te benoemen waarmee hij de noodzaak voor zijn standpunt onderbouwt. Dit doet hij door woorden met negatieve connotatie te gebruiken: ‘tegenstellingen’, ‘wantrouwen’, ‘onzekerheid’, en de door hemzelf geïntroduceerde term ‘economisme’. Het beoogde resultaat is duidelijk (Van Eemeren, 2010b, p. 163): door de politieke tegenstanders negatief af te schilderen tegenover GroenLinks prominenten, komen eigen partij en lijsttrekker relatief positief en capabel uit de verf.

Vervolgens is in ‘Onderstroom verandert Nederland’ het centrale argument: “De samenleving maakt zich klaar voor verandering”. Dit betreft kentekenargumentatie, omdat medewerking vanuit de samenleving een voorwaarde is voor de bewerkstelliging van verandering: zonder gebeurt het niet, en als de samenleving zich klaarmaakt zal deze zich er ook voor inzetten.

Om dit centrale argument te onderbouwen noemt Klaver enkele voorbeelden van initiatieven en protest uit de samenleving tegen de status quo. Hij maakt in deze speechparagraaf geen gebruik van argumenten die drieslag en antithese combineren, maar de stijlmiddelen worden wel afzonderlijk gebruikt: opnieuw tegenstellingen tussen politiek en samenleving, en GroenLinks tegenover het beleid van Rutte en Wilders. Drieslagen

formuleren daarnaast wat de samenleving nu eigenlijk wil, en hoe mensen zich daarvoor inzetten. De nadruk op verandering in dit onderdeel heeft ook als functie om GroenLinks en een alternatieve status quo positief te presenteren ten opzichte van de rechtse partijen van Rutte en Wilders en hun beleid dat op het moment van de speech gehandhaafd wordt. De herhaling die hierin zit, en het voortbouwen op eerdere uitgangspunten en argumenten toont hoe Klaver de stand van zaken in het betoog strategisch benut; tegelijkertijd werkt hij ook zichtbaar toe naar het beoogde resultaat doordat ook dit onderdeel zich opnieuw verhoudt tot het standpunt. De begrenzingen die het communicatief activiteitstype met zich meebrengt, heeft tot gevolg dat hij de kritiek op Rutte, Wilders en hun beleid herhaaldelijk kan uiten zonder dat het tegendeel wordt beargumenteerd. Met deze herhaling probeert hij strategisch zijn eigen positie te versterken.

Nadat Klaver in het derde hoofdargument een actiegerichte roep om verandering aanhaalt, verschuift hij de arena voor verandering in het vierde en vijfde argument naar beleid. Het vierde argument is “In de samenleving groeit de roep om een nieuwe visie” in de speechparagraaf ‘Maatschappelijk kruispunt’; het vijfde is “Het is onwenselijk dat het huidige politieke beleid voortduurt” in ‘Politiek kruispunt’. Deze twee argumenten zijn nevenschikkend: Klaver demonstreert hiermee gelijktijdig dat zowel in de samenleving als in de politiek behoefte is aan een nieuwe visie op nationaal beleid.

Allereerst worden er veel argumentatieve zetten gedaan in de speechparagraaf ‘Maatschappelijk kruispunt’. De relevantste onderbouwing voor het centrale argument bestaat uit drie drieslagen, waarvan twee ook antithesen gebruiken. De drie drieslagen vormen samen een pragmatische, nevenschikkende argumentatiestructuur. De eerste is een epiphora die de afgelopen periode beschrijft door “Al dertig jaar” driemaal te herhalen. Later volgt het tweede deel in een epiphora, waarin het herhaalde deel “Het is niet nodig om” de luisteraar geruststelt over de toekomst door drie verschillende antithesen, allen sententiis opponuntur (Krašovec, 1984, p. 3), tegenover de vrees te plaatsen. De derde drieslag speelt met de vorm door het verbindingswoord “maar” driemaal te herhalen (Quintilianus, 2001) en brengt de luisteraar eindelijk het toekomstgerichte advies dat dit argumentatieschema pragmatisch maakt. Doordat de woorden twee aan twee woorden gepresenteerd zijn de drie antithesen in deze drieslag een bina binis (Quintilianus, 2001, p. 482): “Niet bezuinigen, maar investeren; geen loonmatiging, maar loonstijging; geen flexbanen, maar echte banen”.

Klaver kiest met de drie nevenschikkende drieslagen voor een duidelijke route (Van Eemeren, 2010b, p. 163): pragmatische, nevenschikkende argumentatie helpt politici om de

argumentatie zo sterk mogelijk te maken en daarmee de retorische impact te vergroten (Van Eemeren & Garssen, 2014, pp. 8-9; Schellens & Steehouder, 2010, p. 100). Het derde deel van de nevenschikkende argumentatie in drieslagvorm vormt de uitsmijter (Schellens & Steehouder, 2010, p. 100): Klaver kiest er dan ook voor het daadwerkelijke advies tot het laatst te bewaren en deze bondig te formuleren voor impact. Daarmee neemt hij ook het beoogde resultaat van de strategische manoeuvre in ogenschouw (Van Eemeren, 2010b, p. 163).

Ook maakt Klaver in zijn argumentatie in ‘Maatschappelijk kruispunt’ opnieuw gebruik van de stand van zaken: de uitgangspunten uit de eerste speechparagraaf worden ook hier weer gebruikt in de argumentatie (Van Eemeren, 2010b, p. 163). Zo stelt Klaver zijn publiek gerust in de middelste drieslag door alternatieven te noemen voor hun angsten; deze alternatieven zijn volgens hem reëel zolang politici de juiste keuzes maken, en Klaver is bereid dat met GroenLinks te doen. Dit streven heerst ook bij de laatste drieslag. Hier doet Klaver overigens nog iets opvallends om positief af te steken bij de concurrentie. In de drie voorbeelden van hoe het níet moet, noemt hij bezuinigen, loonmatiging en flexbanen alsof er in het beleid van Rutte opzettelijk verkeerde keuzes zijn gemaakt; de alternatieven die hij aandraagt zijn investeringen, loonstijging en ‘echte banen’. Wat Klaver hier echter buiten beschouwing houdt, is dat de negatief geïntroduceerde politieke keuzes van zijn opponent een gevolg waren van de economische crisis die hoogtij vierde ten tijde van Rutte’s aantreden. De verandering die Klaver in zijn hele betoog verdedigt, is dus wellicht niet zo verschillend van de concurrentie als hij het presenteert: nu de crisis voorbij is zullen zijn rechtse collega’s waarschijnlijk ook andere politieke keuzes maken, op zijn minst minder strenge keuzes. Uit strategische overwegingen kiest Klaver er echter voor hier geen boodschap aan te hebben: het biedt hem namelijk – opnieuw – de kans om zich als een aantrekkelijk alternatief voor de regerende partijen te presenteren. En ook hier geldt dat hij als enige spreker in de monoloog niet zulke tegenargumenten hoeft te verwerpen: Klaver heeft in deze gewaagde manoeuvre dus vrij spel.

Ook in ‘Politiek’ kruispunt, het tweede deel van de nevenschikking, manoeuvreert Klaver strategisch. Nadat hij het huidige beleid vergelijkt met de keuzes die hij namens GroenLinks zou maken, schetst Klaver in dit onderdeel aan de hand van pragmatische argumentatieschema’s de onwenselijke hypothetische consequenties (Andone, 2015, pp. 2-9) die zouden voortkomen uit voortdurend beleid van zijn opponenten. Zo zegt hij hier:

Als Rutte en Wilders volgend jaar winnen, dan verliest Nederland. Dan wint een politiek die tegenstellingen aanwakkert, het van een politiek die verbinding zoekt; dan wint een politieke stijl die slechts vraag wat er kan, niet doet wat er nodig is; Dan wint de angst het van de hoop, de status quo van vernieuwing, de hebzucht van eerlijk delen.

Kortom: door deze twee speechparagrafen achter elkaar te plaatsen, creëert Klaver eigenlijk een antithese op macroniveau: hij zet eerst de wenselijke consequenties van zijn eigen ideeën uiteen, en plaatst die vervolgens in het laatstgenoemde fragment nog eens tegenover de onwenselijke consequenties van de ideeën van de opponent in sententiae sententiis opponuntur-antithesen (Krašovec, 1984, p. 3). Dat de antithese in pragmatische argumentatie deze functie kan vervullen, is in overeenstemming met theoretische analyses uit §3.1.2. Over het beoogde resultaat kan ondertussen geen twijfel bestaan: Klaver manoeuvreert doelgericht om zichzelf positief te presenteren ten opzichte van de politieke concurrentie. Hij benadrukt zijn doel gelijk na dit fragment expliciet: “Dat is wat er op het spel staat; dat is waarom wij moeten winnen”. Naast de antihese speelt ook de drieslag in het fragment weer een belangrijke rol in de route naar dit resultaat: binnen de epiphora met ‘dan wint’ als herhaling, is in het derde deel nóg een drieslag zichtbaar die ontstaat door speling met de vorm doordat er drie tegenstellingen woord aan woord worden gepresenteerd: een singula singulis (Quintilianus, 2001).

Het een-na-laatste argument is: “De wenselijke gevolgen van GroenLinks-beleid zijn goed voorstelbaar”. Dit argument heeft als functie om de haalbaarheid van het gewenste beleid te benadrukken : het is pragmatische argumentatie. Klaver onderbouwt het standpunt om zijn visie uit te voeren namelijk op basis van de wenselijke consequenties die eraan zijn verbonden (Andone, 2015, pp. 2-3). De titel van de speechparagraaf, ‘Stel je voor’ wekt al de indruk dat het niet om bewerkstelligde, maar om hypothetische consequenties gaat (Andone, 2015, p. 9).

Opnieuw zet Klaver hier de onwenselijke consequenties van voortzetting van het beleid tegenover de wenselijke consequenties die hijzelf nastreeft. Dit keer doet hij dat echter uitgebreider en daardoor concreter dan in de vorige bondige fragmenten, waardoor hij

tegelijkertijd ook meer aannames doet over de plannen van de concurrentie:

Stel je voor, geen verdere flexibilisering op de arbeidsmarkt, maar nieuwe solidariteit die ZZP-ers verzekert tegen pech en werknemers een fatsoenlijk

inkomen en werkzekerheid biedt; Stel je voor, dat we niet meer bezuinigen, omdat de financiële elite dat vraagt, maar investeren in onderwijs en werk omdat mensen dat nodig hebben; Stel je voor dat we over tien jaar ons inkomen verdienen in een economie die werkt voor ons allemaal, niet alleen voor

frauderende Panama-parasieten en bonus-beluste bankiers.

Dat Klaver hier inhoudelijk meer uitweidt, komt doordat hij de aanzet voor deze argumenten al eerder in zijn speech heeft gedaan: hij maakt gebruik van de stand van zaken (Van Eemeren, 2010b, p. 163). Ook hier profiteert Klaver van het aanvaarde uitgangspunt dat politici altijd keuzes hebben in hun beleid. In het eerste deel van deze epiphora verwijst hij terug naar de flexbanen die hij eerder al als probleem van het huidige beleid aankaartte, en zet daar meerdere positieve alternatieven tegenover. In het tweede deel herinnert hij het auditorium er opnieuw aan dat Rutte streng heeft bezuinigd, maar dat dat niet nodig is: Klaver denkt aan het volk, is juist wel bereid te investeren in werk en onderwijs. Het derde punt vat zijn kritiek op het zogenaamde, en ook reeds benoemde, economisme: Klaver beweert dat hij de economie zo kan vormen dat het bedrijfsleven er niet op achteruit gaat, maar alle burgers er op vooruit gaan.

Dit voortbouwen op de stand van zaken is niet geheel zonder risico. Eerder werd al geanalyseerd dat Klaver strategische sprongen maakt in pogingen zijn eigen plannen positief te weergeven tegenover de concurrentie. De bezuinigingen waar hij de concurrent eerder van beschuldigde koppelde hij los van de crisiscontext, en dat doet hij in dit uitgebreidere fragment opnieuw. Het gaat hier zelfs verder: waar hij in het vorige fragment de oorzaak buiten beschouwing liet maar de verantwoordelijkheid – enkel impliciet - bij Rutte legde, wijst hij hier wel met de vinger: Rutte’s bezuinigingen zijn volgens Klaver op verzoek van de financiële elite. Hier zet hij dus alsnog expliciet de crisis opzij als oorzaak van de politieke beslissing. De drie onderdelen vallen uiteindelijk samen: gezamenlijk bereiken ze de conclusie dat het huidige beleid het zakenleven begunstigt ten koste van het volk, maar de onderbouwing daarvan steunt in wisselende mate op aannames in plaats van feiten.

Door zijn toehoorders te vragen het zich voor te stellen maakt Klaver de wenselijke consequenties die hij presenteert tastbaarder, haalbaarder en maakt hij het daarmee aantrekkelijker voor luisteraars om op hem te stemmen. De hoeveelheid concrete voorbeelden van consequenties die Klaver hier en in het vervolg van de speechparagraaf biedt, is inherent aan het argument dat hij hiermee onderbouwt: ja, het is voorstelbaar, dat heeft het publiek zojuist kunnen horen. Aangezien de haalbaarheid ook nog eens een rol speelt in het standpunt

– ‘we kunnen’ – is dit argument en de onderbouwing essentieel voor de onderbouwing van het standpunt van dit betoog. De route die hij kiest om zijn beoogde resultaat te behalen, namelijk het publiek herhaaldelijk vragen om het zich voor te stellen, is daardoor behoorlijk functioneel.

Het laatste argument voor het standpunt is: “Het kan beter als je je ervoor inzet”. Dit komt voornamelijk voort uit de persoonlijke anekdote van de spreker, die aangeeft dat bij hard werk niets ‘onmogelijk’ is: doordat deze paragraaf echter de nadruk legt op verandering, is dit de formulering van het argument waarvoor in deze analyse gekozen is.

In deze speechparagraaf voegt Klaver, net als in de openingsparagraaf, een persoonlijke noot toe door over zijn opa spreken. Daarmee is het verhaal stilistisch rond, maar hij gebruikt het ook om zijn argument te onderbouwen: “Niets is onmogelijk, zei Opa, als ik wel eens twijfelde, als je maar hard genoeg werkt, dan kan het wel”. Hieruit is het centrale argument van deze speechparagraaf gestileerd, dat vervolgens meteen wordt onderbouwd in een combinatie van een polysyndeton-drieslag en sententiae sententiis opponuntur-antihesen (Quintilianus, 2001; Krašovec, 1984): “Als ons onderwijs tegen jongeren zegt, dat kan niet, dan moeten we het onderwijs veranderen; Als de politiek dat tegen jongeren zegt, dan moeten we de politiek veranderen; Als Nederland dat tegen jongeren zegt, dan gaan we Nederland veranderen”. Op verschillende manieren wordt in deze argumentatie duidelijk dat de speech het einde nadert: Klaver werkt toe naar zijn doel, zijn standpunt, slaat een activerende toon aan – “dan moeten we veranderen” – en na dit fragment worden zijn zinnen ook korter, bondiger en samenvattend.

Inhoudelijk lijkt dit fragment op het eerste gezicht opnieuw een herhaling, maar er is wel degelijk een duidelijk verschil: Klaver richt zich plotseling op jongeren. Aangezien hij hier naar de afsluiting van zijn speech toewerkt, is het doel van de speech duidelijker: verandering. De groep “jongeren” heeft de connotatie van veranderlijk, actief, progressief en de toekomst: die connotatie draagt bij aan Klaver’s doel. Bovendien voelen jongeren zich hierdoor wellicht directer aangesproken, terwijl hun ouders zich hierdoor realiseren dat verandering hun eigen nageslacht meer kansen kan bieden. Met dit citaat lijkt Klaver extra aandacht aan zijn auditorium te besteden, en door de herhaling zijn presentatie en vorm hierin essentieel.

Uit deze analyse van de argumentatiefase blijkt dat Klaver zijn argumenten op verschillende wijzen herhaalt om de toehoorders er inderdaad van te overtuigen dat de verandering die

GroenLinks nastreeft wenselijk is, en daarna dat het kan. Dit verklaart waarom de drieslag hierin veelvoorkomend is, omdat dit stijlmiddel zich leent voor het benadrukken van een argument door middel van herhaling. Ook is het opvallend dat Klaver zijn streven naar “verandering” continu kracht bijzet door zijn visie positief te laten afsteken tegen het beleid van rechtse politici, of dat nu in het heden of de toekomst is. Deze tegenstelling maakt dat de antithese een onmisbaar stijlmiddel blijkt in routes die Klaver neemt om zijn doelen te bereiken.