• No results found

Vooral in het begin van de speech formuleert Klaver enkele materiële uitgangspunten: hij omschrijft hierbij wat politiek inhoudt, waar het over gaat, en wat het betekent om politicus te zijn. Hij heeft deze uitgangspunten duidelijk gericht op zijn directe auditorium: Klaver presenteert de uitgangspunten namelijk door te benadrukken dat het huidige rechtse beleid deze uitgangspunten niet handhaaft. Daardoor is het aannemelijk dat deze rechtse partijen er andere uitgangspunten op na houden bij het bedrijven van politiek.

Vooral onder het eerste kopje ‘Vluchtelingen’ deelt Klaver deze uitgangspunten. Hij combineert voor het eerste de stijlmiddelen antithese en drieslag in het volgende fragment:

Het zijn politieke besluiten die voor deze mensen de grenzen openen of sluiten; het zijn politieke beslissingen of je deze mensen opvangt of terugstuurt; het zijn politieke keuzes of je de waarden van vluchtelingenverdragen overeind houdt of gaat marchanderen met mensenrechten.

De drieslag in dit fragment ontstaat door herhaling van een zinsdeel – “Het zijn politieke” – aan het begin van de zin: een epiphora (Quintilianus, 2001). Op zichzelf is dit een kleine overeenkomst tussen de drie delen, maar een interessante variatie zit in het woord dat hierop volgt: driemaal een synoniem. Hiermee wordt verbinding gecreëerd tussen de drie delen door de gedeelde betekenis driemaal te herhalen, maar tegelijkertijd wordt in weergave gevarieerd doordat er wel voor een ander woord wordt gekozen. De drie delen worden niet alleen aan het begin van de delen verbonden door vorm, maar ook aan het einde doordat ze alle drie eindigen met hetzelfde type antithese: de singula singulis, waarin twee losse, contrasterende woorden tegenover elkaar worden gezet (Krašovec, 1984). Deze antithesen worden in de speech vervolgens nogmaals losstaand herhaald in een drieslag: na het bovenstaande fragment volgt de alinea: “Openen of sluiten, opvangen of terugsturen, ogen open of ogen dicht”. Door de herhaling is het type antithese hetzelfde, maar doordat het derde deel van de drieslag wordt vervangen door ‘ogen open of ogen dicht’ ontstaat in dit fragment een nieuw soort drieslag: de verbinding ontstaat niet alleen in vorm, maar ook door de klank ‘O’ in de drie delen (Quintilianus, 2001). Deze herhaling heeft als primaire functie om door middel van vorm een inhoudelijke nadruk op de voorgaande, uitgebreidere drieslag te bewerkstelligen; voor de verdere analyse is met name het oorspronkelijke fragment interessant.

De functie van het fragment in de speech is een uitgangspunt creëren voor wat politiek betekent: het gaat hier niet direct om het bereiken van verandering, het doel van de speech, en

het gaat daarom niet om een argument voor het standpunt. Wat Klaver hier wel doet, is een basis vormen voor zijn latere betoog in de vorm van uitgangspunten: hij zet uiteen wat politiek inhoudt, door te benoemen dat politici keuzes hebben in hun beleid. Hiermee zullen voor- en tegenstanders van zijn standpunt het eens zijn. Later zal hij deze concessie van tegenstanders strategisch kunnen gebruiken door te beargumenteren dat de keuzes van de opponent niet de juiste zijn gebleken. Daarmee kan hij richting zijn standpunt beargumenteren dat er dientengevolge sprake is van een noodzaak voor verandering.

De presentatiemiddelen waarmee deze uitgangspunten worden gepresenteerd, dragen bij aan de argumentatieve functie van de taalhandeling. De drieslag wordt ingezet om drie recente voorbeelden te geven waarin dergelijke politieke keuzes zichtbaar worden. De drie antithesen die Klaver gebruikt benadrukken het uitgangspunt dat hij presenteert middels de synoniemen voor ‘besluiten’: er is niet maar een mogelijkheid, keuzes worden bewust gemaakt.

Het fragment bouwt toe naar een nieuwe drieslag in dezelfde paragraaf, die gelijk volgt op de herhaling van het bovenstaande. Deze drieslag betreft een nieuw uitgangspunt, waarin Klaver weer een functie van het politieke domein uiteenzet: “Uiteindelijk gaat politiek over mensen”. Dit uitgangspunt maakt gebruik van de concessies die voortkomen het uit voorgaande fragment, en maakt daarmee gebruik van de stand van zaken (Van Eemeren, 2010b, p. 163). Aangezien in het vorige fragment ook al het centrale uitgangspunt ‘mensen’ werd benadrukt, door te spreken over hoe politici moeten omgaan met mensen en mensenrechten, is de stap naar deze manoeuvre namelijk minder groot. Daarnaast vormt dit uitgangspunt een basis voor het verdere betoog. De tegenstellingen die Klaver noemt gaan namelijk over mens versus cijfers: wanneer mens de goede politieke keuze is, kan Klaver later beargumenteren dat hij het positieve alternatief vormt voor politici die voor cijfers kiezen. Wanneer consensus over dit uitgangspunt echter niet ontstaat, bouwt het betoog op uitgangspunten waarover geen overeenstemming is bereikt, en zal deze manoeuvre minder effectief zijn.

De kans op gebrekkige overeenstemming over dit uitgangspunt groeit naarmate het auditorium heterogener is. Klaver illustreert ‘mensen’ als uitgangspunt door hier in een drieslag tegenstellingen tegenover te plaatsen in de vorm van cijfers en berekeningen. De direct aanwezige GroenLinksers onderschrijven linkse politiek en zullen Klaver’s benadering grotendeels ondersteunen, aangezien het links gedachtegoed nadert. Buiten de directe aanwezigen zullen er echter voldoende mensen van mening zijn dat gerationaliseerde kwantitatieve oplossingen wel degelijk een uitgangspunt kunnen vormen in maatschappelijke

kwesties. Deze mensen kunnen ook deel uitmaken van het auditorium wanneer de speech in de media wordt gedeeld: in dat geval zal er over dit uitgangpunt niet langer overeenstemming bestaan. Aangezien dit deel van het auditorium niet fysiek aanwezig is, zal Klaver hier in reacties op zijn speech geen hinder van ondervinden: dit verklaart waarom hij dit strategisch risico neemt – zeker gezien de kansen die hem dit later in de discussie kan opleveren.

De antithesen in dit fragment zijn van het type sententiae sententiis opponuntur: waarbij een tegenstelling tussen segmenten van zinnen ontstaat (Quintilianus, 2001, p. 482; Krašovec, 1984, p. 3). De drie antithesen gebruiken hetzelfde verbindingswoord om de twee delen te onderscheiden: “niet”. Doordat het eerste deel van de tegenstelling maar één keer wordt genoemd en tegen drie tegengestelde delen wordt gezet, begint iedere zin met dit verbindingswoord. Deze vorm karakteriseert deze drieslag: het is er een van het soort waarbij een zinsdeel weg wordt gelaten (Quintilianus, 2001). De drie antithesen ontstaan niet naast elkaar tegenstellingen te plaatsen, maar door een inleidende zin te laten volgen door drie tegengestelde zinsdelen. Het weggelaten zinsdeel wordt slechts in gedachten herhaald.

Deze eerste twee strategische manoeuvres waarbij de antithese en drieslag worden gecombineerd, leiden al tot interessante inzichten. Zo varieert Klaver het gebruik van de typen van beide stijlmiddelen: dit kan een voorkeur voor afwisseling, evenals een afgewogen keuze voor de beste vorm per manoeuvre reflecteren. Ook zijn er reeds variaties zichtbaar in de manier waarop Klaver de dialectische en retorische doelen balanceert (Van Eemeren & Houtlosser, 2006): in het tweede fragment neemt hij hierin beduidend meer risico en leunt de manoeuvre meer naar het vervullen van zijn retorische, dan dialectische doelen. Hierbij worden alle de drie dimensies van strategisch manoeuvreren zichtbaar: Klaver maakt een duidelijke keuze uit het topisch potentieel in de gepresenteerde uitgangspunten, manoeuvreert met het directe, fysiek aanwezige en het indirecte, afwezige auditorium, en gebruikt presentatiemiddelen strategisch.