• No results found

Anneke wuifde voor het raam

‘Heb je het makkelijk kunnen vinden?’

‘Dat zie je. Asjeblieft, een zoenoffer. Omdat ik je zo schandelijk in de steek heb

gelaten.’

‘Och, dat had je niet moeten doen,’ zei Anneke. ‘Ik zal gauw even een vaas vullen.’

Zo bedrijvig was Anneke. Een beetje dikker, een beetje ouder, niet helemaal

dezelfde Anneke meer.

Puck knoopte haar sjaal los. Ze keek eens om zich heen. Ja, natuurlijk het bekende

recept; huiskamer, salon. Petiterig. De huiskamer met een buffet en een theetafel en

zes stoelen. De grote stoel was voor Nico natuurlijk. De salon met een canapé en

twee crapeaux en een theemeubel, noemden ze dat, dacht Puck. Het was tenminste

een voornaam soort theetafel. En veel kanten kleedjes, en in de canapé een wonderlijk

stijf kussen, dat er gans niet in paste.

Anneke was weer binnengekomen. ‘Nu, hoe vind je het hier?’

‘O, in-genoeglijk,’ zei Puck. ‘Wat ziet alles er keurig uit.’

‘Ja, Nico heeft zo'n goeie smaak.’ Anneke keek vol trots om zich heen. ‘Kijk, hier

hangt je ets.’

‘Leuk. Hij hangt daar goed zeg.’

‘Ja, Nico had hem eerst nog boven de schoorsteen willen hangen. En dan geen

spiegel, zie je. Maar toen kregen we die prachtige spiegel van het personeel van zijn

school. En hier hangt hij ook goed nietwaar?’

‘Het licht schijnt er daar heel goed op,’ dweepte Puck

mee. ‘Wat een heerlijke zon vandaag. Ik heb met mijn jas los gelopen.’

‘Kom, ga hier nu zitten.’ Anneke deed bedrijvig. ‘Ik heb de overgordijnen wat

dicht. Om de zon, zie je. De meubels verschieten zo gauw. En het behang. Ik zal

direct voor een lekker kopje koffie zorgen.’ Haar warme, bruine ogen straalden. ‘Zit

je daar goed Puck?’

‘Heerlijk.’

‘En dan moet je alles vertellen.’

Anneke liep naar de achterkamer. Ze zette de melk op het gasje. ‘De koffie heb

ik al gefiltreerd,’ zei ze. ‘Je vondt het toch niet erg, dat ik jou niet ben komen halen?’

‘Welnee,’ Puck hapte even een beetje zon, om het overgordijn heen.

‘Welnee. Ik wist toch, waar je woonde. En het is een mooie wandeling hierheen.’

‘Ja, wat wonen wij hier leuk hè? Nico wou niet graag in de stad wonen. En er is

toch vertier op de weg.’ Ze schonk met aandacht, en daarin zag Puck weer de

trouwhartige Anneke van vroeger, de koffie in de kopjes. ‘Och je moet weten,’ zei

ze dan, ‘ik kan Trijntje niet zo'n hele morgen alleen laten. Ze is een goed kind, maar

wel een beetje bijdehand. En, als ze alleen is, en er is niemand om op haar toe te

zien, dan doet ze net, waar ze zin in heeft.’ Anneke zette voorzichtig de kopjes op

een oranje blaadje. Puck vond dat een lichtzinnige kleur in Nico's huis.

‘Wat ruikt die koffie goed,’ zei Puck.

‘Nico is erg gesteld op geurige koffie.’ Anneke had een rimpel tussen haar

wenkbrauwen. ‘Daarom filtreer ik ze altijd zelf. Die meisjes gieten maar door, 't kan

hun wat schelen.’

Puck lachte opeens. ‘Wat een gezellige huisvrouw ben jij! Kom je nog zitten?’

‘Ja, even de koekjes krijgen. Hier Puck, weespermoppen, waar je zo dol op bent.’

Anneke ging op een puntje van de canapé zitten, alsof ze bij zichzelf op visite was.

‘En nu vertellen.’

‘Och, er is niet zoveel te vertellen. Ik heb je toch alles geschreven. Maandag ga

ik naar Amsterdam. Secretaresse bij mijnheer ter Brake met Engelse huizen.

‘Zie je er niet tegen op?’

‘Och, wel een beetje.’

‘Maar waarom ga je dan?’

Puck spreidde wijd haar armen. ‘Die Wanderlust,’ zei ze. ‘En misschien valt het

wel wat mee.’

Anneke was al weer opgesprongen. ‘Wacht, ik zal dit kleine tafeltje tussen ons

inzetten. Kunnen daar onze kopjes op. De salontafel, zie je’ - o, de trots waarmee

Anneke dit woord zei - ‘is zo besmettelijk.’

‘Vond je het naar in Drachten?’ vroeg ze dan.

‘Och naar, naar is het woord niet. Alleen een beetje saai. Nu, ik zal in Amsterdam

afleiding genoeg krijgen in mijn nieuwe baan.

‘'k Benijd je niets.’ Steels keek Anneke om zich heen.

Haar lieve huisje, haar mooie meubeltjes. En straks kwam Nico thuis, die zo lief was

en zo knap! En Puck, die niets had, die maar weer moest afwachten, of de baan in

Amsterdam naar haar zin zou zijn. Ze beklaagde Puck, en ze vond zichzelf zo rijk,

zo onmenselijk rijk...

En Puck, die Anneke's blik had gezien, wist, alsof ze hardop gesproken had, precies

wat ze dacht. Ze keek ook om zich heen. De zon, die buitengesloten moest worden,

de zes akelig-rechte stoelen, en de ene grote stoel voor Nico. De palm in de pot, die

al kwijnde. Ze dacht: ‘Ik zou doodgaan hier, in deze omgeving...’

‘Zullen wij nu eerst ook even boven kijken?’ vroeg Anneke.

Puck sprong op. ‘Graag zeg.’

Anneke keek op de klok. ‘Nico zal wel zo thuiskomen.’ Haar ogen straalden, haar

lieve mond lachte. En Puck, terwijl ze achter Anneke naar boven klom, wist, dat

Anneke het geluk vond, waar zij het nooit vinden zou. Maar, opeens, leek Amsterdam

niet meer zo benijdenswaard.

Hoofdstuk V.

Puck liep van de Koninginneweg, waar Carla woonde, door het Vondelpark naar de

P.C. Het was een stralende Meimorgen, en het water in de vijvers had Middellandse

zee-allures. Ze was nu ruim drie maanden bij Mijnheer ter Brake en ze had zich al

gans ingeleefd. Mijnheer was een kleine, grijze man met een puntig, grijs baardje,

wat hij steeds zat te mishandelen, als hij dicteerde. Mevrouw was, volgens Carla,

een ‘doorgefourneerde haai.’ Maar Puck had, op het punt van haaiïgheid bij Alice

voldoende meegemaakt, om daardoor niet onder de indruk te raken. En ze vond het

air, waarmee Mevrouw haar dikwijls kon voorbijzien, alleen maar belachelijk.

Carla zei: ‘Ze is jaloers ook. Trek geen mooie spullen aan Puck. Dan lig je eruit,

voor je het weet. Zijn vorige secretaresje was foei-leelijk. En verloofd. Zegt Paps. 't

Is nog een wonder, dat ze jou maar zo, zonder eerst te bekijken, genomen heeft.’

‘Och,’ zei Puck, ‘ze zal gedacht hebben, wat daar uit het hoge Noorden komt, is

niet veel soeps.’

Maar nu liep Puck blootshoofds door het Park. Haar lichte jas droeg ze open, die