• No results found

Amsterdam, 28 Augustus Mona, darling,

Het is alweer een tijdje geleden, dat jij van mij hebt gehoord. Ik was verrukt van

je laatste brief en de kiekjes van je baby. Wat een schattig jongetje. Maar het

allerheerlijkste vind ik toch, dat jullie weer naar Engeland gaat wonen. Niet, omdat

het Indische klimaat niet voor je deugt, dat begrijp je wel. Maar, omdat ik dan kan

hopen, dat we mekaar terug zullen zien. Jij bent zo'n globetrotter. Voor jou is een

tripje van Engeland naar Holland natuurlijk maar een peuleschilletje. En dat jouw

Donald nu zijn officiersuniform aan de kapstok gaat hangen, en als eerzaam burger

met jou en de baby in de buurt van Bath zal gaan neerstrijken, vind ik meer dan

aanlokkelijk. Jij zou alleen toch nooit naar Engeland zijn teruggegaan! Heb ik gelijk

of niet?

En nu Mona, moet ik je iets vertellen, wat voor mij heel veel betekent. Ik voel me

in de overtreffende trap, als je begrijpt wat ik daarmee bedoel. Want, my dear, ik

heb de prins van mijn dromen ontmoet. Dat is een zin uit de roman van Pamela

Wynne. Weet ik wel. Ik ben zelfs in de stemming, om me aan de weëe Pamela-lectuur

te buiten te gaan. Zegt je dat niet genoeg? Oh my dear, my dear, hij is toch zo'n schat,

en ik vond hem eerst zo naar. Nu zie ik jouw wijze Monablik op me gericht, en ik

buig mijn hoofd en ik beken:

‘Ja, ik weet het wel, dat dit alles naar kleffe romantiek ruikt, maar voor

mij is het waarheid. Eerlijke, nuchtere waarheid.

Ik heb hem door Carla ontmoet. Hij is heel knap, donker, zo iets als jouw

Donald, maar toch weer anders. Een beetje cynisch, een beetje sarcastisch,

maar dat hoort bij hem. Want, weet je, hij kan als een kleine jongen zijn,

zo lief.’

Puck liet even haar armen op de machine rusten. Haar blik droomde weg. Ze schrok

op. toen de deur openging, en de haai binnenkwam. Ze deed, alsof ze met

belangstelling een moeilijke zakenbrief nog eens doornam. De haai schreed langs

haar heen, keek op de brief, die Puck schreef, maar de aanhef van ‘Mona, darling’

was voor haar de betiteling van een Engels huis. En Puck dacht met kloppend hart,

verrukt, dat ze altijd wel gevoeld had, dat de haai geen Engels kende.

‘Hebt U deze brieven beantwoord?’

‘Ja Mevrouw.’

‘Waar bent U nu mee bezig?’

‘Ik schreef- e- Mijnheer Mullins. In Leeds.’

‘O. Juist. Bent U al met de catalogus begonnen?’

‘Neen Mevrouw. Maar na deze brief begin ik er mee.’ ‘O, gelukkig, dat is waar,’

dacht Puck.

Toen werd er getelefoneerd. Puck stond al half op, maar de haai greep de telefoon,

en teemde deftig: ‘Ja-a.

Met Mevrouw ter Brake. Met wie?’ ‘Hans misschien,’ veronderstelde Puck. Ze keek

de haai de woorden letterlijk uit de mond. Die had een vorstelijk gebaar: ‘Gaat U

maar door met Uw brief,’ en terwijl de haai kweelde: ‘Och, ben jij het Arnold! Wat

gezellig. Hoe is het met jou. En hoe is het met Suus?’ vervolgde Puck in het Engels:

‘Hij is employé op de Indische Bank. Heeft een auto'tje, een leuk, knullig Fordje,

waarin wij al menig heerlijk toertje hebben gemaakt. Heeft alleen nog maar een

Moeder...’

Nee, het ging toch niet, met de haai zo pal achter haar. Ze trok de Mona-brief uit de

machine, deed alsof ze die doorlas. Vouwde hem dan zo'n beetje achteloos dicht.

‘Hij moet toch nog getekend worden,’ kreet de kraai. ‘Nee, Arnold, ik heb het

tegen de Juffrouw hier.’

‘O ja Mevrouw,’ zei Puck zoet. Ze dacht: ‘Ik zou geen goeie samenzweerder

geweest zijn.’ Ze vouwde de brief weer open. De haai schudde vertoornd en

verbijsterd haar gepermanente pruik.

‘En als je nu bedenkt,’ begon Carla. Ze maakte haar zin niet af, keek naar Puck, die

een bloemige zomerjurk voorzichtig over haar hoofd deed glijden. ‘Leuk staat die

jurk je. Je bloeit gewoon met de dag op. Als je nu

denkt... ja, nu weet ik niet meer, wat ik had willen zeggen.’ Ze keek peinzend naar

Puck.

‘Evert zit in Allahabad,’ zei ze. ‘En Sophietje denkt, dat het nu wel gauw uit zal

zijn. Omdat ik me zo landerig voel.’

‘Waanzin,’ bromde Puck.

‘Is ook waanzin,’ zei Carla. Ze beschouwde haar tien bloedrood gelakte nagels.

‘Mam vindt het maar wat veilig, dat Evert op Indië vliegt.’ Ze hief haar vinger met

het smalle, gouden verlovingsbandje. ‘Keek staat het hè? Wanneer begin jij daaraan?’

‘Hans voelt er niets voor.’ Puck draaide zich om en om voor de lange spiegel. ‘Hij

vind het ouderwets. Maar ik krijg wel een ring van hem. Met een diamantje.’

‘Idioot,’ vond Carla. ‘En dan geef jij hem zeker een sigarettenkoker. Of een

armbandhorloge.’

‘Een armbandhorloge. Ja,’ zei Puck.

‘Nu, en ik vind het heerlijk, dat Evert in de Rijstvogel ook zo'n ringetje draagt. Al

is het dan ouderwets.’ Ze wipte op de divan heen en weer. Je zult Sophietje eens

horen. Die is pas zon beetje over mijn verloving heen. En dan kom jij aandragen met

een armband-horloge-connectie. Zal niet in haar lijn liggen. Ik bereid je vast voor

Puck.’

‘Ik ben alleen verantwoording schuldig aan mijn Vader en Moeder,’ zei Puck.

‘Zeker, zeker. Wat doe je hoog. Het is, alsof je Hans ziet. Het kan mij ook niet schelen.

Voor mijn part geef je hem een Alpino'tje.’

Ze floot:

Oh, my little airman, high up in the air, Oh, my little airman, I wish I were there...