• No results found

Hoofdstuk 5: Analyse energiebesparingsbeleid van corporatie Woonconcept

5.2 Het analysemodel

In deze paragraaf wordt de vorm en de inhoud van het model en de subthema’s toegelicht waarmee het energiebesparingbeleid van Woonconcept later in dit hoofdstuk geanalyseerd is.

5.2.1 Vorm van het model

Om in paragraaf 5.4 de verschillen en overeenkomsten tussen de verwachting en de beleidspraktijk van Woonconcept inzichtelijk te maken en te verklaren, moeten een aantal stappen genomen worden. De stappen krijgen hier een toelichting. Voor een volledige uitwerking van het analysemodel verwijst de auteur naar appendix E. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de gegevens in appendix E, maar wordt niet op eenzelfde lineaire wijze zoals in de matrix beschreven.

De eerste stap is het onderscheiden van de elementen en thema’s van het model. Qua vorm bestaat het model uit een viertal elementen. De elementen zijn: verwachting (A), case study (B), analyse van verschillen/overeenkomsten (C) en verklaring (D). De elementen krijgen een lettercode. De thema’s zijn opgesteld aan de hand van de conclusies en verworven inzichten van hoofdstuk 2 tot en met 4. De thema’s zijn beleidsvorming en –uitvoering (1), omgaan met beperkingen (2), doorwerking van theoretische benaderingen (3). De thema’s krijgen een cijfercode. De verschillende elementen staan voor een aantal vragen die bij per thema beantwoord worden. De vragen zijn:

Verwachting: “Hoe krijgt het energiebesparingsbeleid van Woonconcept vorm op basis van de conclusies en verworven inzichten van hoofdstuk 2, 3, 4 en diverse appendices?”

Case study: “Hoe heeft het energiebesparingbeleid van Woonconcept gericht op de bestaande bouw vorm gekregen?”

Analyse: “Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de verwachting en de case study?

Verklaring: “Welke argumenten verklaren het verschil tussen de verwachting en de case study?”

De tweede stap is het opstellen van een matrix waarin de elementen en thema’s aan elkaar gekoppeld zijn. Deze matrix is in appendix E ingevuld. In het analysemodel dienen per thema alle elementen uitgewerkt te worden. Figuur 8 maakt deze structuur inzichtelijk door te verwijzen naar een letter/cijfercombinatie. Deze combinaties zijn tevens in appendix E opgenomen om overzicht te houden, aangezien de thema’s verder zijn uitgewerkt naar subthema’s, dit is toegelicht in 5.2.2.

Elementen Verwachting Case study Analyse Verklaring

Thema’s Beleidsvorming en –uitvoering 1A 1B 1C 1D

Beperkende factoren 2A 2B 2C 2D

Doorwerking van theoretische benaderingen 3A 3B 3C 3D

Figuur 8: Matrix voor het analysemodel

De derde stap is het invullen van de matrix: het opstellen van de verwachtingen bij element A, dit is in 5.3 toegelicht.

De vierde stap is het uitvoeren van de case study (element B) aan de hand van webpublicaties en het milieubeleidsplan van Woonconcept en het interview met Besselink en Karaji. Dit interview is op 7 mei 2012 op het hoofdkantoor van Woonconcept in Meppel afgenomen. De laatste stap is het analyseren (element C) en het verklaren (element D). Door de verwachting en de case study in element C tegen elkaar af te zetten wordt overeenkomsten en verschillen inzichtelijk gemaakt en in element D is naar verklaringen voor de eventuele discrepanties gezocht. Dit is toegelicht in 5.4

5.2.2 Inhoud van het model

Verschillende paragrafen uit vorige hoofdstukken zijn afgesloten door de verworven inzichten te benoemen en conclusies te trekken. De verwachtingen die in het model in element A zijn opgesteld zijn gebaseerd op deze inzichten en op inzichten uit de interviews met Van den Hoorn (appendix C) en René van Genugten (appendix D). In deze appendices zijn de verworven inzichten van de interviews beschreven. De data-input voor de case study in element B is afkomstig uit gespreksvoering met medewerkers van Woonconcept, beleidsdocumenten en webpublicaties.

5.2.3 Subthema’s

Elke thema is te bezien als een paraplu voor een aantal subthema’s. De verschillende subthema’s zijn binnen het thema ‘beleidsvorming en –uitvoering’: argumenten voor het voeren van energiebesparingsbeleid, beleidsontwikkeling, beleidskader/beleidsinstrumenten en kennis/ervaring. Binnen het thema ‘beperkende factoren’ zijn de volgende twee subthema’s onderscheiden: beperkende factoren in relatie tot corporaties en hun energiebesparingbeleid en beperkende factoren in relatie tot de verhouding corporatie-huurder en energiebesparingsbeleid. Binnen het laatste thema ‘doorwerking van theoretische benaderingen’ zijn vier subthema’s namelijk: energiebesparing vanuit de Trias Energetica-benadering, energiebesparing vanuit de dimensie ‘stromen’, energiebesparing vanuit de dimensie ‘lagen’ en energiebesparing vanuit de dimensie ‘natuurlijke onderhoudsmomenten’.

5.3 Verwachting

In 5.2 is het analysemodel toegelicht en zijn vier elementen onderscheiden die in de komende paragrafen centraal staan. In deze paragraaf is element A toegelicht. De verwachting is per thema opgesteld. In appendix E is bij elk subthema een verwijzing vermeld van het onderdeel van dit onderzoek waar de verwachting op gebaseerd is. Hieronder volgt de verwachting. 5.3.1 Beleidsvorming en –uitvoering

De argumenten die Besselink en Karaji geven waarom Woonconcept beleid voert op energiebesparing in de bestaande voorraad gaan met name over de betaalbaarheid van de woning en het behalen van milieudoelstellingen die zijn voortgekomen uit afspraken met andere partijen. Besselink en Karaji noemen dat Woonconcept geen energiebesparingbeleid en strategieën heeft ontwikkeld dat specifiek gericht is op de bestaande voorraad en dat dit beleid versnipperd is over verschillende beleidsterreinen. Binnen het wettelijk kader leidt Woonconcept de minimale energieprestatie-eisen af van convenanten, de Woningwet en het Bouwbesluit, daarnaast stellen gemeenten minimale eisen in bouwvergunningen. Om tot besluitvorming bij investeringen in energiebesparende maatregelen te komen, heeft Woonconcept een eigen investeringsmodel zou hebben ontwikkeld, bijvoorbeeld naar evenbeeld van corporatie Wonen Limburg in Intermezzo 1. Woonconcept kan aanspraak maken op subsidies, bijvoorbeeld de crisissteun uit het 100.000 Woningenplan van de drie noordelijke provincies. Aan de hand van Van Zee (2008) zou de auteur van dit rapport verwachten dat bepaalde overwegingen gemaakt worden met betrekking tot investeringen binnen het strategisch voorraadbeleid, zoals exploitatieduur en technisch mogelijkheden van de woningen en financiële mogelijkheden van de corporatie. Als laatste is ingegaan op hoe Woonconcept met kennis van en ervaring met energiebesparing omgaat, zoals het delen van ervaring na een experimenteel project via netwerken van Aedes of via SEV en de scholing van werknemers.

5.3.2 Beperkende factoren

Bij het opstellen van de verwachting voor het subthema ‘corporaties en energiebespa-ringbeleid’ zijn een aantal factoren genoemd die in het bronnenonderzoek en in de practices analyse vaker zijn genoemd. Deze factoren gaan bijvoorbeeld in op de moeite met de vertaling van de energieambitie van de corporatie naar technisch beheer en over kennis van energiebesparing binnen Woonconcept. Woonconcept heeft investeringen moeten uitstellen als gevolg van een stagnerende woningmarkt en Woonconcept laat een besluit tot investeren afhangen van de (on)rendabele top van een investering. Bij de bespreking van de verwachtin-gen bij het subthema de relatie ‘corporatie-huurder en energiebesparing’ wordt ingegaan op de wijze van denken van huurders, de ‘sense of urgency’ van klimaatverandering en draag-vlakvorming. Een voorbeeld hiervan is dat Woonconcept op verschillende wijze aan draagvlakvergroting doet om de weerstand van huurders bij een grote ingrepen in hun woning te verlagen.

5.3.3 Theoretische benaderingen

Energiebesparing kan vanuit verschillende theoretische perspectieven benaderd worden. Deze perspectieven kunnen doorwerken in beleid. De achterliggende gedachten bij elke stap in de stappenstrategie Trias Energetica van Duijvestein is bekend en wordt als uitgangspunt gebruikt voor beleidsontwikkeling. Andere theoretische benaderingen zijn mogelijk, zoals de stromenbenadering. Deze benadering bekend bij de medewerkers van Woonconcept en kennis over welke maatregelen het meest effectief zijn op de verschillende stromen worden ingezet bij de besluitvorming over welke maatregelen toegepast worden. Wat betreft de lagenbena-dering is de verwachting opgesteld aan de hand van Van Eck (2010) die het belang noemt van verschillende bouwdelen/lagen van de woning per projectfase, zodoende ook de woonfase (de consumptiefase). Bij de dimensie ‘natuurlijke onderhoudsmomenten’ is een ingegaan op welke maatregelen Woonconcept toepast op verschillende momenten in de levenscyclus van een woning.