• No results found

Analyse verdere antwoorden en conclusies

3. Probleemstelling

5.3. Analyse verdere antwoorden en conclusies

Voor alle respondenten geldt dat er verschillen in de uiteindelijke oordelen zitten. Opvallend is, dat er soms dezelfde normen en waarden mee lijken te spelen. De interpretatie van deze normen en waarden is schijnbaar afhankelijk van diegene die ze hanteert; welke het meest geldig zijn verschilt per situatie en is voor iedereen anders. De moraal, die bestaat uit een sa- menstelling van deze normen en waarden, wordt dus niet enkel op een maatschappelijk niveau bepaald.

Sociale interactie lijkt daarbij een belangrijk rol te spelen in wat de overtuigingen zijn met betrekking tot euthanasie. Een aanwijzing hiervoor kan worden gevonden in de antwoorden van de respondenten op de vraag wat ze van het interview vonden. Zo stelt P3 dat het hem aan het denken heeft gezet en dat hij nu beter in staat is in te schatten wat hij zelf eigenlijk zou willen als hij voor de keuze zou worden gesteld;

~ 30 ~

“…gewoon door het hele interview. Door het er over te hebben. Als je het over dingen hebt dan weet je er meer van, denk ik, je gaat denken. Dus ik vond het wel interessant (…)gewoon voor jezelf aan het nadenken.Ja, misschien dat ik nu, misschien nog wel ietsjes beter keuzes dan je zou kunnen maken. Bijvoorbeeld, nu ik meerdere dingen even bekeken heb, meer nagedacht over wat ik zou willen.” (3P, cohort 30)

Hij is niet de enige die een dergelijk antwoord heeft gegeven, 2JB liet bijvoorbeeld weten dat hij niet eerder had nagedacht over situaties die niet in “het klassieke beeld van euthanasie” vallen en dat het complexer is dan hij dacht.

Er zijn onverwacht positieve of interactieve reacties ontstaan op de interviews. Men wilde gaan bijvoorbeeld aan de manier van interviewen, op basis van de situatieschetsen, erg interessant te vinden. Soms wel er verder geïnformeerd of werd na afloop van het interview nog doorgepraat. De interviews zelf lijken wel een invloed op een aantal van de respondenten te hebben gehad, mogelijk door de stimulans die de vraagstelling had om over situaties na te denken waar men nog niet eerder bij had stilgestaan. A11 (cohort 50) stelde voor dat de interviews eigenlijk opgevolgd zouden moeten worden met een gesprekje na een paar weken of maanden. Ze gaf aan zelf na afloop van het interview aan dat ze er ook vanuit andere gezichtspunten naar trachtte te kijken.

De vraag is of de argumenten die gebruikt worden door de respondenten overeenkomen met normen en waarden die in de wetgeving rondom euthanasie doorklinken. Dat lijkt wel zo te zijn. Thema’s als ‘zelfbeschikking’, ‘weloverwogen’ en ‘ondragelijk’ komen met enige regelmaat terug. Zo stelt A11 dat het zelf kunnen bepalen voor haar van belang is;

“Ik vindt leeftijd geen rol spelen in eh de wens van euthanasie. Eh. voor mij eh. is een doorslaggevend punt de kwaliteit van leven hoe je die zelf vindt en niet hoe de omgeving die vindt. Geluk en kwaliteit staat bij mij bovenaan.” (A11, cohort 50)

Dit lijkt op het argument wat 2JB gebruikt bij situatieschets 2. Ook hij benadrukt dat de keuze om tot euthanasie over te gaan bij iemand zelf moet liggen:

“Zij is de enige die, euh, inschatting heeft in haar lijden. Iemand anders kan wel zeggen, ja, euh, ze kan wel prima doorleven want, ja, zo lang ze leeft is er iets. Maarja, zij is de geen die

~ 31 ~

er mee om moet gaan. Zij is de geen die 24 uur per dag in een verpleeghuis zit en zij, zij moet overweg gaan met dat lijden en dat is heel anders voor mensen die twee uur per dag op bezoek komen bij haar.” (2JB, groep 30)

En, net als A11, is hij van mening dat geluk een belangrijke rol speelt:

“Maar ik denk dat het vooral gaat om de, euh, subjectieve ervaring van geluk. Want als ik gelukkig ben, als mens, dan wil ik ook niet dood. En dat vind ik belangrijk.” (2JB, groep 30)

6C benoemt het ondragelijk aspect:

“Ja, ik vind ondragelijk, euh, nou niet zo zeer het lijden. Gewoon. Want hij hoeft geen pijn te lijden, hij is ook niet terminaal ziek maar hij lijdt wel geestelijk. En het woord zegt het al, hè. Ondragelijk, niet te dragen.” (6C , groep 50, bij situatieschets 1).

Bij situatieschets 6 stelt 6C dat er “respect voor de keuze” moet zijn.

“Nou, kijk, als de dokteren zeggen, ‘nou, we kunnen nog helpen met medicijnen enzovoorts’. Dat is allemaal leuk en aardig maar, euh, dan gaan ze toch een beetje voor god spelen en zij gaan bepalen hoe zij zich voelt. Nou, dat kan ze zelf wel bepalen. Ze is 29, ze heeft al de nodige ervaringen, negatieve ervaringen. Ze weet dat ze nooit beter kan worden. Dus de situatie is niet anders dan iemand die nog een half jaar te leven heeft. Haar

levensverwachtingen zullen nooit verbeteren.’’ (6C, groep 50, bij schets 6)

1D is echter wel van mening dat er grenzen zitten aan het zelfbeschikkingsrecht;

“... ik, ben wel weer van mening dat het niet iets moet worden wat je zo maar even beslist. Omdat het leven voor sommige mensen niet zo veel waard is als voor andere en die het van de ene op de andere dag zo maar weg kunnen gooien, van zichzelf, en daar mag iemand wel tegen worden beschermd” (1D, groep 30).

Hij is daarin niet de enige. Ook 4RB, een vrouw uit groep 30, stelt dat in situatieschets 4, waarin het draait om een vrouw met puberkinderen, er rekening gehouden moet worden met de kinderen.

”ze houdt het al twaalf jaar vol, misschien ook wel voor die kinderen, ik weet het niet. En uhm dan zou ik zeggen, probeer het nog even door te zetten” (4RB, groep 30).

~ 32 ~

2JB is het daarmee eens;

‘’Het kan ten koste gaan van andere mensen dat een persoon geëuthanaseerd word. Dus dan heeft het een flinke overweging nodig.’’ (2JB, groep 30)

5JJ, uit groep 50, is het in situatie 4 daar weer niet zozeer mee eens;

“Kinderen hebben dat in de puberleeftijd, die zijn nu twaalf, of die heeft het al twaalf jaar dus die hebben dat al twaalf jaar mee gemaakt. Dus die zullen ook bekend zijn met het feit dat haar kwaliteit van leven laag is en dat het leven niet elke dag een lolletje voor haar was’.

L: Dus ze zouden het er misschien wel mee eens kunnen zijn?

‘Ja, dat denk ik wel. En anders moeten ze het maar accepteren. Het is haar keuze” (5JJ, groep

50, over situatie 4).

Dit komt enigszins overeen met de stelling van 10L, een vrouw uit groep 50;

“Ik vind het rot voor haar kinderen, maar ik neem aan dat ze dat wel goed besproken heeft en dat die kinderen wel overal van op de hoogte zijn (...) maar het is uiteindelijk haar leven en die kinderen wonen toch al niet meer bij haar en die zijn in de puberleeftijd. Ja, die zijn dan nog wel jong, maar ja, goed, er gaan ook mensen dood aan, aan ziektes of, of als ze zelfmoord plegen als kinderen nog veel jonger zijn.” (10L, groep 50).

Wat hier opvallend is, is dat dezelfde normen en waarden gebruikt worden om aan te geven wat het standpunt is en waarom dat zo is maar dat er toch tot verschillende conclusies

gekomen wordt. Keuzevrijheid is voor de meeste respondenten een belangrijk concept. Wie er meer recht op heeft verschilt echter per situatie. In situatieschets 1, waar het gaat om een verlamde man van 71, wordt euthanasie door de meeste respondenten wel als toelaatbaar beschouwd. In situatieschets 6 echter, waarbij het gaat om een vrouw met een psychische stoornis van 29, is euthanasie een minder voor de hand liggende optie voor sommigen. Met name het generatiecohort van 25-35 jaar interpreteert deze situatie als ‘nog niet uitbehandeld’. In het cohort 50-60 jaar zijn echter zowel 5C als 6JJ van mening dat dit lijden in dezelfde

~ 33 ~

categorie valt als ander lijden, zij interpreteren de situatie wel als zijnde ‘uitbehandeld’. De interpretatie van de situatieschets lijkt dus afhankelijk van diegene die de schets beoordeelt. Dezelfde concepten die beschreven zijn in de zorgvuldigheidseisen waaraan in de Wet

Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding worden daarvoor wel gebruikt. Hier gaat het voornamelijk om de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden. Dit zijn aspecten die door beiden cohorten als belangrijkste voorwaarden worden benoemd.

Er zou dus beargumenteerd kunnen worden dat de overtuigingen met betrekking tot euthanasie vormgegeven wordt op zowel een individueel niveau als op een grootschaliger niveau, dat van de heersende wetgeving rondom euthanasie. Hier blijkt echter niet uit hoe deze betekenisgeving plaatsvindt. Het zou kunnen zijn dat de zorgvuldigheidseisen persoonlijke opvattingen beïnvloedt hebben, maar het zou ook andersom zo kunnen zijn. Daarnaast is niet uit te sluiten dat het een wisselwerking tussen beide is. Het is dus niet uit te sluiten of te bevestigen dat opvattingen met betrekking tot euthanasie betekenis wordt gegevop door sociaal constructionisme zoals dat door Hacking (2010) beschreven is.

De normen en waarden die in de maatschappij worden gehanteerd, blijken dus op een aantal punten overeen te komen met de attitudes van de respondenten. De vraag is of er

aanwijzingen zijn dat de theorie van Etzione (1991; 41-48) geldig is. Is er hier sprake van een toename in individuele burgervrijheid die mogelijk afbreuk doet aan de sociale constructie van de samenleving?

10L (cohort 50) lijkt te denken dat deze mogelijkheid er wel is;

“...heel vroeger, toen ik pas studeerde, nou, dan heb ik het over 1976 of zo. Toen kwam voor het eerst heel voorzichtig maatschappelijk de discussie op gang van abortus, dat was toen nog eigenlijk helemaal not done en zo en er waren ook heel veel mensen die er heel erg tegen waren. (...) dan moet je niet op het termijn van een jaar kijken, hè, maar op een termijn van 10 jaar kijken, dan zie je toch verschuivingen plaatsvinden. Ja, wat je ziet, dat is bij

euthanasie langer dan bij abortus, is dat, uhhm,het gaat heel langzaam makkelijk gemaakt worden. En dat is aan de ene kant goed, want er zijn nu mensen die geen euthanasie krijgen, terwijl ik denk: ze verdienen het wel. Maar aan de andere kant, uhhm, is natuurlijk weer het gevaar dat het straks te makkelijk wordt, want er zijn natuurlijk veel partijen rondom iemand en er zijn ook partijen met allemaal hun eigen belangen.” (10L, cohort 50)

~ 34 ~

Ook 8OS, gepensioneerd grootmoeder van 86, geeft aan een verandering weer te nemen waar het de beslissing om tot euthanasie treft;

“Ja, ze denken er makkelijker over. Dat vind ik niet goed. Dat ze zo makkelijk er over denken. Nee.” (8OS)

Hoewel een deel van de ondervraagden inderdaad voor een verruiming van de wetgeving is, is er geen eensgezinde opinie over wat er precies zou moeten veranderen. Zo vindt 8OS dat er bij kinderen onder de twaalf ook besloten mag worden tot euthanasie, indien het kind dit zelf zou aangeven. Dit is een duidelijk standpunt, maar het is door andere respondenten niet naar voren gebracht. Het standpunt van 1D (groep 30) is wellicht een goed voorbeeld van hoe mensen wel meer mogelijkheid zouden kunnen krijgen om euthanasie te laten plegen, maar welke de mogelijkheid van de staat om hier toezicht op uit te oefenen niet ondermijnt;

“Ja, ik vind dat, euh, dat gaat misschien wel raar klinken, maar ik vind dat het nu wellicht te moeilijk is. (...) En dan zou ik bijvoorbeeld een systeem willen zien waarin mensen worden opgeleid om deze besluitvorming te kunnen nemen. Dat je net als een KNO-arts en een huisarts, dat je een specialisatie hebt, euthanasie-arts.” (1D).

Dit is wat Etzione (1991; 41-48) onderschrijft; dat er bij de roep om meer individuele

burgervrijheden eerst gekeken moet worden de oplossing gevonden kan worden op een terrein waar de staat invloed kan uitoefenen. Zo zou de balans tussen recht en plicht, individu en samenleving, intact kunnen blijven.

~ 35 ~

Literatuur

Amstutz, M. R. (2005). International ethics: Concepts, theories, and cases in global politics. Lanham, MD: Rowman & Littlefield.

Borgatta, E.F., Montgomory, R. (2000) (Eds.)Encyclopedia of Sociology. Vol. 1. Second Edition. New York; Gale Group. P314-318

Bryman, A. (2008). Social research methods. (3rd. ed.). Oxford: Oxford University Press. Centrum voor Ethiek en Gezondheid. Wat is Ethiek? Online geraadpleegd op 14-6-2014 via

http://www.ceg.nl/themas/wat-is-ethiek

David, M. (Ed.). (2010). SAGE Benchmarks in Social Research Methods: Methods of interpretive sociology. (Vols. 1-4). London: SAGE Publications Ltd.

Etzioni, Amitai 1991 ‘‘Too Many Rights, Too Few Responsibilities.’’Society 28:41–48. Giddens, A. (1979). Central Problems in Social Theory: Action, Structure, and Contradiction

in Social Analysis. Berkely and Los Angeles: University of California Press.

Giddens, A. (1984). The Constitution of Society: Outline of the theory of structuration. Berkeley and Los Angeles: University of California Press.

Hacking, I. (2009). The social construction of what. Cambridge: Harvard University Press Have, H. ; Meulen, R. ; Leeuwen, E.Bohn (2009). Medische ethiek. Stafleu van Loghum, Houten.

Kennedy, J. (2002). Een weloverwogen dood: Euthanasie in Nederland. Amsterdam: Bakker.

MacLachlan, H.V., (05-2010) Assisted suicide and the killing of people? Maybe. Physician-

assisted suicide and the killing of patients? No: the rejection of Shaw's new perspective on euthanasia. Journal of Medical Ethics, Vol. 36, No. 5 (May 2010), pp. 306-309. BMJ.

Meer, J., Van ’t Hof, S. (2007). Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde: de derde 50 jaar. 1957-2006 / druk 1 / GEB. Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.

NRC (22-10-2013) Man die moeder hielp bij zelfdoding krijgt geen straf.

http://www.nrc.nl/nieuws/2013/10/22/man-die-moeder-hielp-bij-zelfdoding-krijgt-geen-straf/

~ 36 ~

NRC (23-10-2013) Man schuldig bevonden aan hulp bij zelfdoding moeder ‘boos’ over

vonnis. http://www.nrc.nl/nieuws/2013/10/23/man-schuldig-bevonden-aan-hulp-bij- zelfdoding-moeder-boos-over-vonnis/ Geraadpleegd op 8-6-2014.

NVVE (02-09-2013) Manifest 294, Jaarverslag 2013 NVVE.

Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (2013) Jaarverslag 2012.

file:///C:/Users/Gebruiker/Downloads/regionale-toetsingscommissies-euthanasie-jaarverslag- 2012.pdf Geraadpleegd op 12-06-2014.

Ritzer, G. (2005) (ed). Encyclopedia of social Theory. Vol. 1. London; Sage publications. Rond, M. de, E. van Wijlick, B. Onwuteaka - Philipsen (2004) Consultatie bij

levensbeëindiging; specialisten en verpleeghuisartsen ontdekken SCEN. Medisch Contact (59)

nr. 50 p. 1999 - 2000.

Tucker, W. T. (1965). Max Weber's "Verstehen". The Sociological Quarterly, Vol. 6, No. 2, pp. 157-165

Van der Berg, J.H. (1969) Medische macht en medische ethiek. Nijkerk. Van Dale. (2014). Definitie euthanasie. Online geraadpleegd op 1-7-2014 via

http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=euthanasie&lang=nn

Van Weert, H. (19-10-2013) Brief aan artsen namens het AMC naar aanleiding van de gebeurtenissen in Tuitjenhorn.

Van Wijck, F. (10-2009). Euthanasie: er zijn nog steeds grijze gebieden voor huisartsen. Huisarts in Praktijk augustus/september: 26-28.

Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Staatsblad 2002; 165.

http://wetten.overheid.nl/BWBR0012410/geldigheidsdatum_15-06-2014 Geraadpleegd op 12- 06-2014.

~ 38 ~