• No results found

Vierdejaars, allochtoon, vrouw, 27 jaar

Doelstellingen en verwezenlijking van deze doelstellingen

Een belangrijke doelstelling voor F. is het behalen van een diploma. Hierdoor is zij gemotiveerd om haar best te doen. Door de keuze om verder te studeren maakt F. kans op een goed leven, onder andere op een goede baan en een leuk huis. Een deel van deze doelstelling heeft zij bijna behaald, want F. is bijna afgestudeerd en werkt al als maatschappelijk werker naast de studie. Bij het ‘beroep van maatschappelijk werker’ komen de doelstellingen die zij met het werk wil bereiken aan de orde.

Zelfbeeld en ontwikkeling van vaardigheden

F. geeft aan dat ze een nieuwsgierige student is. Tijdens de colleges en werkgroepen is ze betrokken bij de les. Ze heeft wel moeite met het schrijven van verslagen. Ook het werken in de projectgroepen vindt ze frustrerend, zeker in het laatste jaar, omdat ze afhankelijk is van het werk van anderen. Als student heeft ze zich persoonlijk kunnen ontwikkelen. Door de supervisie tijdens de stage realiseerde ze zich hoe belangrijk reflecteren voor haar is en hoeveel ze daarvan kan leren. Ze heeft geleerd om haar gevoelens meer te uiten. Doordat ze meer zelfinzicht krijgt, kan ze de cliënten beter helpen. Op dit moment is ze er aan toe om te werken: ze is volwassen geworden. De personal agency beliefs over zichzelf zijn positief, terwijl de personal

agency beliefs over de omgeving wisselend zijn.

Wanneer de samenwerking met medestudenten niet soepel verloopt en ze opdrachten moet doen die haar minder liggen, is F. minder gemotiveerd voor de studie. De persoonlijke ontwikkeling die ze heeft doorgemaakt vormt echter een bron van motivatie voor de studie.

Informatievoorziening

F. heeft met betrekking tot dit thema geen waardegebieden geformuleerd.

Emotioneel klimaat

De betrokkenheid van twee allochtone docenten is belangrijk voor haar motivatie voor de studie. Ze heeft veel gesprekken met hen, waarin ze advies vraagt, bijvoorbeeld over het wel of niet aannemen van een baan. Met een van de docenten voelt F. zich verwant. Hij is een voorbeeld voor haar. Het spreekt haar aan dat hij duidelijk is en veel humor gebruikt in het contact met studenten. Met de medestudenten heeft F. minder contact. Ze studeert immers voor zichzelf. In het vierde jaar sluit ze wel vriendschap met twee medestudenten. Het emotioneel klimaat ervaart F. als prettig. Vooral het contact met de docenten heeft bijgedragen aan de motivatie voor de studie.

Beroep van maatschappelijk werker

Over dit thema heeft F. behoorlijk veel waardegebieden geformuleerd. Ze kreeg na haar stage een baan aangeboden op haar stageplek en werkt al een jaar als maatschappelijk werker naast de studie. Ze had de ervaring dat ze tijdens de stage meer van zichzelf kon laten zien dan tijdens de opleiding. Doordat de gesprekken echt waren, kon ze zich echt inzetten om de cliënt zo goed mogelijk te helpen. De openheid van de cliënten vindt F. erg bijzonder. Ook merkte ze dat het voor sommige cliënten prettig is om met haar over problemen te praten, omdat ze vanwege dezelfde culturele achtergrond dicht bij de cliënten staat. Het werk spreekt haar aan omdat het erg praktisch is. Daarnaast werkt ze graag met jongeren, omdat de jongeren het waarderen als ze eerlijk en direct is. Soms vindt F. het lastig dat studieloopbaanbegeleiders lang wachten met doorverwijzen. F. heeft de ervaring dat het beroep van maatschappelijk werker bij haar past, dat motiveert haar om zich gedurende de stage en het werk in te zetten. Ze heeft de overtuiging dat ze in het werk haar doelen kan realiseren en dat haar mogelijkheden aansluiten bij het werk.

Achtergrond en privéomgeving

De ouders van F. hebben haar altijd gestimuleerd om verder te studeren. Ze vinden het belangrijk dat F. onafhankelijk is en genoeg kon verdienen om voor zichzelf te zorgen. Het feit dat de zussen van F. ook een vervolgopleiding hebben gekozen, draagt ook bij aan de motivatie voor de studie.

Affectieve betekenis

Typering ZA+&nZA+ Z+&nZ+ A+&nA+ LL-&nLL- Z-&nZ- A-&nA- GT Tot.

Aantal 20 0 0 1 1 1 1 24

Percentage 83.3% 0.0% 0.0% 4.2% 4.2% 4.2% 4.2% 100%

Tabel Typeringen F.

Meest gescoord: Eigenwaarde (105), gevoel van ontplooiing (104), betrokkenheid (100) Minst gescoord: eenzaamheid (8), schuldig (10), schaamte (10)

In deze paragraaf beantwoord ik de vraag ‘hoe de ervaringen met betrekking tot motivatie voor de studie

gevoelsmatig beleefd worden door F.

F. heeft veel ervaringen van kracht en eenheid (ZA+ typering) met betrekking tot de motivatie voor de opleiding. De waardegebieden met een sterke ZA+ typering gaan over dat ze zich verwant voelt met een docent, dat ze graag met jongeren werkt en er aan toe is om te gaan werken. Met betrekking tot deze ervaringen zijn het Z-motief en het A-motief vervuld. Bij F. is er sprake van dat de motieven vaak beiden vervuld zijn.

Het waardegebied met een LL- typering gaat erover dat F. moeite heeft met het schrijven van verslagen. Dit heeft haar ervaringen van machteloosheid en isolatie opgeleverd. Ze ervaart het schrijven van verslagen als iets waar ze niet helemaal greep op heeft en waar ze niet mee bij anderen terecht kan.

(Hermans & Hermans-Jansen, 1995)

F. ervaart het werken in de projectgroep in het vierde jaar als frustrerend. Ze vindt het lastig dat anderen zich niet aan hun afspraken houden. Dit levert gevoelens van verzet en frustratie op. Blijkbaar heeft F. de ervaring in de projectgroep dat anderen bepalend zijn voor het proces en zij er zelf weinig invloed op kan uitoefenen. (Hermans & Hermans-Jansen, 1995)

In het werk als maatschappelijk werker heeft F. er moeite mee dat studieloopbaanbegeleiders de scholieren laat doorverwijzen. Dit levert gevoelens van een onvervuld verlangen op (A- typering). F. ervaart

gevoelens van verbondenheid met de scholieren die problemen hebben (het A-motief), maar niet tijdig door verwezen worden naar de maatschappelijk werkers (de negatieve gevoelens).

Conclusie

De vraag is ‘welke factoren de motivatie beïnvloeden en wat het effect van deze factoren is op de motivatie

voor de opleiding bij F.’ Ik ga hieronder in op de factoren ‘eigen kenmerken’, ‘academische integratie’ en de

‘sociale integratie’.

Wat de eigen kenmerken betreft, speelt vooral de familie een grote rol in de motivatie voor de studie. Daarnaast studeert F. om meer kans te maken op een goed leven.

De academische integratie wat betreft de opleiding heeft twee kanten. Ze heeft soms wat moeite met het schrijven van verslagen en het projectonderwijs. Gedurende de studie heeft ze wel meer inzicht in zichzelf gekregen en haar reflectievaardigheden verder ontwikkeld. Twee allochtone docenten zijn van betekenis voor F. Ze kan bij hen terecht met vragen en ziet een van hen als een voorbeeld. Wanneer we kijken naar het beroep van maatschappelijk werker, dan sluit dit zeker aan bij F. In haar werk als

maatschappelijk werker komt ze meer tot haar recht met betrekking tot haar vaardigheden dan gedurende de opleiding. De praktijk sluit beter bij haar aan dan de theorie. Haar stage en het werk wat daar uit voortvloeide hebben zeker bijgedragen aan haar motivatie voor de studie. De personal agency beliefs over zichzelf zijn positief, maar over de omgeving zijn deze wisselend.

De sociale integratie verloopt wat minder soepel. In de eerste jaren heeft F. niet veel contact met medestudenten buiten de opleiding. Ze lijkt deze contacten zelf ook niet zo belangrijk te vinden. Wat dat betreft heeft het gebrek er aan niet direct invloed op de motivatie voor de studie.

Bijlage 7: Tabel percentage typeringen per respondent