• No results found

aansprakelijkheid

Toegepast causaliteitsleerstuk en

voorwaarden

Feiten

Beoordeling

1. HR 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:5 36. Werkgeversaansprakeli jkheid.

Geen van de causaliteitsleerstukken is

toegepast. Op grond van artikel 7:658 BW moet het causaal verband in beginsel worden aangenomen indien de werkgever diens zorgplicht niet is nagekomen. Het vermoeden van causaal verband wordt dan aangenomen. Voor dit vermoeden is geen plaats indien het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is (r.o. 3.3.2).

 De causaliteitsleerstukken dienen juist voor de gevallen indien het causaal verband niet kan worden vastgesteld dan wel het causaal verband onzeker is. De causaliteitsleerstukken zijn in deze uitspraak helemaal niet aan de orde gekomen.

De gelaedeerde is een periode

werkzaam geweest als badmeester. De gemeente heeft hem hiervoor

aangesteld. Bij hem is longvlieskanker dan wel buikkanker geconstateerd. De nabestaanden hebben de werkgever – de gemeente – van de gelaedeerde aansprakelijk gesteld voor de schade. Uit een arbeidshistorisch onderzoek blijkt dat tijdens de werkzaamheden van de gelaedeerde hij langer dan zes maanden is blootgesteld aan asbest. Dit komt omdat er werkzaamheden werden uitgevoerd op de arbeidsplaats van de gelaedeerde waarbij gaten etc. zijn geboord.

Er is een rapportage door een deskundige opgesteld. Gebleken is dat de gelaedeerde ook is blootgesteld aan asbest, zoals in de buitenlucht of in huis, bij hobby’s en bij de werkzaamheden van hem

voorafgaand zijn dienstverband bij de gemeente. Berekend is dat de 92% van het totale aantal asbestvezels dat gelaedeerde tijdens zijn leven heeft ingeademd afkomstig is uit de omgevingslucht en dat 8% uit de werkzaamheden voor de gemeente voortvloeit. De Hoge Raad deelt het standpunt van het hof dat gezien de duur en de intensiteit van de blootstelling aan asbest tijdens de werkzaamheden voor de gemeente zo gering zijn geweest in verhouding tot de totale blootstelling aan asbest, dat daarom het verband tussen de kanker en de werkzaamheden te onzeker is (r.o. 3.4.2). Verder heeft geen van de andere werknemers van de gemeente een dergelijke ziekte gekregen (r.o. 3.4.3). 2. Hof 's- Hertogenbosch 20 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2 018:1204. Beroepsaansprakelijkh

eid. Kansschade. Het hof neemt de overwegingen over de kansschade welke zijn geformuleerd in de uitspraak Deloitte/Hassink geheel over (r.o. 3.5.2). Er wordt nog even stilgestaan bij de voorwaarde dat het moet gaan om een reële kans op succes (dat wil zeggen een niet zeer kleine kans) (r.o. 3.8). Het hof stelt dat de

Het gaat om het indienen van een hoger beroepsschrift van de advocaat van de opdrachtgever tegen de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de RvS. Het beroepsschrift is ingediend, alleen de verschuldigde griffierechten zijn niet betaald. Hierdoor is de

Het hof stelt dat vaststaat dat de advocaat een beroepsfout heeft gemaakt door het griffierecht niet tijdig te betalen (r.o. 3.5.1). Het hof heeft gekeken naar het wettelijk kader en het bestemmingsplan. Verder heeft het hof gekeken naar de weigering

rechtbank terecht heeft gesteld dat eerst moet worden gekeken of er sprake is van een reële kans op succes. Daarvoor moet worden gekeken hoe de RvS had geoordeeld indien in de hypothetische situatie het verzuim niet had plaatsgevonden. De rechtbank was volgens het hof niet gehouden om de kans op succes in te schatten aan de hand van een percentage. Dit volgt volgens het hof ook niet uit de uitspraak Deloitte/Hassink waarin dat wel was gedaan (r.o. 3.5.3).

 Nieuw is in deze uitspraak dat de rechtbank niet gehouden was om een percentage te verbinden aan de kans op succes. Uit de overweging moest blijken dat de er geen sprake was van een reële kans.

opdrachtgever niet-ontvankelijk verklaard in diens hoger beroep. De opdrachtgever heeft de advocaat aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. De grondslag voor de vordering berust op artikel 7:401 BW.

van de bouwvergunningen. Het hof komt tot het oordeel dat het beroep van de opdrachtgever op het vertrouwensbeginsel gezien de heersende jurisprudentie op dat gebied geen reële kans van slagen zou hebben gehad. Het oordeel is dan ook dat de gestelde schade niet het gevolg is van de beroepsfout van de advocaat (r.o. 3.22). 3. Hof Arnhem- Leeuwarden 23 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2 018:695 Medische

aansprakelijkheid Kansschade. Het causaliteitsleerstuk van de proportionele aansprakelijkheid kan worden gebruikt in een situatie waarin twee of meer oorzaken die ieder voor zich dan wel in onderlinge combinatie de schade konden veroorzaken en die zich tegelijk voordeden. In deze zaak is niet komen vast te staan dat de schade van het kind afzonderlijk kan zijn veroorzaakt door (in causaal verband staat met) de door de moeder tijdens de zwangerschap gebruikte medicatie. Hierdoor kan het hof niet toekomen aan de leer van de proportionele aansprakelijkheid. Voor het causaliteitsleerstuk van de kansschade moet gekeken worden naar of de zoon een kans op een beter

behandelresultaat verloren is gegaan. Eerst moet dan worden beoordeeld of is gehandeld in strijd met een norm van hetgeen een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot betaamt. De norm betreft hier het voorschrijven van de medicatie. Voor het

Moeder en echtgenoot zijn niet geïnformeerd over de twijfels die bestonden over de veiligheid van bepaalde geneesmiddelen tijdens de zwangerschap. Het gaat dan om antidepressiva die door de psychiater is voorgeschreven. De ouders stellen dat als zij op juiste wijze zouden zijn geïnformeerd over de nadelige gevolgen van het gebruik van de medicatie voor het ongeboren kind, in de gegeven omstandigheden zouden hebben afgezien van het gebruik van de medicatie. Zij stellen de psychiater aansprakelijk voor de afwijkingen welke het inmiddels volwassen kind heeft.

Het hof heeft een deskundige genoemd. Aan de deskundige zijn in deze zaak een aantal vragen gesteld. Op één van die vragen is aangegeven dat gezien de kennis en ervaring van de deskundige er een kans van 50 tot 60% is dat een genetische oorzaak of een genetische risicofactor gevonden wordt. De deskundige gaat verder door te zeggen dat er geen hard of een eenduidig bewijs is dat het gebruik van de voorgeschreven medicatie de oorzaak is van de gedragsproblematiek van de zoon. De ouders doen verder een beroep op de causaliteitsleerstukken kansschade en proportionele aansprakelijkheid. Zij stellen dat naar redelijkheid en billijkheid de schade niet volledig bij hen kan worden neergelegd (r.o. 2.5). De toepassing van de leer van de

zelfbeschikkingsrecht moet worden gekeken of door het niet voldoen aan de

informatieverplichting een reële kans is ontnomen een weloverwogen beslissing te nemen (r.o 2.9 en 2.11).

 Het stond niet vast dat er twee afzonderlijke oorzaken voor de schade waren aan de wijzen. Met het

voorschrijven van de medicatie is geen norm geschonden. Wel kansschade op het gebied van het

zelfbeschikkingsrecht dat is geschonden.

proportionele aansprakelijkheid wordt door het hof verworpen. Ook een beroep op de leer van de kansschade slaagt niet. Het hof oordeelt verder dat van een normschending wat betreft het voorschrijven van de medicatie geen sprake is (r.o 2.9). Het

zelfbeschikkingsrecht met betrekking tot het niet voldoen aan de

informatieplicht is wel geschonden (r.o. 2.11).

4. Hof Den Haag 16 januari 2018, ECLI:NL:GHDHA:2 018:5

Beroepsaansprakelijkh

eid Kansschade. Bij de beoordeling van de kansschade heeft het hof een passage uit de uitspraak Deloitte/Hassink genoemd. De rechter moet de schade vaststellen door te beoordelen hoe de appelrechter, indien wel tijdig hoger beroep was ingesteld, had behoren te beslissen, althans dat de rechter het toewijsbare bedrag aan schadevergoeding moet schatten aan de had van de goede en kwade kansen die de cliënt in het hoger beroep zou hebben gehad. Een overeenkomstige maatstaf geldt voor een te laat ingestelde rechtsvordering. Het gaat dus om een juridische beoordeling aan de hand van de stellingen van partijen en de stukken waarop partijen zich beroepen. Deze beoordeling is voorbehouden aan de rechter (r.o. 13 en 14).

 Wat hier is bepaald is dat het

onderzoek naar hoe de HR zou hebben geoordeeld, indien er wel tijdig cassatie zou zijn ingesteld, alleen kan worden gedaan door de rechter. Een verzoek om hiervoor een deskundige te benoemen kan dus niet opgaan.

Verzoeker is in een strafrechtelijke procedure bijgestaan door een

advocaat. Verzoeker heeft zijn advocaat de opdracht gegeven om beroep in cassatie in te stellen na een

veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden. De advocaat heeft echter verzuimd om beroep in cassatie in te stellen. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker een klacht ingediend bij de Raad van Discipline. De klacht is gegrond geoordeeld en er is een maatregel in de vorm van berisping opgelegd.

Verzoeker heeft naar aanleiding hiervan de advocaat aansprakelijk gesteld. De verzekeraar van de advocaat heeft erkend dat er sprake is van een beroepsfout waarvoor zij aansprakelijk is, maar betwist dat verzoeker als gevolg van de beroepsfout schade heeft geleden. De advocaat stelt dat als er wel tijdig beroep in cassatie zou zijn ingesteld, de kans dat voor verzoeker een gunstiger uitkomst zou zijn geweest

Het verzoek van verzoeker om een deskundige een juridische

beoordeling te laten wegen ziet niet op feiten die door middel van een deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Deze beoordeling is voorbehouden aan de rechter (r.o.14). Het is nu aan de rechter om te beoordelen hoe de Hoge Raad, indien wel tijdig cassatie zou zijn ingesteld, had behoren te beslissen. Dit zal geschieden aan de hand van een schatting aan de hand van de goede en de kwade kansen die verzoeker in cassatie zou hebben gehad. Het verzoek van de verzoeker is niet ter zake dienend.

niet reëel, althans verwaarloosbaar zou zijn geweest. 5. Hof Arnhem- Leeuwarden 16 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2 018:570 Contractuele

aansprakelijkheid Proportionele aansprakelijkheid. Omdat niet kan worden vastgesteld welk deel van het aangetroffen grof puin en wortels tot 40 cm in de bodemlaag zat en welk deel dieper zat, dient de door de verpachter gestelde schade deels voor zijn rekening te blijven (r.o. 2.8).

 Wat opvalt is dat hier niet gesproken wordt over proportionele

aansprakelijkheid en dat de

voorwaarden ook niet aan de orde zijn gekomen. Vaststaat dat er sprake is van een normschending (puin achtergelaten in het perceel). Het is echter niet duidelijk of deze

normschending de oorzaak is van de schade en voor welk deel deze de schade zou hebben veroorzaakt. Het condicio sine qua non-verband tussen de normschending en de schade staat hier dus niet vast.

De vraag die in deze zaak centraal staat is of de pachter de door hem op het perceel gebrachte grof puin, boomstronken en wortels bij de oplevering tot een diepte van 40 cm heeft verwijderd. De verpachter heeft een onderzoek ingesteld waarbij werd onderzocht of er nog puin etc. in de grond zat tot dieper dan 40 cm. De grond was door de pachter tot 30% gecrusd. Er zat ten tijde van de oplevering nog puin in het perceel. De verpachter heeft de pachter

aansprakelijk gesteld voor alle kosten die gepaard gaan met het verwijderen, transporteren en afvoeren van grof puin.

Niet is komen vast te staan dat al het aangetroffen puin zich ten tijde van de oplevering bevond in de laag tot 40 cm. Hierdoor kan het hof niet anders dan de helft van de kosten voor rekening van de pachter te laten komen en de andere helft voor rekening van de verpachter te laten (r.o. 2.8).

6. HR 1 december 2017,

ECLI:NL:HR:2017:3 051 (zie ook de uitspraak van het hof ECLI:NL:GHSHE:2 016:3453)

Beroepsaansprakelijkh

eid Kansschade. Het gaat hier om de vraag of een op zich vaststaande tekortkoming schade heeft veroorzaakt, waarbij die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de tekortkoming achterwege zou zijn gebleven, de kans op een gunstigere overeenkomst zich in werkelijkheid ook zou hebben gerealiseerd (vgl. HR 21 december 2012, NJ 2013/237). Voor dit soort gevallen heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechter de schade moet vaststellen door het aan schadevergoeding toewijsbare bedrag te schatten (r.o. 3.8).

 Uitleg en verwijzing naar

Appellant was eigenaar van een kapperszaak en wilde graag een ander kappersbedrijf overnemen en een doorstart maken. Hiervoor heeft appellant advies ingewonnen bij een advocaat. Appellant had in verband met de overname een huurovereenkomst in concept opgesteld en voorgelegd aan de advocaat in kwestie. Na de overname is appellant aansprakelijk gesteld door de verhuurder met betrekking tot de verplichtingen welke voortvloeiden uit de huurovereenkomst. Appellant stelt dat de advocaat hem onjuist heeft geadviseerd over de voorgelegde huurovereenkomst, waardoor voor hem

Vaststaat dat appellant een betere uitkomst is onthouden door de tekortkoming van de advocaat. Niet vaststaat dat de tekortkoming ertoe heeft geleid dat appellant een ongunstigere huurovereenkomst heeft gesloten dan wanneer er geen sprake was van een tekortkoming. Het is onzeker of de tekortkoming heeft geleid tot grotere schade dan dat de tekortkoming zou zijn uitgebleven. Geoordeeld is dat de kans dat appellant een huurovereenkomst zou hebben gesloten waarbij hij privé aansprakelijk zou zijn, dan wel van de huurovereenkomst zou hebben

Deloitte/Hassink. schade is ontstaan. afgezien, even groot is als de kans dat hij toch tot het aangaan van de huurovereenkomst zou zijn

overgegaan ondanks dat hij als mede- huurder zou zijn aangemerkt. De kans wordt geschat op 50%. De Hoge Raad heeft dit oordeel van het hof bekrachtigd (r.o. 3.9). 7. HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2 786 Medische

aansprakelijkheid Kansschade. Het gaat hier om het causaliteitsleerstuk van het verlies van en kans op een beter behandelresultaat. Voor toewijzing van hetgeen is gevorderd moet voldoende duidelijk zijn dat er een niet zeer kleine kans bestond, maar dat door de vertraging aan de patiënte een reële kans op een beter behandelresultaat is onthouden (r.o. 9.7.2).

 Geen nadere uitleg waarom het causaliteitsleerstuk wordt toegepast.

Patiënte is op de SEH van een ziekenhuis gezien door een arts- assistent in verband met een acute hernia. Zij heeft pijnstillers

meegekregen en is vervolgens naar huis gebracht. De dag daarna is zij weer gezien in het ziekenhuis in verband met aanhoudende klachten. Nu is zij gezien door een andere arts-assistent.

Diezelfde dag is zij nog geopereerd. Na de operatie zijn zeer vervelende restverschijnselen blijven bestaan (gevoelloosheid in het rijbroekgebied etc.). De patiënte stelt het ziekenhuis aansprakelijk aangezien zij het zogeheten caudasyndroom niet tijdig hebben ontdekt.

De fout van de arts en het oorzakelijk verband tussen het delay en de normschending is komen vast te staan (r.o. 3.3.2). De Hoge Raad oordeelt dat uit het feit dat de deskundige een kans niet in een percentage kan uitdrukken omdat naar de grootte van de kans geen onderzoek is gedaan, immers niet volgt dat die kans niet in een rechtens relevante omvang bestaat. De destijds geldende richtlijn gaf aan dat er zo snel mogelijk moet worden geopereerd dan wel

dwingend binnen een dag. Het verlies van een kans op een beter

behandelresultaat moet verder worden onderzocht. Het hof zal dan tot een zo goed mogelijke schatting moeten maken. Daarvoor had het hof de deskundige ter zitting nader kunnen bevragen (r.o. 3.4.2). Het geding wordt terugverwezen naar het hof. 8 Hof ’s- Hertogenbosch 4 juli 2017, ECLI:NL:GHSHE:2 017:3051 Beroepsaansprakelijkh

eid Kansschade. Het causaliteitsleerstuk van de kansschade komt onder meer aan de orde wanneer de normschending op zichtzelf wel vaststaat, maar onzeker is of, als deze fout wordt weggedacht, een beter resultaat zou zijn ingetreden, of, anders geformuleerd: wanneer niet is vast te stellen of de normschending ook daadwerkelijk tot schade heeft geleid.

Een appeldagvaarding is door de gerechtsdeurwaarder niet tijdig betekend. Appellante wenst diens schade door het niet tijdig betekenen van de appeldagvaarding te verhalen op de gerechtsdeurwaarder.

Vaststaat dat de deurwaarder toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar overeenkomst tot opdracht met appellante. Geoordeeld is dat dit een onrechtmatige daad is jegens appellant (r.o. 9.1). Het hof is van oordeel dat in dit geval het causaliteitsleerstuk van de

Uitgangspunt is dat de normschending heeft geleid tot het verlies van een kans en

vervolgens staat het vaststellen van de omvang van die kans centraal. Het gaat hier om onzekere schade. (r.o. 9.10). De appelrechter zal een schatting moeten maken aan de hand van de goede en kwade kansen als het gaat om de vraag hoe de appelrechter zou hebben geoordeeld indien de appeldagvaarding wel tijdig zou zijn uitgebracht (r.o. 9.11).

 Teruggegrepen wordt naar de uitspraak Deloitte/Hassink. Wel opmerkelijk is dat het hof voor de schatting het geding verder naar de schadestaatprocedure verwijst en zelf niet tot een percentage komt.

kansschade moet worden toegepast (r.o. 9.10). Het hof heeft geoordeeld dat gezien de aard en de inhoud van het partijdebat over de

toewijsbaarheid van een concreet schadebedrag – gezien de complexiteit van het

kansschadecausaliteitsleerstuk en de gebleken beperkingen van een aktewisseling – te verwijzen naar de schadestaatprocedure (r.o. 9.12).

9. HR 10 maart 2017, JBPR 2017/41

Beroepsaansprakelijkh eid

Kansschade. De advocaat kan alleen als beroepsfout worden aangerekend dat zij in de eerste procedure in het cassatiemiddel geen verwijzing heeft opgenomen naar de

desbetreffende passage. De Hoge Raad sluit aan bij het oordeel van de rechtbank waarin wordt gesteld dat als de beroepsfout niet zou zijn gemaakt, het niet aannemelijk is dat de Hoge Raad het oordeel van het hof zou hebben gekwalificeerd als onbegrijpelijk en het arrest zou hebben vernietigd (r.o. 3.3.3 en 3.6).

 Er was dus geen kans op een beter resultaat zonder de beroepsfout.

In deze kwestie heeft verweerster haar werkgever aansprakelijk gesteld voor het arbeidsongeschikt raken als gevolg van het feit dat stof bij haar op het werk is vrijgekomen en deze niet afdoende is afgezogen. Verweerster heeft een aantal producties in het geding gebracht waaronder de notulen van een werkvergadering waaruit bleek dat zij haar werk in de desbetreffende week weer zou gaan oppakken op

therapeutische basis. Haar werkgever stelde namelijk dat zij in de periode dat de afzuiging niet afdoende werkte, wegens ziekte was uitgevallen. Hierdoor kon volgens hen de schade niet zijn opgelopen door het niet juist functioneren van de afzuiginstallatie. De advocaat van verweerster heeft in de memorie van grieven niet naar deze passage in de notulen verwezen. Verweerster vordert van haar advocaat

Het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van een beroepsfout. Het hof geeft daarvoor aan dat het aannemelijk is dat als er naar de passage uit de notulen zou zijn verwezen, de procedure een ander verloop zou hebben gehad en een beroep in cassatie mogelijk niet aan de orde zou zijn geweest. Indien de klacht op een juiste wijze zou zijn geformuleerd, zou er een reële kans bestaan dat de Hoge Raad het arrest van het hof zou hebben vernietigd. Het hof heeft die kans op 50% geschat (r.o. 3.2.3). Hetgeen de verweerster tegen het oordeel van de rechtbank heeft aangevoerd, laten de Hoge Raad geen ander oordeel toe dan dat het hoger beroep ongegrond is en dat het vonnis van de rechtbank moet worden bekrachtigd (r.o. 3.6).

betaling van haar schade. 10. HR 24 februari

2017,

ECLI:NL:HR:2017:3 12 (zie ook de uitspraak van het hof ECLI:NL:GHDHA:2 015:1023)

Beroepsaansprakelijkh

eid Kansschade. Tussen de partijen staat vast dat ersprake is van een beroepsfout door niet tijdig in