• No results found

Analyse: ‘Clarinet Concerto’

Hoofdstuk 2: Mozart en filmmuziek

2.2 Analyse: ‘Clarinet Concerto’

Deze paragraaf richt zich op de analyse van het ‘Clarinet Concerto’ van Mozart, in het bijzonder op de narrativiteit van het muziekstuk. De manier waarop het ‘Clarinet Concerto’ in film is ingezet, zal in het volgende hoofdstuk centraal staan.

2.2.1 Zwanenzang

Wolfgang Amadeus Mozart was naast een klassiek componist ook zelf muzikant. Hij speelde piano en viool en had daarnaast een fascinatie voor andere instrumenten, zoals de hoorn en de klarinet. Mozart was één van de eerste componisten die de klarinet een vaste plaats in het symfonieorkest toebedeelde. In 1787 maakte Mozart zijn eerste schetsen en ideeën voor het ‘Clarinet Concerto’, ook wel Klarinetconcert genoemd. Pas in 1791 past de doodzieke Mozart het stuk aan en kiest hij resoluut voor de klarinet20 als soloinstrument en een orkest als begeleiding.

Het ‘Clarinet Concerto’ in A majeur is nummer 622 op de KV-lijst21 en vormt daarmee één van

de laatst voltooide werken van Mozart. Ook was het ‘Clarinet Concerto’ het laatst voltooide werk voor een soloinstrument. In december van 1791 overleed Mozart namelijk op 35-jarige leeftijd, twee maanden na de première van het ‘Clarinet Concerto’. Velen herkennen hierdoor de

zwanenzang van Mozart in het ‘Clarinet Concerto’, met name in het langzame deel Adagio, samen met de muziekstukken ‘het Requiem’ (KV 626) en ‘Die Zauberflöte’ (KV 620). (Lawson, 1996)

Mozart componeerde het concertstuk speciaal voor zijn vriend en klarinetvirtuoos Anton Stadler. Als musicus van het Weens hoforkest stond Stadler vooral bekend om zijn spel in het lage register. Hierdoor werd er een aparte klarinet, namelijk een bassetklarinet, voor hem ontworpen zodat het fraaie lage spel volledig tot zijn recht kon komen. De bassetklarinet staat in A en heeft een aantal toegevoegde kleppen, waardoor het bereik lager is. Er zijn geen historische exemplaren meer over van de bassetklarinet, maar het instrument wordt nog wel gebouwd. De uitgever van Mozart besloot om het stuk meer toegankelijk te maken voor andere klarinettisten. Hij publiceerde daarom een versie waarin de lage noten werden geoctaveerd naar een regulier

20 De klarinet is een langwerpig houten blaasinstrument met een enkelriet en staat bekend om het relatief

grote bereik (3,5 octaven) en de warme klank. (Stanley, 2005)

21 In 1862 verscheen het monumentale Chronologisch-thematisches Verzeichniss sämmtlicher Tonwerke

Wolfgang Amade Mozart's van Ludwig von Köchel. Deze publicatie werd bekend onder de naam Köchel-

Verzeichnis, afgekort als KV. De catalogus geeft een chronologisch overzicht weer van het gehele oeuvre van Mozart. Elke compositie kreeg een uniek nummer, de oudste werd KV 1 (een stuk voor de klavier uit 1761) en het jongste KV 626 (‘Het Requiem’ uit 1791). Hierdoor werd er orde aangebracht in de muzikale nalatenschap van Mozart. (Giegling en Sievers, 1964)

33 bereik. Dit had als gevolg dat de originele versie verloren ging. Pas in het midden van de vorige eeuw werd ontdekt dat de gepubliceerde uitgave niet het origineel was. Er werden vervolgens pogingen gedaan om het originele werk te reconstrueren. (Stanley, 15-18) Mede hierdoor zijn er verschillende versies van het ‘Clarinet Concerto’ in omloop, voor zowel de soloklarinet als de begeleiding.

De tuttipassages worden voornamelijk ingevuld door snaarinstrumenten, zoals de piano, violin, viola en cello, maar kunnen ook door een heel orkest worden gespeeld. De solopartij kan ook op een bes-klarinet22 worden gespeeld met een strijkersensemble (viool, altviool en cello)

als begeleiding. Daarnaast kunnen ook andere instrumenten de solopassages op zich nemen. Het meest gebruikelijk zijn de dwarsfluit en de hoorn, eveneens geliefde instrumenten van Mozart. Tegenwoordig wordt het ‘Clarinet Concerto’ echter veelal op een A-klarinet uitgevoerd vanwege de relatief lage ligging en de warme klank van het instrument. (Lawson, 68-72)

Niet alleen de instrumentatie, maar ook de notatie van het ‘Clarinet Concerto’ is afhankelijk van het arrangement. Zo zijn er ritmische notatieverschillen mogelijk, maar ook verschillen in dynamiek en/of articulatie. In de bijlage is hiervan een schema opgenomen. Het blijft de keuze van de muzikant en de dirigent wat ze met deze verschillende notaties doen. Er kan immers ook voor worden gekozen om enkele notaties te negeren en een eigen interpretatie aan het notenbeeld te geven, net zoals een acteur een eigen invulling geeft aan een scenario en daarmee het personage. Het ‘Clarinet Concerto’ is hierdoor polyinterpretabel.

2.2.2 Driedelig solowerk

Het ’Clarinet Concerto’ bestaat uit drie delen, achtereenvolgens: Allegro – Adagio – Rondo, respectievelijk ‘vlug en levendig’, ‘langzaam met uitdrukking’ en ‘zeer snel’. In de bijlage is een schema opgenomen met de karakteristieken van elk deel.

Deel I: Allegro

Figuur 4: ‘Clarinet Concerto’ van W.A. Mozart – Deel I: Allegro, Maat 1 t/m 4.

22 Er bestaan verschillende soorten klarinetten. De Bes-klarinet is het meest populair en wordt vooral

gebruikt in harmonie orkesten, net zoals de hoge Es-klarinet. De A-klarinet is warmer van klank en wordt veelal gebruikt in symfonieorkesten. Daarnaast bestaan er ook bas-, tenor- en altvarianten van de klarinet, namelijk: de basklarinet in B♭, de altklarinet in E♭, de contra-altklarinet in E♭, de contrabasklarinet in B♭ en de subcontrabasklarinet in E♭. Het ‘Clarinet Concerto’ van Mozart wordt echter zelden op deze varianten van de klarinet gespeeld.

34 Het eerste deel kenmerkt zich door dit opvallende motief dat steeds wordt herhaald in het stuk, door zowel de soloklarinet als het hele orkest en in verschillende variaties. Dit motief kenmerkt zich door de meeslepende levendige melodielijn. Het eerste deel bevat daarnaast veel stijgende en dalende loopjes die vaak als volgt is opgebouwd: achtste noten, gevolgd door triolen en zestiende noten en uiteindelijk trillers als afsluiting van een passage. De opbouw van zowel de vorm, de harmonische functie als het terugkerende motief in het eerste deel brengt spanning met zich mee en het heeft tegelijkertijd een afsluitende functie van een passage.

Deel II: Adagio

Figuur 5: ‘Clarinet Concerto’ van W.A. Mozart – Deel II: Adagio, Maat 1 t/m 4.

Na het vlug en levendige karakter van deel I (Allegro, kwart = 120-132) klinkt het langzame gevoelvolle karakter met uitdrukking van deel II (Adagio, kwart = 66-76). Deze contrastwerking geeft een extra lading aan het tweede deel. Het is als een rustpauze om even op adem te kunnen komen, voor zowel de muzikant als de luisteraar. Het tweede deel van het ‘Clarinet Concerto’ heeft een rustig tempo, een zeer duidelijke structuur en muzikale frasering. Het bestaat uit drie delen en valt onder een ABA’ vorm. Het is mede hierdoor interessant om toe te passen als filmmuziek en dit is dan ook al veelvuldig gedaan.

Deel III: Rondo

Figuur 6: ‘Clarinet Concerto’ van W.A. Mozart – Deel III: Rondo, Maat 1 t/m 4.

Na het het langzame gevoelvolle karakter met uitdrukking van deel II (Adagio, kwart = 66-76) begint het zeer snelle karakter van deel III: Rondo (Kwart = 126 – 138). Deze contrastwerking, mede door de verdubbeling in tempo, geeft een extra lading aan het derde deel. Het derde deel begint met een opmaat van twee zestiende tonen die toewerken naar de dominant (V: klinkende E, genoteerde G). Het laatste deel is geschikt om in te zetten als filmmuziek mede door het zeer snelle opzwepende karakter van het refrein. Het heeft passages die als een echo van dit karakter fungeren of juist van de donkere kleuren van het eerste deel.23

23 Het derde deel kenmerkt zich daarnaast door de combinatie van een sonata- en rondo-vorm

die Mozart heeft ontwikkeld in zijn piano concerto’s, het meest bekend in het ‘Piano Concerto’ in A (K.488). Het stuk staat namelijk in een ABACABA-vorm, met de middelste twee A-gedeeltes als

35 Het ‘Clarinet Concerto’ kenmerkt zich dus door drie afzonderlijke delen en door de vele herhalingen en de afwisselingen tussen de soloklarinet en het orkest. Dit zorgt voor een

interessant vraag en antwoord-spel. Naast de vele herhalingen zijn er ook verschillende variaties aangebracht op een aantal belangrijke motieven. Voorbeelden van thematische transformaties, verdeeld over de drie verschillende delen, zien er bijvoorbeeld als volgt uit24:

Figuur 7: ‘Clarinet Concerto’ van W.A. Mozart – Thematische transformaties. https://www.clarinet.org/clarinetFestArchive.asp?archive=46

In de volgende paragraaf zal een analytische benadering worden gegeven die als checklist geldt voor de drie centrale casestudies.