• No results found

4. Analyse van een aantal overheidsteksten

4.1 Een analyse van drie overheidsteksten over rijden onder invloed

4.1.1 Analyse van brochure ‘100% Bob 0% op’

31 De eerste tekst is afkomstig uit de Bob-campagne. Het betreft een brochure over de reeds gevoerde campagne en redenen waarom deze zo belangrijk is. Het is een brochure van de Rijksoverheid. De brochure is terug te vinden in de bijlagen. Deze brochure heeft een brede doelgroep: alle burgers die wel eens in een auto stappen en andere geïnteresseerden. Het doel van de folder is het gedrag, de attitude en de kennis van de burger zo te veranderen dat hij niet meer onder invloed van alcohol zal rijden.

Het standpunt van de brochure is ‘Alcohol en verkeer gaan niet samen.’ Aan dit standpunt is te zien dat de doelgroep van deze brochure zeer breed is. De bestuurder wordt namelijk niet direct aangesproken. Een alternatief standpunt zou kunnen zijn ‘Je mag niet rijden onder invloed van alcohol.’ Dit standpunt is specifiek gericht op de bestuurder, en dit is geen kenmerk van de Bob-campagne. De overheid heeft gekozen voor een algemeen

standpunt dat meerdere doelgroepen aanspreekt. Dit is ook te zien aan de aanspreekvorm binnen de tekst. In de brochure van Bob worden zowel de bestuurder, als de bijrijder

aangesproken: “stap ik achter het stuur, neem ik het risico?” en “Help je BOB dus, want een 100% BOB heeft 0% op.”

Argumentatieve analyse

Allereerst worden hieronder de belangrijkste argumenten uit de brochure weergegeven. De volledige argumentatiestructuur is te vinden als bijlage. Door eerst de argumentatiestructuur te maken komen de afzonderlijke argumenten duidelijk naar boven. Het expliciteren van de verzwegen argumenten maakt duidelijk waar er precies pragmatische argumentatie wordt gebruikt. Dit is belangrijk bij de bespreking van de

geslaagdheidsvoorwaarden. 1.Alcohol en verkeer gaan niet samen.

1.1a. Uit zowel kwantitatief als kwaltitatief onderzoek blijkt dat er automobilisten zijn die toch (een beperkte hoeveelheid) alcohol drinken wanneer ze nog moeten rijden.

(1.1a.1’ Het drinken van (een beperkte hoeveelheid) alcohol wanneer je nog moet rijden is onwenselijk)’ (...)

1.1a.1.1.1. Wanneer men eenmaal is begonnen met alcohol-inname dan vervaagt die grens. (1.1a.1.1.1.1’ het vervagen van de grens is onwenselijk)’

1.1b. Een echte Bob drinkt geen druppel alcohol (…)

1.1b.1b.1.1.1. Ze nemen de verhoogde kans op een ongeval of bon op de koop toe.

(1.1b.1b.1.1.1.1’ het op de koop toenemen van een verhoogde kans op een ongeval of bon is onwenselijk.)‘

1.1c. Help je Bob geen alcohol te drinken 1.1c.1. Nuchter blijven is best moeilijk

32 1.1c.1.1. Zelfs voor de Amsteljongens

1.1c.1.1.1. De grootste bierdrinkers in Nederland regelen ook een Bob

(1.1c.1.1.1.1’ Als zelfs de grootste bierdrinkers in Nederland een Bob hebben dan moet jij ook een Bob regelen.)’

Zoals te zien is in de argumentatie in het kader zijn er drie (nevenschikkende)

hoofdargumenten die de overheid geeft om haar standpunt te verdedigen. Het eerste argument gaat over de relevantie van de reclamecampagne; er blijkt dat nog steeds veel automobilisten rijden met alcohol op. Dit is een vrij algemeen argument en gericht op zowel de bestuurder en de bijrijder. De twee hoofdargumenten die volgen zijn ieder gericht op een specifieke

doelgroep: een gericht op de bestuurder en een op de bijrijder. De argumenten worden ondersteund met zowel nevenschikkende als onderschikkende argumentatie.

Geslaagdheidsvoorwaarden en anticiperen op mogelijke twijfel

Er zal nu per geslaagdheidsvoorwaarde worden bekeken of en hoe deze worden besproken in de overheidstekst ‘100% Bob 0% op.’ Bij de correctheidsvoorwaarden zal ook worden besproken of de overheid deze verdedigd tegen mogelijke twijfel, en zo ja op welke manier.

1.Essentiele voorwaarde: Adviseren is een poging van O om B de handeling H uit te laten betreffende een maatschappelijke kwestie in het belang van O, B en/of M.

Aan de essentiële voorwaarde van het geven van een advies is voldaan. De overheid doet duidelijk een poging om de burger een bepaalde handeling (niet) uit te laten voeren, namelijk het niet drinken van alcohol als de burger nog moet rijden.

2.Propositionele inhoudsvoorwaarde: O prediceert een toekomstige handeling H van B. In de taalhandeling advies van de overheid prediceert zij dat de burger niet onder invloed zal rijden.

3A.O heeft een reden om te geloven dat H voordelig is voor B, O en/of M.

De overheid kan aan de hand van geslaagdheidsvoorwaarde 3A verschillende argumenten gebruiken ter verdediging van het advies. Het gaat hier om de (on)wenselijke gevolgen van het (niet) rijden onder invloed, dus de overheid kan hiervoor pragmatische argumentatie gebruiken. De overheid heeft meerdere redenen om te geloven dat dit voordelig is voor de burger, de overheid en de maatschappij. Zo gebruikt de overheid als pragmatisch argument dat door alcoholgebruik de burger de verhoogde kans op een bon of boete op de koop toeneemt. Dit een strategisch goed gekozen argument, want zo worden de nadelen voor de

33 burger onderstreept. Tegelijkertijd zijn dit ook de voordelen voor de overheid en de

maatschappij: de overheid moet immers de maatschappelijke kosten van een ongeval betalen.

3B. O gelooft dat B in principe bereid is om H te doen en 3C. O gelooft dat B in principe H kan doen.

Bij deze correctheidsvoorwaarden moet de overheid laten zien dat de burger het kan en het wil om niet onder invloed van alcohol te rijden. Dit doet de overheid door in te spelen op eventuele bezwaren van de burger, zoals bijvoorbeeld door ‘Nuchter blijven is best moeilijk.’ Maar ook door te zeggen ‘Mensen denken dat ze goed in staat zijn om hun alcoholgebruik te beheersen.. .’ en vervolgens argumenten te geven waarom zij dat niet kunnen, speelt de overheid in op eventuele bezwaren van de burger.

3D. O heeft kennis of ervaring met H en of de effecten van H.

De overheid ondersteunt deze correctheidsvoorwaarde door statistische en anekdotische argumentatie te geven uit onderzoeken en rapporten. Dit doet zij al meteen in argument 1.1a: ‘Uit zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek blijkt…’ Hiermee geeft de overheid aan dat zij kennis en ervaring hebben over het onderwerp.

E. O heeft autoriteit over B die hem in staat stelt B te zeggen om H te doen.

Dat de overheid autoriteit over de burger heeft hoeft zij eigenlijk niet te bewijzen, omdat dit wettelijk vastgelegd is. Wel kan de overheid dit aan de burger kenbaar maken door te wijzen op mogelijke sancties die de overheid op kan leggen. In deze tekst doet de overheid dat onder andere indirect in: ‘Ze nemen de verhoogde kans op een ongeval of bon op de koop toe.’ Daarnaast wijzen de ze burger op het wettelijke limiet die voor rijden onder invloed geldt. 4A. O wil dat B H doet en 4B. O gelooft dat H goed is voor B, O en/of M.

Er kan tevens vanuit worden gegaan dat de overheid zich aan de oprechtheidsvoorwaarde houdt, omdat zij oprecht willen dat de burger geen alcohol drinkt in het verkeer om maatschappelijke kosten te voorkomen.

Strategische manoeuvres in de brochure ‘100% Bob 0% op’

Er zal nu verder worden gegaan met een analyse van het strategisch manoeuvreren van de overheid in de brochure 100% Bob 0% op. Door het strategisch manoeuvreren van de overheid in kaart te brengen, kan duidelijk worden gemaakt of de overheid een balans weet te vinden tussen haar dialectische en retorische doelen. De drie aspecten topische selectie, aanpassing aan het publiek en presentatiemiddelen zullen een voor een worden besproken.

34 Ten eerste zal worden ingegaan op de topische selectie: een zo gunstig mogelijke keuze maken uit de mogelijke zetten van een discussiefase. Dit doet de overheid door gebruik te maken van pragmatische argumentatie. Dit is namelijk een geschikte manier om een

prescriptief standpunt te verdedigen. Daarnaast is pragmatische argumentatie ook goed in het ondersteunen van een advies omdat het refereert naar de (on)wenselijke gevolgen van de handeling (Van Poppel, 2013, p. 6). Pragmatische argumentatie wordt onder andere gebruikt in 1.1a1, 1.1a.1.1.1, 1.1b.1b.1.1. en 1.1c.1.1.1. Een voorbeeld van pragmatische argumentatie in de tekst is:

(1‘ Het is onwenselijk te beginnen met alcohol-inname [als je nog moet rijden])

1.1a want Wanneer met eenmaal is begonnen met alcohol-inname dan vervaagt die grens [die vooraf is ingesteld]

(1.1b’ en Het is onwenselijk om die grens te vervagen)

(1.1a-1.1b’ Als het beginnen met alcohol-inname de grens vervaagt, dan is het onwenselijk te beginnen met alcohol-inname.).

In de folder wordt gebruik gemaakt van autoriteitsargumentatie: “Zelfs de jongens van Amstel regelen tegenwoordig een BOB!” Het verzwegen argument van de overheid hierbij is als zelfs de jongens van Amstel (bekend merk) een Bob regelen, dan moet de burger/lezer dat ook doen. De folder is gericht op burgers die wel eens alcohol drinken, de Amsteljongens kunnen worden gezien als een autoriteit op het gebied van ‘bier drinken’, omdat zij van de

bierfabrikant Amstel zijn. Dit geeft hun een bepaalde autoriteit op het gebied van bier, omdat zij waarschijnlijk veel kennis, expertise en ervaring hiermee hebben. Bier is een van de populairste alcoholische dranken onder de Nederlanders.1

Er zal nu verder worden gegaan met de aanpassing aan het publiek. Dit is een belangrijk aspect in de Bob-campagne omdat de overheid van te voren expliciet heeft aangegeven zich te richten op zowel de bestuurder als de bijrijder. De tekst wordt aangepast op de brede, heterogene doelgroep van overheidscommunicatie door argumenten te geven vanuit het perspectief van de bestuurder én de bijrijder. Beide personen hebben namelijk andere uitgangspunten bij het aannemen van argumentatie. De pragmatische argumentatie die eerder is gepresenteerd is bijvoorbeeld gericht op de bestuurder omdat het gaat om alcohol- inname van de bestuurder. Daarnaast is argument ‘1.1c. Help je Bob geen alcohol te drinken’ gericht op de bijrijder, omdat zij de bestuurder juist moeten helpen.

1

35 In de brochure 100% Bob 0% op wordt veel aandacht besteed aan

presentatiemiddelen. Bij dit aspect van strategisch manoeuvreren kan worden gedacht aan retorische middelen. Retorische middelen zijn effectief omdat zij de aandacht van de lezer trekken en daarnaast voor een betere verwerking van het argument zorgen (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012, p. 171). Er wordt in de tekst gebruik gemaakt van een retorische vraag: “Stap ik achter het stuur, neem ik het risico?” Hierbij wordt een bewering gepresenteerd als een vraag. De bewering is hierbij de primaire taalhandeling en de vraag de secundaire. Een retorische vraag is effectief omdat het de lezers bij de tekst betrekt en tegelijkertijd stimuleert het de lezers de tekst zorgvuldig te lezen (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012, p. 177).

Verder zit er een rijm in de slogan ‘100% BOB, 0% op’ maar ook een woordspeling: veilig rijden heb je zelf in de hand. Hiermee wordt bedoeld dat je het stuur zelf in de hand heb (bedoeld voor de bestuurder), maar ook dat jij controle heb over of je in de auto stapt bij iemand die nuchter is (bedoeld voor de bijrijder). Met deze woordspeling wordt dus strategisch gemanoeuvreerd op zowel de presentatiemiddelen als de doelgroep.

De tekst is actief geschreven en maakt gebruik van de directe aanspreekvorm. Door de lezers direct aan te spreken met ‘je’ wordt de tekst aantrekkelijker en betrekt ze de informatie meer op zichzelf (Hoeken & Poulssen, 1991, p. 217). Dit is in lijn met eerdere delen van de campagne, zoals bijvoorbeeld: ‘Bob jij of Bob ik?’ en ‘Je bent top, Bob!’