• No results found

4. Analyse van een aantal overheidsteksten

4.1 Een analyse van drie overheidsteksten over rijden onder invloed

4.1.2 Analyse van ’Bob houdt de nul’

De volgende tekst is ook uit de Bob-campagne. De Bob-campagne is een project van de overheid met als doel om rijden onder invloed van alcohol te verminderen. Deze tekst is afkomstig van de website nederlandveilig.nl. De doelgroep van deze tekst is hetzelfde als van de brochure: een brede, heterogene doelgroep, namelijk alle burgers die wel eens in een auto stappen als bestuurder of bijrijder.

Argumentatieve analyse

Als eerst zal weer de argumentatieve analyse worden uitgevoerd. In het kader hieronder zijn alleen de belangrijkste argumenten weergegeven. De volledige

argumentatiestructuur is terug te vinden als bijlage. Door eerst de argumentatiestructuur te maken worden de verbanden tussen de argumenten duidelijk en door de verzwegen

argumenten te expliciteren is de pragmatische argumentatie duidelijk zichtbaar. Dit dient als basis voor de analyse van de taalhandeling adviseren en het strategisch manoeuvreren.

36 Het standpunt van de tekst is ‘Een Bob drinkt helemaal geen alcohol.’ Dit is een prescriptief standpunt bedoeld voor een brede doelgroep. Dit is te zien aan het feit dat de Bob niet direct wordt geadresseerd. Iedereen die wel eens in een auto stapt kan zich aangesproken voelen door dit standpunt. Dat de doelgroep breed is, is ook te zien aan de argumenten: zowel de bestuurder als de bijrijder worden aangesproken.

1.Een Bob drinkt helemaal geen alcohol.

1.1. Als je eenmaal begint, wordt het steeds lastiger om nee te zeggen. (1.1. Geen nee kunnen zeggen is onwenselijk)’ (…)

1.1.2. Voor je het weet, zit je aan de wettelijke grens van wat je mag drinken, of erger. (1.1.2.1. Dat is onwenselijk.)’

1.1.2.1a.1a. Dit leidt ertoe dat je jezelf, je passagiers én andere verkeersdeelnemers in gevaar brengt.

(1.1.2.1a.1b. Dat is onwenselijk.)’

1.1.2.1b.1a. Het kan leiden tot een forse boete. (1.1.2.1b.1b. Dat is onwenselijk.)’

1.1.2.1c.1a. Het kan leiden tot verlies van je rijbewijs. (1.1.2.1c.1b. Dat is onwenselijk. )’ (…)

1.2. Maak een afspraak met je Bob.

1.2.1a. Dan kan iedereen veilig thuiskomen.

(1.2.1b.Dat is wenselijk.)’

Er zijn twee hoofdargumenten. Een argument is gericht op de bestuurder, en een argument is gericht op de bijrijder. Het argument dat gericht is op de bestuurder wordt ondersteund door zowel onderschikkende als nevenschikkende argumentatie. Het argument dat gericht is op de bijrijder wordt ondersteund door slechts één (pragmatisch) argument. Er wordt in deze tekst dus meer aandacht besteed aan de bestuurder.

Geslaagdheidsvoorwaarden en anticiperen op mogelijke twijfel

Er zal nu per geslaagdheidsvoorwaarde worden bekeken of en hoe deze worden besproken in de overheidstekst ‘Bob houdt de nul.’ Bij de correctheidsvoorwaarden zal ook worden besproken of de overheid deze verdedigt tegen mogelijke twijfel, en zo ja op welke manier.

1.Essentiele voorwaarde: Adviseren is een poging van O om B de handeling H uit te laten betreffende een maatschappelijke kwestie in het belang van O, B en/of M.

In deze tekst wordt duidelijk een advies gegeven. Het standpunt kan namelijk worden geïnterpreteerd als: De overheid doet een poging om de burger helemaal geen alcohol te laten drinken [als zij Bob zijn]. De maatschappelijke kwestie is het onder invloed rijden van

alcohol. Hoewel het standpunt is geformuleerd als een beweerder, blijkt uit de

37 waarheid of onwaarheid worden beoordeeld. Bovendien wijzen de argumenten die vervolgens voor dat standpunt worden gegeven niet op de aanwezigheid van een beweerder. In de

argumenten gaat het namelijk om de gevolgen van het drinken van alcohol, niet of het standpunt waar of onwaar is. Hieruit kan worden afgeleid dat de primaire taalhandeling een stuurder is, want bij een stuurder wil de schrijver de lezer altijd aanzetten tot een bepaalde handeling.

2.Propositionele inhoudsvoorwaarde: O prediceert een toekomstige handeling H van B. Het standpunt prediceert tevens een toekomstige handeling van de burger, namelijk het nalaten van alcohol drinken wanneer zij nog moeten rijden.

3A.O heeft een reden om te geloven dat H voordelig is voor B, O en/of M.

Om te verdedigen dat het (niet) drinken van alcohol voor- of nadelig is voor de burger, kan de overheid (on)wenselijke gevolgen noemen. Zoals te zien is in bovenstaande fragmenten, wordt er in deze tekst zeer veel gebruik gemaakt van pragmatische argumentatie. In de tekst wordt zowel pragmatische argumentatie versie I (positief) en versie II (negatief) gebruikt: Standpunt: Maak een afspraak met je Bob

Want: Dan kan iedereen veilig thuiskomen En: Veilig thuiskomen is wenselijk

Standpunt: Een Bob drinkt geen alcohol Want: Dit leidt ertoe dat je (..) gevaar brengt. En: (…) in gevaar brengen is onwenselijk De overheid heeft dus veel aandacht besteed aan het verdedigen van de eerste

correctheidsvoorwaarde tegen mogelijke twijfel. Het verwijzen naar (on)wenselijke gevolgen is een sterk argument bij een prescriptief standpunt (Van Poppel, 2013).

3B. O gelooft dat B in principe bereid is om H te doen en 3C. O gelooft dat B in principe H kan doen.

Bij de correctheidsvoorwaarden 3B en 3C kan de overheid anticiperen op twijfel van de burger door in te spelen op mogelijke bezwaren van de burger. Dit doet de overheid voor het argument ‘Als je eenmaal begint, wordt het steeds lastiger om nee te zeggen.’ Een punt van twijfel van de burger zou namelijk kunnen zijn dat één drankje best kan voor het rijden. Door dit argument en de verdere onderbouwing verdedigt de overheid deze

correctheidsvoorwaarde, door aan te geven dat dit punt van twijfel niet van toepassing is. 3D. O heeft kennis of ervaring met H en of de effecten van H.

De overheid ondersteunt deze correctheidsvoorwaarde door statistische en/of anekdotische argumentatie te geven uit bijvoorbeeld onderzoeken en rapporten. De overheid verwijst in deze tekst naar onderzoeksresultaten: ‘Uit onderzoek blijkt…’ Hiermee laat de overheid zien dat zij kennis heeft met de effecten van rijden onder invloed. De overheid onderstreept deze

38 effecten verder door in een onderschikkend argument het volgende te zeggen: ‘Alcohol bereikt je hersenen al in ongeveer 10 minuten.’ Door zo precies de effecten aan te geven laat de overheid nogmaals zien dat zij kennis heeft over dit onderwerp.

3E. O heeft autoriteit over B die hem in staat stelt B te zeggen om H te doen.

De overheid kan de autoriteit die zij over de burger heeft benadrukken door te wijzen op sancties die zij de burger kan opleggen. Er zijn verschillende woorden in de tekst die verwijzen naar de autoriteit die de overheid heeft over de burger: wettelijke grens, boete en verlies van het rijbewijs. In deze argumenten wordt er namelijk indirect gerefereerd naar wat er gebeurt als de burger zich niet conformeert aan de autoriteit van de overheid. De burger overtreedt een wettelijke grens (ingesteld door de overheid), krijgt een boete (van de overheid) en verliest mogelijk zijn rijbewijs (overheid vordert het rijbewijs in). 4A. O wil dat B H doet en 4B. O gelooft dat H goed is voor B, O en/of M.

Er kan er vanuit worden gegaan dat de overheid zich aan de oprechtheidsvoorwaarde houdt, omdat zij oprecht willen dat de burger geen alcohol drinkt in het verkeer om maatschappelijke kosten te voorkomen.

Strategische manoeuvres in ‘Bob houdt de nul’

Er zal nu verder worden gegaan met een analyse van het strategisch manoeuvreren van de overheid in Bob houdt de nul. De drie aspecten topische selectie, aanpassing aan het publiek en presentatiemiddelen zullen in deze volgorde worden besproken.

De overheid gebruikt een aantal keer pragmatische argumentatie. Dit is een gunstige keuze van het topisch potentieel, omdat pragmatische argumentatie effectief is in het

ondersteunen van een advies omdat het refereert naar de (on)wenselijke gevolgen van de handeling (Van Poppel, 2013, p. 6). Daarnaast spelen de argumenten die worden gegeven in, op een aantal van de kritische vragen die bij het argumentatieschema van pragmatische argumentatie kunnen worden gesteld, namelijk: ‘Leidt handelswijze X inderdaad tot het genoemde gevolg Y?’ en ‘Is het genoemde gevolg Y wel echt (on)wenselijk?’ Door

argumenten te geven waarom alcohol ontremmend werkt, namelijk dat het binnen 10 minuten je hersenen bereikt, speelt de overheid in op de eerste kritische vraag. Hiermee benadrukt zij dat het drinken van alcohol inderdaad ontremmend werkt.

Ook worden argumenten gegeven voor de onwenselijkheid van de gevolgen van alcoholgebruik, namelijk de wettelijke grens van de toegestane promillage alcohol in je bloed bereiken. Negatieve gevolgen hiervan zijn het in gevaar brengen van jezelf en andere mensen,

39 een boete krijgen en het kwijtraken van je rijbewijs. Er worden dus meerdere argumenten gegeven voor de tweede kritische vraag.

In de tekst ‘Bob houd de nul’ wordt er afgestemd aan het publiek door zowel de bestuurder als de bijrijder aan te spreken. Zo past de overheid de tekst aan naar de brede doelgroep die overheidscommunicatie heeft. Een bijrijder moet op een andere manier aangesproken worden als de bestuurder omdat zij een ander uitgangspunt hebben in de discussie. Dit is een gunstige strategische manoeuvre , want door argumenten te geven voor de verschillende uitgangspunten van het publiek is de kans groter dat het publiek het

standpunt van de overheid accepteert.

Bij het aspect presentatiemiddelen is het opvallend dat de overheid gebruik maakt van de directe aanspreekvorm in de tekst: ‘Als je eenmaal begint..’ en ‘Voor je het weet..’. Door de lezers direct aan te spreken met ‘je’ wordt de tekst aantrekkelijker en betrekt ze de

informatie meer op zichzelf (Hoeken & Poulssen, 1991, p. 217). Wanneer lezers de informatie meer op zichzelf betrekken, wordt het doel van overheidscommunicatie effectiever behaald, namelijk de kennis, attitude en gedrag van de burger beïnvloeden over een maatschappelijke kwestie. Het is dus een slimme strategische keuze van de overheid om de burger met ‘je’ aan te spreken.

De overheid maakt ook gebruik van retorische middelen in de tekst: ‘een Bob heeft daarom dus 0% op’ is een rijm. Dit is een goede strategische keuze van de overheid omdat dit het standpunt nogmaals benadrukt en de kans op acceptatie groter maakt.