• No results found

De omvorming van het Athenaeum Illustre tot universiteit zorgde voor een instroom van studenten die uit andere milieus kwamen dan de Amsterdamse elite, waar het Athenaeum vooral uit had gerekruteerd. De universiteit was toegankelijker geworden. Latijn als voertaal was afgeschaft en men kon vanuit de HBS doorstromen naar de universiteit. Een deel van de universitaire nieuwkomers kwam uitsluitend om te studeren naar de universiteit. Ze kwamen om een graad te behalen, niet om vrienden te maken en zich cultureel te ontwikkelen. Het corporale studentenleven liet ze onverschillig. Ze hadden er geen tijd of geld voor en ze waren er van huis uit niet mee bekend.113 Ze moesten zich de minachting en uitsluiting van de corpsleden laten welgevallen. Studenten die zich aan de

persoonlijkheidsvorming van het corporale verenigingsleven onttrokken en zich slechts op hun „broodstudie‟ toelegden waren volgens de corporale ideologie geen echte studenten maar „nihilisten‟.

Een ander deel werd wel lid bij het ASC, dat zijn ledenaantal tussen 1876 en 1886 zag verdubbelen.114 In het eerste hoofdstuk heb ik laten zien dat studenten met weinig economisch, cultureel en sociaal kapitaal maar beperkt konden participeren in het daar gecultiveerde

studentenleven en vaak tot de rangen van de „obskuren‟ gingen behoren, hoewel ze ook via nieuwe disputen en clubs hun plek in het Corps konden veroveren. Het Corps behield een inclusieve ideologie maar kreeg in de praktijk steeds meer een exclusief karakter naarmate de universiteit breder

toegankelijk werd.

Na 1885 vertegenwoordigde het ASC nog maar iets meer dan de helft van de Amsterdamse studenten. Een deel van de niet-leden van het ASC wilde wel deelnemen aan het georganiseerde studentenleven, maar voelde zich niet thuis bij het Corps. Ze hadden bezwaren tegen de groentijd, vonden de kosten van het corpsleven te hoog en hadden het vooruitzicht om tot de „obskuren‟ te gaan behoren.

De Amsterdamsche Studenten Bond (ASB) werd in 1886 door niet-leden van het ASC opgericht als algemene gezelligheidsvereniging voor studenten van alle faculteiten, een rol die tot dan toe slechts was vervuld door het Amsterdamsch Studenten Corps. Hij was een vereniging voor studenten die aansluiting met medestudenten zochten maar zich niet thuis voelden bij het ASC. Deze ontwikkeling was niet uniek voor Amsterdam. Het jaar daarvoor was in Utrecht al een Bond opgericht en in 1897 zou ook in Delft een Bond worden opgericht. Het was niet de eerste keer dat Amsterdamse studenten zich buiten het bestaande studentencorps organiseerden, maar het was wel de eerste

gezelligheidsvereniging naast het Corps die een plek in de Amsterdamse studentenwereld veroverde. De Bond zou de eeuwwisseling nauwelijks halen, maar luidde wel een periode in waarin diverse studentenorganisaties aanspraak maakten op de door het Corps gemonopoliseerde

113

Maas, „Over zwoegers en zeloten‟, 72. 114

53

studentencultuur en positie binnen de studentenwereld. De Bond deed dat zonder scrupules. Het modelleerde zich sterk naar het bestaande Studentencorps en voerde een strijd om erkenning als vertegenwoordigend orgaan van Amsterdamse studenten naast het ASC. Die strijd werd voor het eigen lezerspubliek gevoerd in de Almanak der ASB en naar buiten toe in studentenbladen en brochures. Net als het ASC bracht de ASB een jaarlijks verschijnende studentenalmanak uit, waarin naast informatie over het studiejaar ook verslagen over gebeurtenissen binnen en buiten de Bond, redactionele commentaren en ingezonden materiaal van leden waren opgenomen.

De reden voor het oprichten van een nieuwe studentenvereniging met sociëteit door studenten buiten het Corps was in de eerste plaats een „gemis aan aaneensluiting, behoefte aan ontspanning buiten de studie in een eigen lokaal‟.115

Dit verklaart echter niet waarom de Bond zich vrijwel volledig modelleerde naar het Corps en als zodanig erkend wilde worden. Uit de strijdlustige retoriek waarmee de Bond een plek opeiste in het academische bestel komt een beeld naar voren van een vereniging die zich profileerde als de vertegenwoordiger van een nieuw slag studenten. Studenten die niet uit de Amsterdamse elite of de „geleerde stand‟ kwamen en minder te besteden hadden. Toch beschrijven de almanakken van de Bond een intensief studentenleven met grote betrokkenheid dat in luister voor het Corps nauwelijks hoefde onder te doen. Wie waren de bondsleden en wat wilden ze bereiken met het toe-eigenen van studentencultuur?

115

54

De oprichting van de ASB

De Bond was niet het eerste initiatief van studenten die buiten het ASC stonden om zich te verenigen. In 1867 werd door studenten farmacie de vereniging Unitas Pharmaceuticorum opgericht, met een wetenschappelijke doelstelling. Zij konden niet lid worden van het ASC omdat farmacie geen universitaire opleiding was. Na enige jaren ontstond onder de farmaceuten de behoefte aan gezelligheid. Ze richtten in 1870 het Pharmaceuten Corps Berzelius op met een sociëteit onder de zinspreuk „Fraternitas inter Nos‟. Unitas bleef bestaan als wetenschappelijke afdeling.

Het Pharmaceuten Corps stond naar corporaal gebruik onder leiding van een vijfkoppige senaat. Net als bij het Corps kende deze vereniging een kennismakingstijd, een novitiaat. Novieten moesten verschijnen bij sociëteitsavonden en visites afleggen bij leden. Die mochten zich echter volgens het Corpsreglement niet als meerdere gedragen tegenover de novieten. Vanaf 1876 kregen farmaceuten de mogelijkheid om een doctoraat in de farmacie te behalen, waarmee ze gelijkgesteld werden met andere studenten. Toen Berzelius de senaat van het ASC vroeg om een opname in het Corps en een overgangsregeling voor zijn leden (een vrijstelling van novitiaat lopen) werd dit geweigerd, met het argument dat Berzelius geen bevriend Corps was. Het Pharmaceuten Corps ontbond zich daarop, om de jongere leden gelegenheid te geven om zich bij het ASC aan te sluiten. De wetenschappelijke afdeling van het Pharmaceuten Corps leefde voort in het in 1878 opgerichte gezelschap Luctor et Emergo.116

De behoefte aan een gezelligheidsvereniging naast het ASC bleef. In 1881 richtten zeventien Amsterdamse studenten de vereniging Pallas op die het doel had „gezelligheid en aaneensluiting onder Amsterdamsche studenten aan te kweeken en te bevorderen‟. De contributie bedroeg net als bij de Bond tien gulden. De vereniging communiceerde met zijn leden door een aanplakkastje bij het universiteitsgebouw. Het ASC negeerde de nieuwe vereniging. Pallas kwam slechts ter sprake toen het aanplakkastje was vernield, vermoedelijk door corpsleden. Een actie die overigens werd afgekeurd. Met het aanplakkastje verdween echter ook de vereniging, die geen continuïteit wist te verkrijgen.117

In 1884 ontstonden twee nieuwe initiatieven buiten het ASC. Gymnastiek- en schermclub Lysander werd door 21 Amsterdamse studenten opgericht onder de zinspreuk „Concordia res parvae crescunt‟ (eendracht maakt macht). Het had als doelstelling lichamelijke ontwikkeling en meer aansluiting onder de niet-leden van het ASC. Enkele theologiestudenten richtten daarnaast het onafhankelijke dispuut Fac Tua op, dat een wetenschappelijke doelstelling had.

In december 1885 circuleerde in de Amsterdamse studentenwereld een pamflet dat alle niet- leden van het Corps uitnodigde voor een vergadering in Maison Stroucken, het huidige De La Mar, om de mogelijkheden omtrent het oprichten van een eigen studentenkroeg te bespreken. Zo‟n 140

116

Hofstede Gz., Fulgura Fracta, 25. 117

55

studenten kwamen opdagen, bijna de helft van de studenten die buiten het ASC stonden. Ook was de pers uitgenodigd. Een overgrote meerderheid besloot om een vereniging met bijbehorende sociëteit op te richten, een „bond met kroeg‟.118

De vereniging zou betaalbaar zijn en geen groentijd kennen. Door de vergadering werd een voorlopige commissie benoemd die werd belast met het opstellen van wetten en het vinden van een sociëteitslokaal, bestaande uit negen medische studenten, drie

theologiestudenten en drie natuurkundestudenten.119 Aan het einde van de avond tekenden 115 aanwezigen zich in op een opgemaakt proces-verbaal:

PROCES – VERBAAL DER OPRICHTING VAN DEN

AMSTERDAMSCHEN STUDENTENBOND MET SOCIËTEIT 10 December 1885

Ondergeteekenden, studenten aan de Universiteit van Amsterdam;

overwegende de noodzakelijkheid van vereeniging ter bevordering der belangen van Universiteit en studenten;

overwegende de onmogelijkheid zich aan te sluiten bij het Amsterdamsch Corps; overwegende het hoog belang van dagelijksche omgang van studenten van verschillende faculteiten en verschillende clubs;

overwegende, dat dit het best kan verkregen worden door het hebben van eene vaste Studenten-Sociëteit;

overwegende, dat de thans reeds bestaande Amsterdamsche Studenten-Sociëteit practisch niet toegankelijk is voor niet-leden van het Amsterdamsche Corps;

hebben besloten op te richten den Amsterdamsche Studenten-Bond met Sociëteit en beloven hiernevens zich te houden aan alle bepalingen van de statuten en reglementen

AMSTERDAM, 10 December 1885120

Het besluit tot oprichting van een Bond met kroeg is achteraf te bezien als een strategische zet om een doorbraak te forceren in de situatie waarbij veel studenten buiten het Corps stonden. Het ASC zou ofwel moeten hervormen, ofwel de Bond moeten incorporeren. Deed het geen van beiden, dan zou het een tweede vereniging naast zich moeten dulden en daarmee zijn positie als vertegenwoordigend orgaan van Amsterdamse studenten ter discussie gesteld zien.

118 Het voorstel om slechts een kroeg op te richten kreeg 18 stemmen. Het uiteindelijk aangenomen voorstel voor „bond met kroeg‟ 112 stemmen. Hofstede Gz., Fulgura Fracta, 39.

119

Ibidem, 42. 120

56

De senaat van het ASC besloot zich afzijdig te houden. Nog voor de vergadering hadden de oprichters van de Bond rector Schölvinck benaderd, maar die stond niet open voor hun grieven met betrekking tot de ontoegankelijkheid van het ASC en bedankte ook voor de uitnodiging om op de vergadering te verschijnen. Een reactie vanuit de Academische Senaat liet echter niet lang op zich wachten. Slechts enkele dagen na de vergadering ontving praeses Siemelink een uitnodiging van rector magnificus De Hartog voor een onderhoud over „eene aangelegenheid die ons beiden belang inboezemt‟. In de daaropvolgende briefwisseling gaf hij aan graag de „grieven en wenschen‟ van Siemelink te vernemen, maar vooral „noodlottige besprekingen over het Amsterdamsche

studentenleven‟ te willen voorkomen. Volgens de Bond bleek bij uiteindelijke gesprekken met de tijdelijke commissie dat de rector magnificus niet was geïnteresseerd in het bespreken van de mogelijkheden om Corps en Bond te verenigen, maar vooral het schisma uit de publiciteit te willen houden. Tweespalt in de studentenwereld zou slecht zijn voor het imago van de universiteit. De Bond zette door en de tijdelijke commissie vond in januari 1886 een geschikte locatie voor een sociëteit in een pakhuis aan de Vijgendam, op een steenworp afstand van sociëteit NIA.

De feestelijke opening van sociëteit SALVE, was tevens het startschot van een conflict tussen de Bond en het Corps over culturele uitingen en zou de verhouding tussen de twee verenigingen tekenen.121 Het nieuwe Bondsbestuur werd door de leden verwelkomd met het studentenlied Io Vivat, waarna de sociëteit plechtig werd geopend. De Bond spaarde kosten noch moeite om aan de

Amsterdamse burgerij te tonen dat er een nieuwe studentenvereniging was opgericht.122 In een „studentikoze rijjool‟, een optocht waarin 28 landauers meereden, toerde de Bond enige uren door de stad.

De manier waarop de jonge ASB zich bediende van corporale gebruiken en symbolen wekte vanaf het prille begin wrevel bij sommige leden van het ASC. Dat de bondsleden in eigen kring het studentenlied Io Vivat zongen, werd ervaren als heiligschennis. „Knort zoo niet, varkens; uwe dierlijke tonen worden bij 't heilige lied niet geduld‟, luidde een varium in de Amsterdamsche

Studenten-almanak. Wanneer de bondsleden zich in een rijjool als studenten presenteerden aan de

burgerij was het eind zoek. Zeker omdat de rijtuigen voor aanvang van de rit waren opgesteld aan de stille zijde van het Rokin, pal voor sociëteit NIA. De belediging was compleet doordat de bondsleden linten droegen in de kleuren van de faculteiten, „toevallig waren het juist die kleuren, die ook het ASC zich gekozen heeft‟.123

De kleuren die het Corps zich had eigengemaakt werden nu op hun beurt toegeëigend door de Bond.

Enige corpsleden reageerden door de optocht te verstoren en aan de burgerij te laten zien dat het geen optocht van het ASC was maar van „varkens‟. Ze huurden een landauer en vier mannen „met bijzonder sprekende baliekluiver-tronies‟. Ze droegen staken met daarop varkenskoppen, en een bord

121 De zinspreuk van de sociëteit was voluit Sodalitas Amicitia Laetitia Vireant Eximie (mogen broederschap, vriendschap, vrolijkheid welig tieren).

122

Hofstede Gz., Fulgura fracta, 46. 123

57 met de tekst „Collegium Porcorum‟.124

Het rijtuig mengde zich in de rijtocht van de Bond en deelde pamfletten uit waarop de burgerij werd gewaarschuwd „dit bespottelijk rondrijden slechts als een namaak der gewone Studenten-rijjolen te beschouwen'. De senaat van het ASC nam afstand van de actie, die volgens hen voor de rekening kwam van individuele corpsleden. Wel prijkte een foto van de „baliekluivers‟ nog lange tijd op de leeszaal van NIA.125

Rector Schölvinck stelde dat de

„goedgeslaagde grap‟ het imago van het ASC bij de burgerij had gered, maar voortaan de Bond geen aandacht te gunnen. Het weerhield de leden er niet van om nu en dan het conflict op te zoeken. In oktober 1886 kwam het tot een massale vechtpartij toen corpsleden de sociëteit van de Bond na een groenenvoorstelling met veertig leden en groenen trachtten binnen te vallen.126 Sporadisch kreeg de Bondssociëteit te maken met invallen van corpsleden, meestal gedurende de groentijd.127

De inrichting van de ASB

De ASB profileerde zich als een vereniging die zich in toegankelijkheid van het ASC onderscheidde door lagere kosten en kennismaking op voet van gelijkheid, maar modelleerde zich in organisatie, doelstellingen, pretenties en uiterlijkheid zonder scrupules naar het ASC. Hij koesterde nauwelijks de behoefte om zich als nieuwe organisatievorm van de corpora te onderscheiden. De Bond presenteerde zich niet als „moderne‟ vereniging, noch greep hij terug op oudere of andere culturele invloeden dan het Corps.

Net als bij de corpora richtte de Bond zich in naar voorbeeld van de academische senaat. Het Bondsbestuur kreeg de titel Collegium Studiosorum Universitatis Amstelodamensis (CSUA), met aan het hoofd een praeses collegii. Het aanzien van het Collegium en de vereniging werd bestendigd door geformaliseerde omgangsvormen. Het overdragen van bestuursfuncties ging net als bij de corpora gepaard met ceremonieel. De bestuurders hielden uittree- en intreeredes, de „waardigheidstekenen‟ wisselden van dragers.128 Wanneer het Collegium de sociëteit binnentrad bij stonden alle leden op en zongen het Io Vivat. Wanneer de bestuursleden hadden plaatsgenomen achter een lange bestuurstafel, versierd met een speciaal tafellaken en kandelaars, opende de praeses de vergadering met een

plechtige hamerslag. Ondanks deze geformaliseerde verhoudingen behield de vereniging een

activistisch en informeel karakter. Bondsleden, niet noodzakelijk bestuurders, vergaderden in SALVE om een ronde tafel.129

124 P. Teeboom en W. Diepraam (red.), Wij Amsterdamse studiosi, 37. 125

Fulgura Fracta, 95. 126 Ibidem, 107.

127 Houtgraaf e.a., Veertig jaren U.S.A., 28. 128

Almanak der ASB 1890, CLX. 129

58

De Bond zette zich van het ASC af als een democratische vereniging waarin iedereen inspraak had over de te varen koers en kans had op verenigingsfuncties. De verenigingsstructuur was nagenoeg hetzelfde en gaf leden de kans in het bestuur te participeren. Door de Bond hadden studenten toegang tot verschillende subverenigingen waarmee ze sociaal en cultureel kapitaal konden verwerven. De Bond was kleiner maar herbergde net als het ASC diverse bestuursorganen en commissies, die nagenoeg evenveel functies telden. Het collegium had een bescheiden voortrekkersrol binnen de Bond. Taken en verantwoordelijkheden werden zo veel mogelijk verdeeld over de leden. Zo hield de ASB betrokkenheid levend en kregen veel leden de kans op functies met enig aanzien en de kans om daarmee bestuurlijke ervaring op te doen. Door middel van activiteiten bevorderde de Bond de eigen sociale cohesie en presenteerde het zich naar buiten toe, maar het democratisch proces rondom het organiseren van zulke activiteiten was even belangrijk. Wanneer per aangenomen motie in de

algemene vergadering werd beslist een bepaalde activiteit te organiseren, werden daartoe verkiezingen gehouden om een commissie te vullen. Zo stelde de vergadering in 1893 een vijfkoppige commissie in om een boottocht te organiseren ter ere van de Dies Natalis van de sociëteit.130

De Bond presenteerde zich net als het ASC als behartiger van studiebelangen. In de Bond waren faculteitsverenigingen voor geneeskunde, wis- en natuurkunde, godgeleerdheid en letteren- wijsbegeerte. De rechtenfaculteit ontbrak, omdat geen van de bondsleden rechten studeerde. Het voorheen onafhankelijke theologisch litterarisch dispuutgezelschap Fac Tua had zich bij de Bond aangesloten.

De in 1887 opgerichte Bondsvereniging „La Renaissance‟ onder de zinspreuk „integri vitae scelerisque puri‟ (van onbesproken levenswandel en vrij van verdorvenheid) had aanvankelijk een maatschappelijk doel maar bepaalde al snel dat het werkelijke oogmerk was om de belangen van de ASB te behartigen, bijvoorbeeld door het oprichten van het studentenblad Alma Mater. Aan de vergaderingen werd een 'literarisch gedeelte' toegevoegd. Hoewel de vergaderingen daarmee 'nu en dan een fuifgezind voorkomen' kregen bleef de vereniging ijveren voor het verdedigen van de Bond.

Culturele vorming nam een belangrijke plek in bij de Bond. Leden bouwden cultureel kapitaal op door literatuur, kunst en muziek te maken en te gebruiken. Toneelvoorstellingen werden

voorbereid door de Amsterdamsche Studenten Toneelvereeniging. De AST trakteerde de Bond bijvoorbeeld in 1891 op een 'Soirée déclamatoire et musicale' die bestond uit voordrachten en muziekstukken van Beethoven en Mozart.131 Het studenten variétégezelschap „De Leuke Big‟ zorgde onder de zinspreuk „de meeste pret zonder baret‟ voor wat lichter vermaak op Bondsfeesten. Het gezelschap „Bidagwans‟ had tot doel SALVE tot een paradijs op aarde te maken door activiteiten te organiseren of te ondersteunen. Leden met een sterke pen konden schrijven voor het blad Alma Mater of de jaarlijks verschijnende almanak.

130

Almanak der ASB 1894, 97. 131

59

De almanak die de Bond uitbracht had niet alleen dezelfde studiegerelateerde inhoud en opzet als die van het ASC, maar kreeg ook een uiterlijk dat sterk op dat van de Amsterdamsche Studenten-

almanak leek. Een zwarte kaft, met daarop een gouden afdruk van de godin Pallas Athena. De toe-

eigening van de corporale studentencultuur komt duidelijk naar voren wanneer die uitgebreid in de almanak wordt beschreven. „Zich aan de “mos” houdende‟ hield de Sociëteits-Commissie op de dag van de dies een officiële receptie‟.132

Dat iets in overeenstemming was met de mores, de ongeschreven regels van de vereniging, zou voor corpsleden vanzelfsprekend zijn, maar werd voor het lezerspubliek van de Bond expliciet duidelijk gemaakt. Uitgebreid beschrijven de almanakken hoe het eraan toe ging op de officiële ceremonies, de deftigheid waarmee besturen werden bejegend, de liederen die werden ingezet, de rokkostuums waarin ze gekleed waren. De verslagen van de almanakken lezen als literatuur om collectieve herinneringen aan belangrijke feesten en gebeurtenissen met het

lezerspubliek te delen, maar ook als handleiding om tradities, gewoontes en opvattingen in dat publiek te reproduceren.

In 1889 vierden de bondsleden de derde dies natalis van hun sociëteit SALVE. Het deel van het jaarverslag in de Almanak van 1890 dat over deze viering handelt beschrijft uitgebreid het verloop en de sfeer van de festiviteiten.133 Speciale aandacht is er voor ritueel. Om twaalf uur ‟s nachts op de vooravond van de dies natalis verruilden de leden hun tafeltjes om samen het „ritueele lied‟ aan te