• No results found

De Amerikaanse Burgeroorlog in Nederland

Om de berichtgeving over de Amerikaanse Burgeroorlog in Nederland in kaart te brengen, wordt in dit hoofdstuk gebruik gemaakt van vier verschillende kranten – de liberale kranten Nieuwe Rotterdamsche

Courant en Algemeen Handelsblad, het conservatieve Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, en het

katholieke dagblad De Tijd – en het liberale tijdschrift De Gids. De verwachting is dat met deze

nieuwsbladen een redelijk inzicht in de publieke opinie verkregen kan worden. Uiteraard is dit beeld niet volledig: met name een nationale krant met een specifieke socialistische signatuur ontbrak in deze periode nog in de Nederlandse pers. Door uitsluitend te richten op kranten en tijdschriften en niet bijvoorbeeld de publicatie van boeken of publieke bijeenkomsten valt bovendien onvermijdelijk een deel van de discussie buiten beeld; al bieden de ingezonden brieven in verschillende kranten nog enig inzicht in de geluiden vanuit het Nederlandse volk. Het beeld dat uit deze nieuwsbladen naar voren komt geeft op zijn minst een indicatie van de mate waarin de Amerikaanse Burgeroorlog in Nederland leefde, en welke opvattingen hierover geëtaleerd werden. Om dit te achterhalen wordt bekeken hoe over vier thema’s bericht werd: het beleid van de Nederlandse regering, de slavernijkwestie,

democratie, en de persoon Abraham Lincoln.

4.1 – Nederlands beleid in de Amerikaanse Burgeroorlog

De aandacht in de vier kranten voor het beleid van de Nederlandse overheid in de Amerikaanse Burgeroorlog kan enkel omschreven worden als zeer beperkt. De enige gebeurtenis waar kritiek op terug te vinden is in de Nederlandse dagbladen was de toelating van de Sumter tot de haven van Paramaribo. Een ingezonden brief uit die stad in de Nieuwe Rotterdamsche Courant stelde dat hierbij onvoldoende rekening was gehouden met de Nederlandse handelsbelangen: ‘In Suriname schijnt men geen onderzoek noodig te achten, hoe groot belang de kolonie ook bij de vaart der Noord-Amerik. schepen heeft.’176 Het schip was door de autoriteiten in Frans-Guyana recentelijk nog wel de toegang geweigerd. In een tweede brief van vermoedelijk dezelfde afzender werd dan ook gesproken van een ‘onvergeeflijke nalatigheid’ van de commandant van het fort door de Sumter zo alsnog in staat te stellen het doel te bereiken dat dankzij de Franse weigering al mislukt leek.177 Van kritiek uit ideologische overwegingen was hier duidelijk geen sprake, zo stelde de briefschrijver:

176 Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘Koloniën’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 15 september 1861, p. 2. 177 Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘Koloniën’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 2 oktober 1861, p. 2.

42

Intusschen heeft het verblijf van de Sumter alhier, de bevolking zeer verontrust, en men vreest dat de zaak invloed zal hebben op de vaart der Noord-Amerikanen op Suriname. Wat te beginnen indien de slavenprovisien niet aangevoerd worden.178

De aandacht van deze persoon ging uitsluitend uit naar de Nederlandse handelsbelangen; een houding waarmee hij vermoedelijk prima aansluiting zou hebben gevonden bij de Nederlandse overheid. De laatste zin, over de toevoer van ‘slavenprovisien’, werd door het Algemeen Handelsblad in haar publicatie van dezelfde brief overigens achterwege gelaten.179 Blijkbaar speelde bij die liberale krant toch nog een bepaalde ongemakkelijkheid bij deze herinnering aan de op dat moment nog altijd bestaande Nederlandse slavernij in de context van de Amerikaanse Burgeroorlog. Het valt wellicht te verwachten dat in de lokale kranten van Curaçao en Suriname wel uitgebreid over de Sumter-kwestie zou worden geschreven. In die contreien was dit incident anders dan in Nederland immers geen verre gebeurtenis. Desondanks werd ook in De Curaçaosche Courant en het Surinaamsch Weekblad niet of nauwelijks over de Sumter bericht. Slechts één artikel wees terloops op de onrust die de komst van dit schip naar Paramaribo had veroorzaakt onder de lokale bevolking.180 Verder bleef de berichtgeving beperkt tot een oppervlakkige weergave van het komen en gaan van de Zuidelijke kaper.

Van het plaatsen van een kritische noot bij het beleid van de Nederlandse overheid was in de verschillende dagbladen dus geen sprake. Over de komst van de Sumter naar Curaçao, het voorval met het consulaat in New Orleans, en de vordering van de Geziena Hillegonda werd allen slechts beperkt bericht. De koers die Nederland in deze specifieke gevallen hanteerde werd niet of nauwelijks onder de loep genomen. Aan de neutraliteit in het algemeen werden wel enkele artikelen toegewijd, maar vooral in verdediging hiervan.181 Zo stelde het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage dat de Amerikaanse onvrede over het feit de Europese regeringen het Zuiden oorlogsrechten toekenden ongegrond was. Volgens de krant was dit de enige juiste koers, omdat ‘het begrip algemeen wordt, dat de regeringen bestaan om de volken, niet de volken om de regeringen, dat de volken in zekere omstandigheden het regt hebben om van regering te veranderen.’182 Dit is een interessante ideologische rechtvaardiging van een neutraliteitsbeleid in een burgeroorlog, zeker voor een conservatieve krant. De voorgaande twee

178 Ibid.

179 Algemeen Handelsblad, ‘Binnenland’, Algemeen Handelsblad, 4 oktober 1861, p. 2.

180 Surinaamsch Weekblad, ‘Het stoomschip Sumter’, Surinaamsch Weekblad, 25 augustus 1861, p. 5. 181 Bijvoorbeeld: Algemeen Handelsblad, ‘Binnenland’, Algemeen Handelsblad, 5 december 1861, p. 2. 182 W.Q., ‘Het handhaven der neutraliteit, tegenover de oorlogvoerende partijen in de Vereenigde Staten van

43 hoofdstukken hebben echter duidelijk gemaakt dat het Nederlandse beleid zeker niet vanuit dit soort idealistische overwegingen vorm had gekregen, maar vooral een gevolg was van opportunisme, onzekerheid, en handelsbelangen.

In het liberale tijdschrift De Gids werd de inname van een neutrale positie in de Amerikaanse Burgeroorlog wel bekritiseerd. J.P. Abrahamsz. noemde de toekenning van oorlogsrechten aan het Zuiden door Engeland en Frankrijk onrechtmatig:

Dien opstand, aan welken Engeland en Frankrijk zich gehaast hebben de regten eener oorlogvoerende magt toe te kennen, in het aangezigt van het wettig gevestigd en erkend bestuur, welks gezag door hem was geschonden, die zelfs de Europesche mogendheden onder den mantel eener voor het wettig gezag beleedigende onzijdigheid met oogluikende toelating van allerlei morele en materiële ondersteuning hebben aangemoedigd.183

Het feit dat de Nederlandse regering precies hetzelfde had gedaan werd daarbij echter niet vermeld. In hetzelfde tijdschrift werd door redacteur Hendrik Peter Godfried Quack de ontwikkeling waarbij Zuidelijke kapers Europese havens aandeden benoemd, en de problemen die dit opleverde voor de neutraliteit van de betreffende staten.184 Zelfs de naam van de Sumter en haar kapitein vielen in dit artikel, maar wederom zonder het verband met Nederland te leggen. Wellicht was de rol van de Nederlandse overheid in de Amerikaanse burgeroorlog in Nederland zelf simpelweg onvoldoende bekend, maar het lijkt aannemelijker dat de pers het niet als haar rol beschouwde de eigen regering op het gebied van buitenlandse politiek te bekritiseren.

4.2 – De slavernijkwestie

Dat de Nederlandse koers niet in twijfel werd getrokken betekende niet dat de aandacht voor de Amerikaanse Burgeroorlog in het algemeen afwezig was. Over de laatste ontwikkelingen in de VS werd in alle vier de kranten zeer geregeld en veelal op de voorpagina bericht. Ook in De Gids vormde het conflict een vast onderdeel van het regelmatig terugkerende overzicht van de buitenlandse politiek geschreven door H.P.G. Quack. In de kranten bestond de verslaggeving uit zowel korte berichten als meer uitgebreide artikelen met de meest recente verrichtingen van de beide legers. Veel van dit type

183 J.P. Abrahamsz., ‘Abraham Lincoln’, De Gids jaargang 29, deel 2 (1865), p. 487.

184 Hendrik Peter Godfried Quack, Politiek overzicht’ (25 januari 1862), De Gids jaargang 26, deel 1 (1862), pp. 277-

44 berichtgeving werd overgenomen van buitenlandse kranten zoals de Engelse Times of de Amerikaanse

New York Herald. In het verlengde daarvan werd door correspondenten de manier waarop de

burgeroorlog in met name Engeland en Frankrijk werd geïnterpreteerd, zowel in het parlement als onder het volk, doorgespeeld aan de Nederlandse kranten. Deze mate van aandacht bleef vanaf de verkiezing van Abraham Lincoln tot de laatste fase van het conflict vrij constant. Naast dit soort veelal neutrale berichtgeving publiceerden de verschillende kranten ook meer diepgaande en beschouwende artikelen. Een van de onderwerpen die daarin veelvuldig aan bod kwam was de slavernijkwestie. In alle hier behandelde nieuwsbladen stond vanaf het begin vast dat dit de centrale spil van het conflict was; een bevestiging van Don H. Doyle’s inschatting van het Europese publieke debat.185

In een analyse van de economische gevolgen van de burgeroorlog was het voor het Algemeen

Handelsblad bijvoorbeeld helder waar het Zuiden voor streed:

Zij, die zich alleen van het Noorden afscheiden om des te hechter waarborgen te hebben, dat niemand hun de magt zal ontnemen om vrijelijk met hunne slaven te handelen, zoo als hun belang dat eischt, en die op hunne slaven zulk een hoogen prijs stellen, dat zij daarvoor zelfs als de gevaren en onheilen en verliezen van een tijdelijken burgeroorlog willen trotseren […]. […] die mannen, zoo wakker strijdende voor hun voordeel, zouden zich de winsten laten ontnemen, welke hun immers juist zoo veel waarde doen hechten aan het behoud van die slaven, om hunnen arbeid! 186

Dit punt werd echter benadrukt om aan te geven dat de Confederates heus niet zouden stoppen met de levering van katoen. Een besef dat het houden van slaven om meer draaide dan puur economische belangen was in deze berichtgeving niet aanwezig. Ook de andere grote liberale krant, de Nieuwe

Rotterdamsche Courant, erkende dat slavernij de hoofdkwestie van de Amerikaanse Burgeroorlog

was.187 Nog meer dan het Algemeen Handelsblad hield het Rotterdamse dagblad zich daarbij op de vlakte; een houding die paste bij de beginselen van de krant.188 Alleen de Engelse correspondent ging zover om de slavernij te omschrijven als: ‘eener instelling […] die door alle weldenkenden wordt veracht en verfoeid.’189 Het nadrukkelijk stelling nemen hiertegen werd door beide liberale kranten zo niet noodzakelijk geacht.

185 Doyle, The cause of all nations, pp. 131-132.

186 Algemeen Handelsblad, ‘Katoen’, Algemeen Handelsblad, 31 januari 1861, p. 1.

187 Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘Fransche post’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 30 april 1861, p. 1. 188 Frank van Vree, De politiek van de openbaarheid: journalistiek en publieke sfeer (Groningen 2000), pp. 24-25. 189 Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘Engelsche post’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 28 mei 1862, p. 1.

45 Wat dat betreft ging het conservatieve Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage wel een stap verder door een uitgebreid antislavernij-artikel te publiceren uit een niet nader genoemd Frans

tijdschrift.190 Ook deze krant wees de slavernij in een eerder bericht al aan als de hoofdoorzaak van de huidige burgeroorlog.191 Tegelijkertijd werd de ruimte geboden aan een uitgesproken pro-Zuidelijke briefschrijfster om staatsrechten als de voornaamste kwestie aan te duiden.192 Met het Franse artikel werd het overwicht van de slavernij echter onderstreept door de bekende Britse filosoof en abolitionist John Stuart Mill aan te halen die iedere andere oorzaak voor het conflict terzijde schoof:

Is er in de laatste twintig jaren tusschen het Noorden en Zuiden een ander punt behandeld dan dat van slavernij? Men heeft aan niets anders dan aan de slavernij gedacht, van niets anders gesproken. Voor de slavernij heeft men elkander in de vlakten van Kansas bevochten en binnen de muren van het Congres bestreden. Door deze kwestie is de partij ontstaan, die thans aan het bewind is; door deze kwestie moest Fremont bij de voorlaatste presidents-verkiezing het onderspit delven; door deze kwestie heeft Lincoln gezegevierd.193

Het dagblad toonde zich ook in andere berichtgeving vrij consequent over de verwerpelijkheid van slavernij. Een oproep van enkele honderden Zuidelijke geestelijken dat dit instituut overeenkomstig was met het christendom en juist bevorderlijk voor de Afro-Amerikaanse bevolking deed de krant af als ‘zonderlinge beweringen.’194 Bij nieuws over een mogelijke erkenning van het Zuiden door Frankrijk waarschuwde een artikel voor de werkelijke betekenis hiervan: ‘Wanneer daarin de erkenning van de wettigheid der slavernij lag opgesloten, zou Frankrijk zich op hetzelfde oogenblik aan een dubbel vergrijp tegen Staatsregt en menschelijk regt schuldig maken.’195 Aan het einde van de burgeroorlog kwam desondanks alsnog iets van de conservatieve inborst naar voren rondom de berichtgeving dat de

190 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage , ‘Beoordeeling van den Amerikaanschen burgerstrijd in Engeland’,

Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, 21 februari 1862, pp. 3-4.

191 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, ‘Het jaar 1861: III’, Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, 8

januari 1862, p. 4.

192 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, ‘Binnenland’, Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, 2 februari

1861, pp. 2-3.

193 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage , ‘Beoordeeling van den Amerikaanschen burgerstrijd in Engeland’,

Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, 21 februari 1862, p. 3

194 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, ‘Engeland’, Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, 20 juni 1863,

p. 1.

195 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, ‘Niet officieel gedeelte’, Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage,

46 vrijgemaakte slaven wellicht stemrecht zouden krijgen. Hiervoor toonde het Dagblad van Zuidholland en

’s Gravenhage minder begrip:

Ook zonder dat wij het in bijzonderheden aantoonen, zullen onze lezers het gewigt van een dergelijken maatregel bevroeden en niet voorbijzien hoe door het voeren der negers op het terrein van den

verkiezingsstrijd, de Zuidelijke of tot nog toe slavenhoudende Staten op hunne grondslagen zullen worden geschokt en een krisis verhaast, die hier niet kan uitblijven en die eenmaal welligt de wereld met

ontzetting zal vervullen.196

Eerder had de krant zich tevens geen voorstander getoond van de Emancipation Proclamation. De vrijverklaring van de Zuidelijke slaven zou leidden tot een slavenopstand en de ‘vreeselijke

moordtoonelen, die dan zullen volgen, dreigen alles te overtreffen, wat deze bloedige en wreede burgeroorlog onmenschelijk heeft opgeleverd.’197 Dit plan maakte volgens het dagblad duidelijk dat de Amerikaanse regering zich niet bekommerde om de grondwet, maar onmiskenbaar een revolutionair beleid probeerde te voeren.198 Een erkenning van de slavernij als hoofdkwestie betekende voor deze conservatieve krant zeker niet een omarming van progressieve standpunten.

De emancipatie van slaven werd echter ook in het liberale Algemeen Handelsblad niet met onverdeeld enthousiasme ontvangen. In een artikel waarin de economische waarde van de slavernij werd geanalyseerd, en waarin men tot de conclusie kwam dat dit niets anders was dan een plaag voor de samenleving, werd tegelijkertijd gewaarschuwd voor een te snelle bevrijding van de slavenbevolking:

Inderdaad heeft men tot nog toe geene wijze van plotselinge en algeheele afschaffing voorgesteld, die geen tal van jammeren zoo voor zwarten als voor blanken zou na zich slepen, en wij willen gaarne toestemmen, dat de philantropen van het Noorden niet altijd in hunne emancipatie-plannen veel gezond verstand of veel zorg, hetzij voor de belangen, hetzij voor de veiligheid hunner zuidelijke medeburgers ten toon spreiden.199

196 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, ‘Niet officiëel gedeelte’, Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage,

6 augustus 1865, p. 1.

197 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, ‘Niet officieel gedeelte’, Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage,

7 oktober 1862, p. 1.

198 Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, ‘Amerika’, Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, 11 oktober

1862, p. 2.

47 Ongetwijfeld zullen de slaven zelf hier anders over gedacht hebben. Het Algemeen Handelsblad pleitte daarentegen slechts voor een verzachting van hun omstandigheden met in het vooruitzicht de ‘nog ver verwijderde vrijheid.’200 De krant etaleerde zich zo zelfs bij het innemen van een antislavernijpositie nog vooral als het toonpunt van gematigdheid. Het Zuiden moest weliswaar van de ‘treurige ziekte’ van de slavernij verlost worden, maar tegelijkertijd ‘gespaard blijven voor de bijzondere onheilen en gevaren en tegenspoeden, die altijd het gevolg zijn van een al te snellen overgang van een maatschappelijken toestand tot een anderen.’201

Ook onder de ingezonden brieven in de liberale krant waren soortgelijke geluiden te horen. Een regelmatig terugkerende briefschrijver uit New York stelde dat president Lincoln met zijn Emancipation Proclamation simpelweg over de ramp van de oorlog en het lijden van zijn bevolking heen stapte, ‘om te philosopheren over de vrijmaking van den neger’.202 Een brief van ‘W.S.’ uit Delft noemde niet de slavernij maar de plotselinge vrijverklaring ‘barbaarsch en onmenselijk’:

[Men wilde] van geen Christelijke middelen hooren, om door aanvoering van Europesche landverhuizers in de Noordelijke slaven-staten, gevoegd bij eene betere opleiding der slaven-kinderen, langzamerhand den weg tot eene latere vrijverklaring te banen, neen!203

In de andere liberale krant, de Nieuwe Rotterdamsche Courant, werd emancipatie daarentegen wel als een verstandige maatregel neergezet; al nam het dagblad wederom niet uitvoerig stelling. Toch erkende men dat iedere beslissing die diende om de burgeroorlog ten einde te brengen niet anders

geïnterpreteerd kon worden dan als ‘gematigd en edelmoedig.’204 De eerdergenoemde Engelse correspondent sloot zich bij deze opvatting aan en verdedigde de verklaring tegen de kritiek die het ontving in de Britse kranten.205

Waar de liberale dagbladen zich grotendeels op de vlakte hielden was het liberale tijdschrift De

Gids een stuk meer uitgesproken op het gebied van slavernij. De eerder vermeldde redacteur van dit

blad, H.P.G. Quack, wees dit instituut vanaf het begin aan als de centrale kwestie in de onenigheid

200 Ibid. 201 Ibid.

202 Algemeen Handelsblad, ‘Engelsche post’, Algemeen Handelsblad, 29 december 1862, p. 1. 203 W.S., ‘Het oproer te New-York’, Algemeen Handelsblad, 3 augustus 1863 (zondagseditie), p. 4.

204 Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘Algemeen overzigt’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 10 oktober 1862, p. 1. 205 Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘Engelsche post’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 15 oktober 1862, p. 1.

48 tussen het Noorden en Zuiden.206 Voor deze auteur was de gematigdheid die de liberale dagbladen toonden niet aan de orde. De afschaffing van de slavernij was voor Quack absoluut een oorlog waard:

Voor ons is dan ook steeds de hoofdquaestie deze geweest: de vernietiging der slavernij. En het bloed voor deze zaak vergoten rekenen wij niet verspild, sinds het eenmaal de geheimzinnige wet hier op aarde schijnt te wezen, dat zonder bloedstorten het menschdom geen schrede kan vooruitgaan. Bedenkelijk zou het ons zijn toegeschenen, als die schrikverwekkende slachting alléén tot doel zou gehad hebben, de herstelling der Unie.207

De aanvankelijke nadruk van de Noordelijke regering op het herstellen van de Unie als oorlogsdoel was de auteur een doorn in het oog.208 Naar mate de oorlog vorderde ging het abolitionisme echter meer de boventoon voeren: iets dat door Quack enthousiast werd ontvangen. Emancipatie was voor hem geen groots gevaar maar een logische en noodzakelijke stap.209

Van de dagbladen was de katholieke krant De Tijd degene die verreweg het meest stelling nam in de slavernijkwestie. Na dit eerder al een ‘schandelijke instelling’ te hebben genoemd werd begin 1862 een reeks van zes artikelen gepubliceerd over de Amerikaanse geschiedenis.210 Centraal in deze

beschouwing stond de slavernij, volgens de krant een onmiskenbaar onderdeel van het Amerikaanse verleden en de centrale kwestie in de burgeroorlog:

Wij zijn den loop der aangelegenheden tot aan het begin der vijandelijkheden gevolgd, om te doen zien dat het vooral de slavenkwestie, is welke de Amerikaansche Unie heeft verbroken. Uit de aangeboden feiten blijkt zulks ten duidelijkste, en zij, die meenen dat de verdeeldheid uit andere oorzaken, b.v. uit de verhooging van het toltarief is voortgekomen, verkeeren in een dwaling.211

206 Hendrik Peter Godfried Quack, ‘Politiek overzicht’ (25 oktober 1861), De Gids jaargang 25, deel 2 (1861), pp.

761-763.

207 Hendrik Peter Godfried Quack, ‘Politiek overzicht’ (25 juni 1862), De Gids jaargang 26, deel 2 (1862), p. 158. 208 Hendrik Peter Godfried Quack, ‘Politiek overzicht’ (25 december 1861), De Gids jaargang 26, deel 1 (1862), p.

106.

209 Hendrik Peter Godfried Quack, ‘Politiek overzicht’ (25 oktober 1862), De Gids jaargang 26, deel 2 (1862), pp.

788-790.

210 De Tijd, ‘Amsterdam, 11 december’, De Tijd, 12 december 1860, p. 1; De Tijd, ‘ De slavernij en de burgeroorlog

in Amerika: I’, De Tijd, 1 maart 1862, p. 1; De Tijd, ‘De slavernij en de burgeroorlog in Amerika: II’, De Tijd, 3 maart 1862, p. 1; De Tijd, ‘De slavernij en de burgeroorlog in Amerika: III’, De Tijd, 7 maart 1862, p. 1; De Tijd, ‘De slavernij en de burgeroorlog in Amerika: IV’, De Tijd, 10 maart 1862, p. 1; De Tijd, ‘De slavernij en de burgeroorlog