• No results found

Hoofdstuk 4 Alternatieve maatregelen inzake excessieve

4.2 Alternatieven binnen de Wet BEB

De Wet BEB heeft veel kritiek opgeleverd. Daarom is er gekeken naar een alternatieve benadering van de belastingheffing over inkomen uit lucratief belang.107Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

· het voorstel dient te passen binnen het systeem van de wet;

· het voorstel dienst rekening te houden met de aard van het te belasten inkomen; · het voorstel dient zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wettelijke

regelingen.

4.2.1 Het systeem van de wet

In het systeem van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) worden winst-en arbeidsinkomstwinst-en belast in box 1. Vermogwinst-ensinkomstwinst-en108wordt echter belast in box 2109 of in box 3110. De grens tussen vermogensinkomen en arbeidsinkomen wordt gevormd door normaal vermogensbeheer: zodra de met vermogen samenhangende werkzaamheden deze grens overschrijden, is sprake van box 1-inkomen en zolang deze werkzaamheden deze grens niet overschrijden blijft er sprake van box 2 of box 3-inkomen.

107Brief aan vaste Kamercommissie voor Financiën van de Tweede kamer van 29 aug. 2008

108Hier worden ook vermogenswinsten onder verstaan.

109Als dit inkomen uit een aanmerkelijk belang betreft.

Een ander kenmerk van het wettelijk systeem is dat winst- en arbeidsinkomen dat bij de ontvanger in box 1 van de IB tegen progressief tarief wordt belast, en bij de betaler111op diens winst in aftrek komt. Dit evenwicht tussen inkomsten- en aftrekkant wordt ook expliciet door de wetgever nagestreefd in de voor verbonden partijen bedoelde tbs-regelingen.112

4.2.2 Aard van het te belasten inkomen

Bij het belasten van inkomsten moet er gekeken worden naar de aard van het inkomen. Lucratieve belangen kunnen als arbeidsinkomen113gekwalificeerd worden, maar ook als vermogensinkomen.114Arbeidsinkomen wordt volgens de Wet IB 2001 in box 1 belast en de vermogensinkomsten vallen in box 2 of box 3. De Wet BEB zorgt ervoor dat vermogenswinsten op lucratieve belangen belast worden in box 1 tegen progressief tarief.

Een aantal aspecten zijn van belang bij het bepalen van wat de aard van het inkomen uit lucratief belang is:

· of het inkomen uit lucratief belang als arbeidsinkomen kwalificeert;

· of de belastingplichtige een prijs betaald heeft voor de verwerving van het lucratief belang, die gelijk is aan de waarde in het economisch verkeer;

· of de werkzaamheden van de belastingplichtige naar verwachting een niet-verwaarloosbare invloed op het waardeverloop van het belang dat hij verkregen heeft;

· of het lucratief belang uit vermogentitels bestaat die voor iedereen te verkrijgen zijn (bijvoorbeeld via de effectenbeurs).

Het inkomen uit lucratief belang zal naar zijn aard als arbeidsinkomen kwalificeren en belast worden in box 1 indien:

· een voor de houder van het belang een lagere verkrijgingsprijs is dan de waarde in het economisch verkeer op het moment van verkrijging;

· de waardeontwikkeling na de verkrijging wordt beïnvloed door:

o feiten en omstandigheden die het aannemelijk maken dat deze wordt bedoeld als vergoeding voor te verrichten werkzaamheden;

o werkzaamheden van de belastingplichtige; o het belang niet voor iedereen verkrijgbaar is.

Wanneer men aan de voorwaarden voldoet, dan mag het voordeel in box 1 belast worden volgens de Wet IB 2001, in de andere gevallen zal het lucratieve belang in box 2 of box 3 belast moeten worden.

4.2.3 Aanpassing relevante bestaande regelingen

De Wet IB 2001 kent een zogenaamde rangorderegeling.115 Hierin wordt de toerekening tussen de verschillende belastbare inkomens geregeld. Wanneer een inkomen zowel als

111Indien deze ondernemer is.

112Artikel 3.91 en 3.92 Wet IB 2001

113Belast in box 1 van de Wet IB 2001

114Belast in box 2 of 3 van de Wet IB 2001

winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of als resultaat uit overige werkzaamheden kan worden gekwalificeerd, geeft de rangorderegeling aan in welke categorie inkomen het inkomen dient te worden belast.

De rangorderegeling geeft de volgende rangorde van de inkomenscategorieën weer: 1. winst uit onderneming;

2. loon uit dienstbetrekking;

3. resultaat uit overige werkzaamheden.

In de volgende deelparagrafen zal er gekeken worden tot welke categorieën de inkomsten uit lucratieve belangen worden toegerekend.

4.2.3.1 Winst uit onderneming

Een ondernemer116 zal meestal winst uit onderneming genieten. De houder van een lucratief belang zal (in de meeste gevallen) niet als ondernemer kwalificeren. In artikel 3.3 Wet IB 2001 is een uitbreiding op het begrip winst uit onderneming opgenomen. Door dit artikel genieten bepaalde natuurlijke personen winst uit onderneming, zonder ondernemersstatus, namelijk:

· als zij medegerechtigde zijn tot het vermogen van een onderneming;

· als zij een kwalificerende schuldvordering hebben op een

ondernemer/natuurlijk persoon.

Een houder van een lucratief belang voldoet niet aan een van deze voorwaarden. Toch vertonen inkomsten uit een lucratief belang overeenkomsten met winstinkomen. De houder van een lucratief belang verricht arbeid en zal ook vaak een investering (doorgaans niet groot) verrichten, terwijl de inbreng van dit kapitaal en arbeid sterk afhankelijk is van de prestaties van de onderneming.

4.2.3.2 Loon uit dienstbetrekking

Als een werknemer loon uit zijn dienstbetrekking ontvangt, dan is dit loon belast met loonbelasting117. Deze loonbelasting is een voorheffing van de inkomstenbelasting en wordt verrekend in de jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting.118

In de huidige wetgeving wordt het lucratief belang op het moment dat men het verwerft, belast in de loonbelasting en vervolgens in box 2 of box 3 van de inkomstenbelasting. Bij de vervreemding van het belang wordt er geen loon meer genoten. Het kabinet wil dat de vervreemdingwinst van het lucratief belang ook tot het loon gerekend gaat worden. Om dit te bereiken had men een regeling hiervoor kunnen opnemen. Deze regeling zou veel overeenkomsten hebben vertoond met artikel 10a Wet LB 1964. Hierin is bepaald dat hetgeen een werknemer geniet bij uitoefening of vervreemding van in het kader van zijn dienstbetrekking verkregen aandelenoptierechten tot zijn loon wordt gerekend.

116Artikel 3.4 Wet IB 2001: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.

117Artikel 10, lid 1 Wet LB 1964

4.2.3.3 Resultaat uit overige werkzaamheden

Volgens de rangorderegeling wordt inkomen belast in de categorie resultaat overige werkzaamheden als er geen sprake is van winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking. Meestal zal het lucratieve belang tot het vermogen van de werkzaamheid worden gerekend.119Dit berekent dat zowel de inkomsten uit het belang als de waardemutaties van het belang deel uitmaken van het box 1-inkomen.

In situaties waarin de arbeidsinspanning van de houder van het belang normaal, actief vermogensbeheer niet te boven gaat, zal het belang, niet tot het vermogen van een werkzaamheid kunnen worden gerekend.

4.2.4 Aftrek van lucratieve belangen

Het systeem van de wet houdt in dat voor arbeidsvergoedingen die bij de ontvanger als box 1-inkomen worden belast, bij de betaler (indien deze ondernemer is) in aftrek worden gebracht op de winst. Dit geldt ook voor voordelen uit lucratieve belangen. De kosten die zijn verbonden aan het verstrekken van een lucratief belang dienen in aftrek te worden gebracht op de winst van de vennootschap ten behoeve van wie de werkzaamheden zijn verricht waarvoor het lucratief belang een beloning vormt. Hierop bestaan echter enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld de aftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting.

Momenteel zijn er beperkte mogelijkheden om het excessieve beloningsgedeelte op de winst in aftrek te brengen.120Deze aftrek kan worden bereikt door aan artikel 9 Wet op de Vennootschap 1969 een nieuwe bepaling toe te voegen. De aftrek zal op het moment van verstrekking van het belang moeten plaatsvinden. De omvang van de aftrek zal de waarde in het economische verkeer van het belang op het moment van het verstrekken, verminderd met de vergoeding die door de ontvanger van het belang is betaald. Met deze berekening van de aftrek wordt aangesloten bij een arrest121van de Hoge Raad met betrekking tot de in aftrek te brengen kosten van aan werknemers verstrekte aandelenopties.