• No results found

Alternatieven voor de behandeling van de grensoverschrijdende fiscale eenheid

4 Gevolgen van de jurisprudentie en alternatieven

4.4 Alternatieven voor de behandeling van de grensoverschrijdende fiscale eenheid

Grensoverschrijdende verliesverrekening is maar enkele situaties mogelijk, omdat de lidstaten bang zijn voor verliesimport. Het bedrijfsleven vestigt daarom zijn hoop op de Europese Commissie. Het gebrek aan mogelijkheden tot grensoverschrijdende verliesverrekening belemmert de ontwikkeling van de interne markt binnen de EU en zorgt voor een concurrentienadeel voor Europese ondernemingen ten opzichte van ondernemingen die een grote thuismarkt hebben, zoals de VS en Japan. De Europese Commissie heeft deze problematiek decennia geleden erkend en heeft al verschillende voorstellen gelanceerd. Dit zijn de Common Consolidated Corporate Tax Base en home state taxiation.104 Deze worden in de volgende deelparagrafen uitgewerkt.

4.4.1 Common Consolidated Corporate Tax Base

Sinds 2001 is de Europese Commissie bezig met het ontwerp van Common Consolidated Corporate Tax Base (hierna: CCCTB). De CCCTB houdt in dat er voor vennootschappen die in meer dan één lidstaat opereren een speciaal stelsel van winstbepaling wordt gecreëerd. Een voordeel van de CCTB is dat het ook mogelijk is als slechts enkele lidstaten er aan meedoen.

103

HvJ EU 12 juni 2012, zaak C-39/13, C-40/13, C-41/13 zie noot.

104 M.J. Boer, De fiscale eenheid vennootschapsbelasting en insolventie, Den Haag: Sdu uitgevers, 2009, 9.7.1.

Andere lidstaten kunnen zich later alsnog aansluiten, wat in de toekomst mogelijkheden zou kunnen bieden voor een Europese VPB.105

De ratio achter CCCTB is dat de grondslag voor een internationaal opererende groep wordt bepaald op EU-niveau en dat deze grondslag vervolgens wordt toegerekend aan alle lidstaten waar de groep over eenheden beschikt. Het aan elke lidstaat toegerekende deel van de grondslag wordt dan belast tegen het daar toepasselijke tarief.106

De invoering van de CCCTB zorgt enkel voor harmonisatie van de grondslag, waardoor de lidstaten zelf de zeggenschap behouden over het belastingtarief. Er wordt vanaf uitgegaan dat door dit systeem het fiscale vestigingsklimaat van de EU-lidstaten gemakkelijker vergeleken kan worden en dat hierdoor de belastingtarieven uiteindelijk na elkaar zullen groeien, omdat lidstaten het niet zullen toestaan dat ondernemingen vertrekken naar een lidstaat waar een lager belastingtarief geldt.107

De grensoverschrijdende consolidatie van de CCCTB zorgt wezenlijk voor een grensoverschrijdende fiscale eenheid in EU-verband. De door het concern geleden verliezen in de ene lidstaat kunnen worden verrekend met gemaakte winsten uit een andere lidstaat. De buitenlandse dochteronderneming en de vaste inrichting worden hierin gelijk behandeld. Eveneens biedt de CCCTB als gevolg van de consolidatie mogelijkheden tot het verrichten van geruisloze intercompany transacties en reorganisaties tussen concernvennootschappen die in verschillende lidstaten van de EU zijn gevestigd.108

Naast veel voordelen zit er ook een keerzijde aan de CCCTB. Er wordt verwacht dat het lastig is om overeenstemming te bereiken over de allocatieformule op basis waarvan de geconsolideerde grondslag wordt toegerekend aan individuele lidstaten. Daarnaast kan dit systeem alleen gebruikt worden binnen de EU. Volgens Boer zal de schadelijke belastingconcurrentie blijven bestaan doordat elke lidstaat over zijn eigen tarief van beschikken. Ten slotte stelt hij dat deze methode enkel van toepassing is indien ondernemingen daarvoor opteren. De verscheidenheid van vennootschapsbelastingwetgevingen zal daardoor blijven in de EU.109

4.4.2 Home state taxation

De home state taxiation (hierna: HST) is een ander voorstel van de Europese Commissie. Bij HST wordt een multinational die in diverse Europese lidstaten actief is, geacht zijn winst te genieten daar waar zijn hoofdkantoor is gevestigd. Het is hierbij niet van belang wat de

105

M.J. Boer, De fiscale eenheid vennootschapsbelasting en insolventie, Den Haag: Sdu uitgevers, 2009, 9.7.4.

106

J.J.A.M. Korving, Europees Belastingrecht, Den Haag; Sdu 2011, 5.4.

107 A. van de Graaff, ‘Grensoverschrijdende verliesverrekening en de werking van de interne markt’, Forfaitair 2010/206. 108

M.J. Boer, De fiscale eenheid vennootschapsbelasting en insolventie, Den Haag: Sdu uitgevers, 2009, 9.7.4.

109 M.J. Boer, De fiscale eenheid vennootschapsbelasting en insolventie, Den Haag: Sdu uitgevers, 2009, 9.7.4.

rechtsvorm is van de multinational of wat de locaties zijn van zijn activiteiten binnen de EU. Voor het bepalen van de winst gelden de regels van de lidstaat waar het hoofdkantoor is gevestigd, daarna wordt deze aan de hand van een allocatieformule verdeelt over de betrokken lidstaten. De maatstaf van heffing is vervolgens onderworpen aan de nationale belastingen en belastingtarieven. Uit het voorgaande kan worden opgemerkt dat alleen het bepalen van de grondslag een verschil vormt voor de CCCTB en HST. Aan HST zitten dezelfde voor- en nadelen verbonden als aan CCCTB. Daarbij komt dat HST een extra obstakel bevat omdat andere lidstaten moeten accepteren dat de belastinggrondslag bepaalt wordt naar de belastingwetgeving van de lidstaat waarin het hoofdkantoor is gevestigd.110

4.5 Conclusie

In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de derde deelvraag: Wat zijn de gevolgen van de

Europese jurisprudentie en de alternatieven? Eerst werden de prejudiciële vragen behandeld van

het Hof van Amsterdam. In de zaak van RSA, MSA en X AG is gebleken dat Nederland de zogenoemde Papillon- en zuster- fiscale eenheid moet toestaan. Als rechtvaardiging werd in dit arrest aangedragen het waarborgen van de samenhang van het belastingstelsel. Deze rechtvaardiging werd door het HvJ EU verworpen, omdat het een rechtstreeks verband tussen de toekenning van het betrokken belastingvoordeel en de compensatie van dat voordeel door een bepaalde belastingheffing ontbrak.

Vervolgens is de uitspraak nader bekeken. Hieruit bleek dat het in dit arrest opmerkelijk dat de samenhang van belasting van het belastingstelsel niet aanvaard wordt als rechtvaardiging, terwijl dit bij Papillon wel het geval was. Er kan dus worden gesteld dat het HvJ EU de deelnemingsvrijstelling niet helemaal juist heeft begrepen. Daarnaast zitten er veel gevolgen vast aan de uitspraak. Het Ministerie van Financiën moet inkaderingsmaatregelen gaan vormen om dubbele verliesverrekening tegen te gaan en het is nog de vraag of bestaande verzoeken van dergelijke fiscale eenheidsvormen met terugwerkende kracht ingaan.

Ten slotte is er gekeken naar alternatieven voor grensoverschrijdende verliesverrekening. Omdat gebleken is dat grensoverschrijdende verliesverrekening in de huidige vorm maar in enkele situaties mogelijk is, aangezien lidstaten belastingontwijking willen voorkomen. Deze alternatieven zijn de CCCTB en HTS. De CCCTB houdt in dat er voor vennootschappen die in meer dan één lidstaat opereren een speciaal stelsel van winstbelasting wordt gecreëerd. De belastinggrondslag van de groep wordt vastgesteld op Europees niveau en vervolgens wordt deze grondslag evenredig toegerekend aan de lidstaten waarin de groep actief is, de lidstaten heffen dan dat deel van de grondslag naar hun eigen belastingtarief. Het andere voorstel is de HST. Deze

110 M.J. Boer, De fiscale eenheid vennootschapsbelasting en insolventie, Den Haag: Sdu uitgevers, 2009, 9.7.4.

lijkt veel op de CCCTB, maar hierbij wordt de totale belastingrondslag van de groep vastgesteld tegen de belastingwetgeving van de lidstaat waar het hoofdkantoor is gevestigd. Vervolgens wordt deze grondslag verdeeld over de lidstaten waarin de groep actief is naar een evenredig deel van de activiteiten in de lidstaat en ook hier heffen de lidstaten naar hun eigen tarief. Toch zijn deze voorstellen geen goede alternatieven omdat verwacht wordt dat het bij CCCTB lastig zal zijn om overeenstemming te bereiken over de allocatieformule op basis waarvan de geconsolideerde grondslag wordt toegerekend aan individuele staten en aan HST zit het extra obstakel verbonden dat andere lidstaten moeten accepteren dat de belastinggrondslag bepaalt wordt naar de belastingwetgeving van de lidstaat waarin het hoofdkantoor is gevestigd.