• No results found

Belangrijke adressen

In document Arbo en Veiligheidsbeleid (pagina 21-42)

4.8 Huiselijk geweld en kindermishandeling

In het geval van (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling hanteren wij de Meldcode voor Huiselijk geweld en Kindermishandeling voor professionals in het Primair Onderwijs. Zie hiervoor Bijlage 7: Meldcode huiselijk geweld en

kindermishandeling.

4.9 Agressie en geweld.

Naast de hierboven vermelde informatie betreffende seksuele intimidatie en seksueel misbruik als aspect van agressie en geweld voert de werkgever, binnen het algemene arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid met betrekking tot het beschermen van werknemers tegen overige vormen van agressie en geweld, en de gevolgen daarvan.

Alle werknemers, maar ook leerlingen, stagiaires en uitzendkrachten vallen onder deze bescherming. Agressie en geweld hebben invloed op de arbeidsprestatie van werknemers maar ook van leerlingen. Het verziekt het werk- en het studieklimaat en leidt in ernstige gevallen tot verzuim door ziekte of zelfs tot stoppen met werk of studie.

Het voeren van een beleid tot het voorkómen en bestrijden van agressie en geweld is hiermee een onderdeel geworden van de Arbozorg. Met de taken die de wet noemt (de verplichte risico-inventarisatie en de voorlichting en het onderricht), kan de werkgever zelf het beleid tot het voorkómen van seksuele agressie en geweld ontwikkelen.

Te nemen maatregelen zijn:

4.9.1 Maatregelen gericht op de hele school

Het gaat hierbij vooral om algemene afspraken en gedragsregels. Deze hebben tot doel om de sociale processen in de school te versterken. Aandacht hebben voor problemen van leerlingen, het bevorderen van zelfstandigheid en vooral het stellen en handhaven

van duidelijke leef- en gedragsregels (schoolregels, zie Op school is de algemene schoolverkenning en het plan van aanpak t.a.v. de RI&E aanwezig.

Gezien de grootte van dit document, is het niet als bijlage toegevoegd.

Bijlage 3: Schoolregels). De nadruk zal moeten liggen op het aanleren van sociale en communicatieve vaardigheden, het vermijden van pestgedrag (o.m. door het hanteren van een pestprotocol; elke school voegt het door de school opgestelde pestprotocol aan dit veiligheidsbeleidsplan toe, zie Bijlage 9: Pestprotocol) en de ontwikkeling van normen en waarden. Dit alles geldt ook voor het pestgedrag en discriminatie onder volwassenen.

4.9.2 Maatregelen inzake agressie tegen personeel

 Leraren melden bedreigingen bij hun leidinggevende

 Leraren kunnen agressie en bedreigingen melden bij een interne contactpersoon of externe vertrouwenspersoon

 Ouders die dreigementen uiten tegen leraren kunnen de toegang tot de school worden geweigerd;

 Van bedreigingen en agressie kan aangifte worden gedaan bij de politie

4.9.3 Maatregelen gericht op risicogroepen

Het betreft hier maatregelen die gericht ingezet worden in situaties waarin personen een meer dan gemiddelde kans lopen om slachtoffer of dader te worden. Bij leerlingen kan hierbij gedacht worden aan een specifieke leerlingbegeleiding binnen de zorgstructuur van de school. Bij leerkrachten in het kader van de deskundigheidsbevordering aan een training in omgaan met agressie en training wat betreft communicatie.

4.9.4 Maatregelen met betrekking tot situaties of locaties die als onveilig worden ervaren Deze maatregelen gelden zowel binnen als buiten het schoolterrein.

Binnen het schoolterrein kan dat tijdens de schooluren vormgegeven worden door een goed toezicht op het plein en in het gebouw. Niet alleen tijdens de schooluren, maar ook voor en na schooltijd. Daarnaast kunnen er maatregelen genomen worden die het de daders bemoeilijken om geweld te plegen. Bijvoorbeeld het plaatsen van kluisjes voor medewerkers voor het opbergen van persoonlijke bezittingen of door te zorgen voor een overzichtelijke inrichting van het gebouw.

Hoewel een school over het algemeen weinig invloed uit kan oefenen op de wijze waarop de omgeving van de school wordt vormgegeven kan in samenwerking met het buurt beheer of de wijkpost extra aandacht gegeven worden aan onveilige situaties, bij voorbeeld door het zorgen voor een goede verlichting van pleinen en toegangswegen of het overzichtelijk houden van het terrein door snoeien van bomen en struiken.

4.9.5 Opvang van slachtoffers van geweld en/of agressie:

Binnen het beleid neemt de opvang van slachtoffers een bijzonder belangrijke plaats in.

Het is goed om te realiseren dat niet alleen de directe betrokkene, maar alle personen die direct of indirect met een ernstig incident zijn geconfronteerd tot de slachtoffers (kunnen) behoren. Het spreekt voor zich dat in eerste instantie zal moeten worden bekeken of een bezoek aan de huisarts of een ziekenhuis noodzakelijk is.

Elke persoon kan verschillend op een gebeurtenis reageren en zal het daarmee gepaard gaande verwerkingsproces ook verschillend verlopen. Tijdens het verwerkingsproces zullen klachten zich vaak uiten in het gedrag van de betrokkene. Dit is een normale reactie en zal zich vaak uiten in psychische en lichamelijke klachten en concentratie en geheugenstoornissen.

Gedurende het proces van verwerking is het van groot belang dat de betrokkene in zijn sociale omgeving (zowel collegiaal als in de thuissituatie) gesteund wordt. Dit is een erkenning van het probleem en daarmee behulpzaam bij de verwerking.

Voor een goede verwerking is het gewenst dat er gedurende het verwerkingsproces met medewerkers of leerlingen regelmatig opvanggesprekken worden gehouden. Voor de gesprekken wordt een persoon aangewezen. Binnen de scholen zal dat meestal de intern contactpersoon zijn. Ook is het mogelijk dat in geval van een volwassene de directeur de opvanggesprekken voert of in het geval van een leerling de eigen klassenleerkracht.

Tijdens de gesprekken komt niet alleen het incident aan de orde, maar ook praktische zaken als het regelen van eventuele schade, behulpzaam zijn bij het doen van aangifte en registratie van het gebeurde. In ernstige situaties zal de opvanger niet moeten

aarzelen om te verwijzen naar professionele begeleiding. Daarnaast is het van belang dat binnen de school medewerkers en/of (mede)leerlingen gestimuleerd worden om over het incident te praten. In de meeste situaties zal de eerste opvang gedaan worden door personen die op dat moment in de buurt zijn. Pas daarna zal worden verwezen naar de contactpersoon of een andere opvanger.

4.9.6 Procedure in verband met melding en registratie

Deze procedure is ervoor bedoeld om de gebeurtenis op een goede en zorgvuldige wijze vast te leggen. Zie Bijlage 5: Ongevallenregister.

In ernstige situaties is het noodzakelijk om een leerling op basis van wangedrag van hemzelf of zijn ouders (verzorgers) voor een korte periode te schorsen of indien zich reeds eerdere incidenten hebben voorgedaan de procedure verwijdering op te starten.

Binnen onze stichting geldt dan het Beleidsplan voor het toelaten en verwijderen van leerlingen.

In alle gevallen wordt ernaar gestreefd om aangifte te doen. In geval van medewerkers van de school doet de directeur namens het CvB aangifte. Ingeval van een leerling worden de ouders/verzorgers dringend geadviseerd aangifte te doen. Op hun verzoek kan de school daarin bijstand verlenen.

In het kader van verslaglegging wordt jaarlijks gerapporteerd aan de medezeggen-schapsraad en aan het CvB door middel van het inzenden van een kopie van het ongevallenregister.

Om het beleid regelmatig te evalueren en eventueel bij te stellen vindt jaarlijks een overleg binnen de school plaats. In dit overleg komen de volgende zaken aan de orde:

 bespreking van de interne registratie;

 bespreking van de ervaringen met agressie en geweld;

 analyse van de incidenten om inzicht te krijgen naar het herkenbaar en (eventueel) generaliseerbaar zijn van specifieke incidenten;

 evaluatie van het gevoerde beleid;

 eventueel voorstellen tot wijziging of aanscherping van het beleid.

4.10 Publieke belangstelling

In een situatie waarin zich een ernstig incident heeft voorgedaan is het niet

onvoorstelbaar dat dit leidt tot aandacht in de (lokale) media. In een dergelijke situatie kunnen alle betrokkenen zeer rechtstreeks benaderd worden. Dit kan het proces van opvang en communicatie met alle betrokkenen sterk beïnvloeden. In principe geldt binnen de stichting dat de school in deze gevallen geen rechtstreekse contacten met de pers heeft. In zo’n geval gelden de afspraken, vermeld in het crisisdraaiboek. Zie Bijlage 8: Crisisdraaiboek.

4.11 Pestprotocol

Elke school binnen onze stichting beschikt over een pestprotocol. Dit protocol wordt door elke school aan dit veiligheidsbeleidsplan toegevoegd als Bijlage 9: Pestprotocol.

5 Veiligheid bij activiteiten binnen en buiten de school.

Het doel van dit hoofdstuk is dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van de afspraken rondom veiligheid.

5.1 Gebruik speelplaats

Het schoolplein behoort tot het gebied waarvoor de school gedurende de schooltijd (en 10 minuten voor en na) verplicht is toezicht te houden.

5.1.1 Fietsen

Op het schoolplein wordt niet gefietst. De fietsen worden in de fietsenstalling, dan wel op de daarvoor bestemde plaats gezet.

5.1.2 In en uitgangen

Op de Immanuelschool zijn twee ingangen, één voor de groepen 1/2 en één voor de groepen 3 t/m 8. De ingang van de groepen 1/2 gaat om tien minuten voor schooltijd open. De kinderen kunnen dan met hun ouder/verzorger naar de klas.

De ingang voor de groepen 3 t/m 8 gaat om 5 minuten voor schooltijd open, bij het klinken van de bel. De kinderen gaan zelfstandig naar binnen.

5.1.3 Naar binnen en naar buiten gaan

Voor schooltijd en na schooltijd gaan de kinderen zelfstandig naar binnen en naar buiten.

Zowel ’s morgens als ’s middags voor schooltijd en ’s middags na schooltijd is er een pleinwacht aanwezig die de kinderen in de gaten houdt en ingrijpt in geval van een incident.

Tijdens de ochtend pauze gaan de kinderen onder begeleiding van hun eigen leerkracht naar buiten en naar binnen.

5.1.4 Speelplekken

 De leerkracht brengt en haalt de leerlingen naar/van de speelplaats. Er moet (onder schooltijd) altijd toezicht zijn.

 De leerkrachten, die toezicht hebben, nemen een positie in van waaruit zij een goed zicht hebben over de speelplaats.

 Vechten en wilde spelletjes zijn verboden.

 Leerlingen mogen zonder toestemming van de pleinwacht niet naar binnen tijdens de pauze.

5.1.5 Skates, rolschaatsen, skateboards en dergelijke

Aangezien er voor schooltijd en tijdens de pauze veel personen op de speelplaats zijn, leveren bovenstaande attributen teveel gevaar op en zijn daarom niet toegestaan. Een uitzondering is er voor die (beperkt voorkomende) momenten waarop één groep onder toezicht van de groepsleerkracht buiten speelt.

5.1.6 Bij slecht weer

 Als de weersomstandigheden slecht zijn, mogen de leerlingen eerder naar binnen.

 Bij slecht weer tijdens het speelkwartier blijven de leerlingen ook binnen.

 Leerkrachten bepalen in onderling overleg of het verstandig is om naar buiten te gaan. De aanwezige schoolleiding of lid van het MT heeft het eindoordeel hierover.

 Deze persoon geeft dit tijdig door aan alle leerkrachten.

 De kinderen blijven dan in hun klas, onder toezicht van de leerkracht. De

leerlingen doen binnenspelen die ze op hun eigen plaats kunnen doen of doen een activiteit achter de computer.

 Treedt tijdens het buitenspelen weerverslechtering op (dit ter beoordeling van de buitenlopende leerkracht) dan gaan de leerlingen alsnog naar binnen.

5.1.7 Ongewenste personen op het schoolplein

Personen die niet tot de schoolbevolking behoren en zich op de speelplaats ophouden, worden door de buiten lopende leerkracht verzocht zich te verwijderen. Wordt hieraan geen gehoor gegeven, dan direct melden bij de directie. Deze onderneemt verdere actie.

5.2 Gebruik gymzaal

 Wanneer een leerling niet mee kan doen met de les, dient dit door de ouders/verzorgers gemeld te worden.

 Gymnastiekkleding en gymnastiekschoenen zijn verplicht.

 Jongens en meisjes kleden zich om in een aparte kleedkamer (indien mogelijk).

 Toestellen mogen niet zonder toestemming en toelichting van de leerkracht gebruikt worden.

 De leerkracht dient, daar waar nodig, te assisteren.

 De trampoline mag niet gebruikt worden.

 Wees voorzichtig met grote opgebouwde installaties.

 Nadere afspraken schoolspecifiek regelen (bijv. wat te doen met leerlingen die niet gymmen, wel of niet douchen, regels gebouwbeheerder).

 Schoolspecifiek beschrijven wat te doen in geval van ongelukken (denk ook aan ongelukken onderweg).

5.3 Gangen

Schoolspecifiek de volgende zaken regelen. Te denken valt aan:

 leerlingen gedragen zich rustig; schreeuwen, rennen en stoeien niet;

 de jassen worden ordelijk opgehangen en gepakt;

 bij calamiteiten treedt het noodplan/ontruimingsplan in werking, onder eindverantwoording van de BHV–er;

 nood- en tussendeuren altijd vrijhouden;

 brandslangen en blusapparaten altijd gebruiksklaar houden.

5.4 Schoolreis

Voor aanvang van het schoolreisje worden noodzakelijk bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Deze gegevens gaan met een mobiele telefoon en EHBO-doos mee. Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de schoolreis met elkaar doorgenomen en zo nodig met de leerlingen besproken. Bij elk schoolreisje dient een geschoolde BHV-er mee te gaan.

5.4.1 Afspraken schoolreis

 De leerkracht bepaalt de verdeling van de leerlingen over de groepjes en geeft aan wie de begeleider is.

 De groepsgrootte is afhankelijk van de leeftijd van de leerlingen en de te bezoeken attractie; de schoolreiscommissie,c.q. degenen die de schoolreis voorbereiden, bepaalt de groepsgrootte in overleg met de schoolleiding.

 ’s Ochtends verzamelen de leerlingen zich in de klas, waar met elkaar de dag wordt begonnen.

 De absentielijst wordt bekeken en ingevuld, eventuele absenten worden aan de coördinator van de schoolreis en de begeleider van het groepje waarin betreffende leerling was ingedeeld, doorgegeven.

 Begeleiders nemen hun eigen groepje mee naar de gereedstaande bus. Groep 1-2 gaat als groep naar de bus, onder begeleiding van de leerkracht.

 Tevoren is bekend in welke bus plaatsgenomen moet worden.

 Een extra auto gaat mee in verband met eventueel doktersbezoek of andere calamiteiten.

5.4.2 Instructie aan begeleiders

 Op papier krijgt elke begeleider de namen van de leerlingen van zijn of haar groepje.

 Ook de specifieke dagafspraken worden tevoren doorgesproken en mee naar huis gegeven.

 Een plattegrond van de locatie(s) wordt, indien mogelijk, bijgevoegd.

 Begeleiders moeten weten dat zij de hele dag verantwoordelijk zijn voor hun groepje.

 In bijzondere gevallen kunnen zij altijd terugvallen op een van te voren afgesproken centrale post op de locatie.

 Begeleiders kunnen een consumptie gebruiken, maar blijven in hun “pauze”

verantwoordelijk voor hun groepje.

 Ook leerkrachten blijven bij hun groepje. Gezamenlijk koffiedrinken zonder kinderen is niet toegestaan.

 De begeleider meldt bij thuiskomst de groep bij de leerkracht af.

5.4.3 Instructie aan de leerlingen

 Luisteren naar de begeleider van hun groepje.

 Indien leerlingen hun groepje kwijt raken, dan moeten zij naar de centrale afgesproken post in de locatie gaan. De begeleiders dragen er zorg voor dat de kinderen weten waar deze is.

 Die post is altijd bemand, liefst door iemand van het team (herkenbaar voor kinderen).

 Eventueel kan de herkenbaarheid van leerlingen vergroot worden door een petje, naamkaartje of T-shirt.

5.5 Schoolkamp

Voor aanvang van het schoolkamp worden alle bijzonderheden over de leerlingen meegenomen (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke

telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Voor vertrek of bij aankomst worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor het kamp gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. Bij elk schoolkamp dient een geschoolde BHV-er mee te gaan.

5.5.1 Afspraken kamp

 Voor aanvang van het kamp worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd middels een vragenformulier (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen, telefoonnummers).

 Voor vertrek of bij aankomst worden de regels, afspraken en noodplan van het kampgebouw doorgenomen met leerlingen en begeleiders.

 Vervoer schoolspecifiek regelen ( zie ook vervoer per bus, per auto, per fiets).

 Met name voor bosspelen en nachtspelen dienen afspraken vastgelegd te worden.

 De leerlingen mogen geen mobiele telefoons meenemen.

 De telefoon wordt alleen gebruikt in noodgevallen. Het telefoonnummer van het kampgebouw is bij ouders bekend.

 Minimaal 1 begeleider op 8 leerlingen.

5.6 Excursievervoer

Voor aanvang van elke excursie worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de excursie gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. Bij elke excursie dient een geschoolde BHV-er mee te gaan.

Indien de groepsleerkracht ziek/afwezig is, vindt de excursie/uitstapje alleen plaats wanneer een bevoegde leerkracht, die van te voren goed is geïnformeerd, mee gaat. Het verdient de voorkeur in zo’n geval één van de andere vaste leerkrachten met de excursie mee te laten gaan en een invaller in zijn/haar groep te plaatsen.

5.6.1 Vervoer per bus

 Wettelijke regels over het aantal leerlingen op de stoelen strikt navolgen.

 In principe bepaalt de leerkracht wie waar zit. In veel gevallen zal dit vrij gelaten kunnen worden.

 In iedere bus zit minimaal 1 leerkracht.

 Per bus wordt tevoren bepaald, welke leerkracht verantwoordelijk is voor het tellen van de leerlingen.

 De begeleiders zitten verspreid door de bus en houden mede toezicht.

 De leerlingen lopen zo min mogelijk door de bus.

 Leerlingen mogen niet op de eerste stoel(en) i.v.m. voorover vallen bij plotseling remmen.

 Aan de huishoudelijke regels van de chauffeur wordt gehoor gegeven (verantwoordelijk is een leerkracht).

 Na afloop telt elke begeleider zijn/haar groepje.

 Groep 1-2 gaat als groep naar de bus.

 Een compleet groepje wordt afgemeld bij de groepsleerkracht en kan de bus in.

 De leerkracht telt het aantal leerlingen in de bus nogmaals voor vertrek.

 Mochten er leerlingen te laat bij de uitgang zijn, dan wachten enkele mensen (excursiecommissie).

 De namen van ontbrekende leerlingen worden gemeld aan de coördinator.

 In het uiterste geval vertrekken de bussen en wacht de commissie op de laatkomers.

 Bij terugkomst melden ouders hun kind af bij de begeleider van het groepje en deze meldt de groep af bij de leerkracht.

 De leerkracht blijft op de speelplaats totdat alle leerlingen weg zijn.

 De leerlingen van groep 1-2 gaan terug naar de klas en worden daar opgehaald.

5.6.2 Vervoer per openbaar vervoer

 Er moet minimaal 1 extra volwassene mee per groep; dit kan meer zijn na afspraak met schoolleiding en/of collega’s.

 Eén begeleider loopt voor, één achter de rij.

 Op bepaalde logische punten, einde plein, begin/eind stoep, eind weg, oversteek-plaats e.d. stoppen en kijken of de rij nog ordelijk en veilig is (de rij “dikt dan in”) en wordt zo minder lang, dus veiliger.

 Zie ook afspraken vervoer te voet.

 Bij station, bus- of tramhalte:

o aangeven aan de leerlingen waar gewacht moet worden (aan de veilige zijde van het perron; begeleiders staan tussen de leerlingen en de stoep, c.q. perronrand);

o instappen: eerst passagiers laten uitstappen;

o rustig instappen, liefst de hele groep in een coupé (trein), liefst zittend;

o indien niet iedereen bij elkaar kan zitten, wordt de groep gesplitst op aanwijzing van de groepsleerkracht;

o de groepsleerkracht geeft, indien mogelijk, aan waar iedereen gaat zitten;

o bij elke groep blijft een begeleider.

 Uitstappen:

o leerlingen laten weten bij welke halte uitgestapt wordt;

o spreek duidelijk af waar gewacht wordt en zorg dat er snel weer een rij gevormd wordt;

o in het openbaar vervoer en tijdens de wandeltocht heen en terug wordt niet geschreeuwd, geduwd, gerend e.d.;

o leerkracht ziet toe op vertrek van alle leerlingen.

5.6.3 Vervoer per auto

 Vraag bij de aanmelding van elke nieuwe leerling op het aanmeldformulier: “geeft u toestemming voor vervoer van uw kind in een auto bij excursies”

 Het bestuur heeft een doorlopende aansprakelijkheidsverzekering voor de chauffeurs afgesloten.

 Het aantal veiligheidsgordels in de auto bepaalt het aantal leerlingen dat mag worden vervoerd. Eigen kinderen van de chauffeur dienen in een passend

kinderzitje of stoelverhoger te zitten. Voor andere kinderen geldt deze verplichting niet; hier volstaat een autogordel.

 Er wordt van te voren nagevraagd of er een inzittendenverzekering is voor het voertuig voor tenminste het aantal te vervoeren leerlingen (opm. dit is lang niet altijd het geval en wel voorwaarde)

 Alleen leerlingen die 12 jaar en ouder zijn en groter dan 1.50 meter, mogen voorin zitten.

 Begeleiders krijgen, indien nodig, een route beschrijving.

 Begeleiders krijgen, indien nodig, een route beschrijving.

In document Arbo en Veiligheidsbeleid (pagina 21-42)