• No results found

Welke afwegingen moeten gemeenten maken bij de aanpak van overlast en criminaliteit door jongeren — kiezen ze voor repressieve of preventieve interventies? Terwijl de

laat-ste jaren het accent laat-sterker kwam te liggen op repressie, lijkt er veel voor te zeggen ook te investeren in het voorkomen van problemen vroeg in de levensloop.

M E E R W E T E N

In haar onderzoek‘Verraderlijk gewoon’ gaat Teeuwen in op licht verstandelijk gehandicapte jongeren, hun wereld en hun plaats in het strafrecht. Deze jongeren zijn de laatste twee decennia sterk

oververtegenwoordigd geraakt in het jeugdstrafrecht, terwijl ze in de vrijwillige hulpverlening

ondervertegenwoordigd blijven. Een belangrijke rol in de verklaring voor de oververtegenwoordiging in het strafrecht speelt de normalisatiegedachte.

Hoe normaal zijn ze, en zijn LVG- jongeren – en de samenleving – er wel mee geholpen dat ze zoals anderen worden bejegend? Teeuwen stelt de vraag in welke mate LVG-jongeren rationele keuzes kunnen maken; de ontwikkelleeftijd van LVG-jongeren ligt vaak lager dan hun daadwerkelijke leeftijd.

De meeste van deze jongeren overzien niet hun handelingsmogelijkheden, gaan niet doelgericht te werk en beseffen de gevolgen van hun daden maar ten dele. Teeuwen plaatst daarom vraagtekens bij hun positie in de strafrechtketen. Teeuwen, M. (2012) Verraderlijk gewoon. Licht verstandelijk gehandicapte jongeren, hun wereld en hun plaats in het strafrecht.

Amsterdam: SPW.

Keuze van een aanpak > Preventie of repressie?

Verdieping

Inzet op preventie is op lange termijn kostenbesparend voor gemeenten. Zie

Kosteneffectiviteit van preventie en repressie

is informatie te vinden over de problema-tiek van LVB’ers. De RMO heeft zich in het eer-der genoemde advies gebogen over de vraag hoe de samenleving beter kan omgaan met delict-plegers met een problematische achtergrond.

Een belangrijke aanbeveling is de verbetering van aansluiting tussen straf- en zorginterven-ties. Enerzijds dient de zorg zich meer activerend en begrenzend op te stellen, anderzijds dient het strafsysteem meer ruimte te bieden voor passende zorginterventies.

B R O N N E N :

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2007).

Straf en zorg: een paar apart . Passende interven-ties bij delictplegers met psychische en psychiatrische problemen (advies 1).

Teeuwen, M. (2012). Verraderlijk gewoon. Licht ver-standelijk gehandicapte jongeren, hun wereld en hun plaats in het strafrecht. Amsterdam: SWP.

Leeswijzer Introductie

24

Effectiviteit

Kosteneffectiviteit

EFFECTIVITEIT

Wanneer is een interventie effectief? Ook in Nederland is het zogenaamde ‘evidence based’

werken de laatste jaren steeds meer in zwang geraakt. Het Nederlands Jeugd instituut (NJi) heeft sinds enkele jaren een Erkenningscommissie Jeugdinterventies en een databank effectie ve interventies . De in 2005 opgerichte Erkennings-commissie Gedragsinterventies Justitie toetst justitiële interventies op hun effectiviteit.

Er zijn in Nederland nog maar weinig ‘bewezen effectieve interventies’; interventies waarvan door wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld dat ze beoogd gedrag of vaardigheden van perso-nen blijvend veranderen na deelname of behan-deling. Dit kan alleen worden aangetoond door effectonderzoek: een controlegroep wordt verge-leken met een groep die aan de interventie

deel-neemt. Veranderingen moeten significant groter zijn bij de experimentele groep dan bij de con-trolegroep. Dergelijk onderzoek is vaak moeilijk realiseerbaar en duur. Als al bewezen is dat een interventie effectief is, is dat lang niet altijd ook vastgesteld voor migranten, en geldt het niet zon-der meer onzon-der alle omstandigheden. Wat voor een blanke jongere in een grote stad in de VS werkt, hoeft nog niet op te gaan voor een Marokkaans-Nederlandse jongere in een Marokkaans-Nederlandse

gemeente. Een interventie die voor een etnische minderheid in de VS werkzaam is, hoeft dus niet vanzelf werkzaam te zijn voor etnische minderhe-den in Nederland. Naast de vragen ‘wat werkt?’

en ‘wat werkt voor wie onder welke omstandig-heden?’ mag niet worden vergeten dat de pro-fessional die de interventie uitvoert een belang-rijke rol heeft (wie werkt?). Ook moet het werk op maat worden gesneden voor de cliënt (voor wie wordt er gewerkt?).

De meeste interventies waarmee in Nederland wordt gewerkt, zijn hooguit theoretisch goed onderbouwd. Dat betekent dat ze gebruikmaken

3.2 Wat moeten gemeenten weten over (vormen van) effectiviteit?

In de laatste jaren is er steeds meer oog voor de effectiviteit van interventies en maat-regelen, ook in het sociale en strafrechtelijke domein. Dit sluit aan bij de tijdgeest en de toenemende aandacht voor kwaliteit en professionalisering. In tijden van schaarste wordt daarbij steeds vaker de vraag gesteld waarin geïnvesteerd moet worden. Welke interven-tie moet worden ingezet gezien de effectiviteit en kosten?

Keuze van een aanpak > Wat moeten gemeenten weten over (vormen van) effectiviteit?

van ‘werkzame elementen’, waarvan bekend is uit internationaal (vaak Amerikaans) onderzoek dat ze effect hebben. Of er wordt aannemelijk gemaakt dat ze werken. In Nederland is naar veel aanpak-ken wel evaluatief onderzoek gedaan. Aan betrok-kenen (uitvoerders en/of de doelgroep van de interventie) is gevraagd of de interventie heeft bij-gedragen aan de beoogde doelen.

Veel van de ‘evidence based’ aanpakken zijn niet specifiek op werkzaamheid voor migranten getoetst. Ze bereiken hen ook lang niet altijd. In de databank Effectieve Jeugdinterventies is wel ver-meld of aanpakken zijn aangepast op, of rekening houden met, de toepassing bij migrantengroepen.

Dat is bij een beperkt aantal aanpakken het geval.

Specifiek voor migranten ontwikkelde aanpakken staan maar zelden goed op papier. En als dit wel het geval is, zijn ze vaak nog niet theoretisch onder-bouwd. Terwijl ze heel waardevol kunnen zijn. In deze handreiking zijn enkele waardevolle elemen-ten voor Marokkaans-Nederlandse risicojongeren en voor Antillaans-Nederlandse risicogroepen uit de aanpakken in gemeenten opgenomen.

Voor gemeenten levert dit de volgende