• No results found

In deze paragraaf worden de affaires besproken waarbij een bewindspersoon de Kamer onjuist heeft geïnformeerd. De affaires worden één voor één beschreven, waarbij na een korte toelichting de 7 onafhankelijke variabelen worden doorlopen. Eerst worden de 3 affaires besproken waarbij een bewindspersoon is vertrokken, waarna wordt ingegaan op de 3 blijvende bewindspersonen.

4.2.1. Minister Korthals, 2002

Minister Korthals van Defensie treedt op 12 december 2002 uit eigen beweging af, nadat duidelijk is geworden dat hij het parlement verkeerd heeft geïnformeerd in het voorgaande kabinet. In dit kabinet, het kabinet Kok II, heeft hij als minister van Justitie de Kamer in november 2001 aangegeven dat hij niet op de hoogte is van een schikking tussen het Openbaar Ministerie en bouwondernemingen (Parlement & Politiek, 2016a). Uit het rapport3 van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwfraude blijkt dat minister Korthals hiervan in juli 2001 al op de hoogte is. Benk Korthals is op het moment van aftreden in 2002 58 jaar oud. De minister heeft 24 jaar ambtelijke ervaring en zijn parlementaire ervaring begint in 1982 als hij namens de VVD lid van de Kamer wordt. Dit is zijn 2e termijn als bewindspersoon, waar hij inmiddels 4 jaar ervaring in heeft. Hij is 16 jaar Kamerlid geweest. Op het moment van de affaire heeft de VVD 24 zetels in de Kamer (Parlement & Politiek, 2016a).

De minister heeft de handeling die tot de affaire leidde zelf uitgevoerd. Uit het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwfraude blijkt dat de minister wel op de hoogte was van een schikkingsvoorstel dat werd voorbereid, maar dat hij deze informatie niet scherp had toen hij de Kamer informeerde4. Ondanks dat de affaire is ontstaan in zijn vorige ministerschap, treedt minister Korthals uit eigen beweging af, omdat hij zelf vindt dat hij, als manke minister, niet meer in het ambt kan blijven. Hij is extern gericht en streeft het collectieve doel na, waardoor hij de stijlkenmerken van een verbinder heeft. Hij vertoont afwentelgedrag door de juistheid van de harde conclusies van de enquêtecommissie in twijfel te trekken (NRC, 2002). In zijn ogen heeft hij de Kamer naar eer en geweten geïnformeerd, omdat hij de informatie over de schikking niet goed tot zich had genomen toen deze en marge van een informeel overleg door ambtenaren werd aangegeven5. De affaire is geëscaleerd tot een ministerscrisis waarbij de minister is afgetreden.

4.2.2. Minister Opstelten, 2015

In maart 2015 treedt de minister Opstelten van Veiligheid en Justitie af, nadat hij de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd (Smal, 2015). De minister heeft aangegeven dat er geen informatie vindbaar was over een financiële transactie rond een overeenkomst van het Openbaar Ministerie met een drugshandelaar in 2001. Later bleek hiervan toch een digitaal bewijs op een oude dataschijf te zijn gevonden, waardoor de Kamer verkeerd was geïnformeerd. Nog voordat een debat over de gang van zaken plaatsvindt, treedt de minister, Ivo Opstelten, uit eigen beweging af (Parlement & Politiek, 2016c). Op dat moment is hij 71 jaar, heeft 7 jaar ambtelijke ervaring en 42 jaar ervaring

3

Tweede Kamer 2002-2003, 28244, nr. 6, paginanummer 222 4

binnen de parlementaire omgeving. In augustus 1972 begint deze ervaring met het burgemeesterschap van Dalen en eindigt in maart 2015 met het ministerschap van Veiligheid en Justitie. Hij is voor het eerst bewindspersoon en doet dat inmiddels 4,5 jaar, maar hij heeft geen ervaring als Kamerlid. Hij is lid van de VVD, die op het moment van de affaire 41 zetels in de Kamer heeft (Parlement & Politiek, 2016c).

De minister is bij het informeren aan de Kamer over de transactiebon verkeerd geïnformeerd door zijn ambtelijk apparaat over het bedrag en vindbaarheid van de transactie. Het conflict speelt zich binnen de rechtshandhavingketen af. Na de bekendwording van de affaire ontstaat er een ministerscrisis en treedt de minister uit eigen beweging af. Hij vertoont daarbij geen afwentelgedrag, maar geeft aan de volle verantwoordelijkheid te dragen (NOS, 2015). Dit aftreden doet hij voorafgaand aan een debat over de kwestie, waardoor de minister met zijn vertrek anticipeert op een debat met daarin een mogelijke motie op basis van de vertrouwensregel.

Het rapport van de Commissie Oosting II (Oosting, Bauduin, Van den Berge, 2016: 32, 69, 81, 117) dat de affaire heeft onderzocht, geeft een beeld van de bestuursstijl van de minister. Hij is niet gericht op het ambtelijk apparaat en zoekt niet proactief de media of Kamer op, alleen als dit nodig is. Wel staat hij achter het bereiken van resultaten die hij zich voor ogen heeft (Kas, 2015). Hij heeft de stijlkenmerken van een leider.

4.2.3. Staatssecretaris Mansveld, 2015

De parlementaire enquêtecommissie Fyra presenteert op 28 oktober 2015 een rapport6 over het mislukken van een treindienst over de HSL-Zuid. Eén van de rode draden in het onderzoek die de commissie benoemt, is “De Tweede Kamer blaft, maar bijt niet”7, waarbij de commissie aangeeft dat de Kamer onvoldoende en onjuist is geïnformeerd over het Fyra-dossier. Als reactie op de conclusies van het rapport treedt de verantwoordelijk staatssecretaris Mansveld af, waarbij ze aangeeft dat ze ook de verantwoordelijkheid op zich neemt van de fouten die haar voorgangers hebben gemaakt (Van Dool, 2015). De staatssecretaris wacht een debat over het rapport niet af en treedt af anticiperend op het debat en een mogelijk motie op basis van de vertrouwensregel.

Wilma Mansveld is 52 jaar als zij het ambt van staatssecretaris neerlegt. Ze heeft dan 10 jaar ambtelijke ervaring en 8 jaar ervaring binnen het parlementaire stelsel en is lid van de PvdA. Het is haar eerste termijn als staatssecretaris, wat ze al 3 jaar doet. Ze heeft geen ervaring als Kamerlid (Parlement & Politiek, 2016d). De PvdA heeft op dat moment 36 zetels in de Kamer (Parlement & Politiek (2016c).

In het rapport van de parlementaire enquêtecommissie wordt ingegaan op de informatievoorziening door het kabinet aan de Kamer8. Hieruit blijkt dat met name uitspraken en afwenteluitspraken van de staatssecretaris zelf hebben geleid tot de conclusie dat de Kamer onvolledig, onjuist en ontijdig is geïnformeerd door het kabinet. De bestuursstijl van staatssecretaris Mansveld kenmerkt zich door het nastreven van een collectief belang en treedt op de voorgrond als het nodig is. De affaire speelt zich af binnen de systeemverantwoordelijkheid van de staatssecretaris, waar andere departementen

6

Tweede Kamer, 2015-2016, 33678, nr. 11 7

Tweede Kamer, 2015-2016, 33678, nr. 11, pagina 7 8 Tweede Kamer, 2015-2016, 33678, nr. 11, pagina 436-450

of bewindspersonen geen rol in spelen. Het feit dat de staatssecretaris naar aanleiding van de affaire opstapt, maakt het een ministerscrisis.

4.2.4. Minister Verdonk, 2005-2006

Tegen minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie wordt in december 2005 een motie van afkeuring9 ingediend, maar niet aangenomen10. De reden voor de motie is dat de minister “de Kamer onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd over het verstrekken van gegevens aan de Congolese autoriteiten en andere autoriteiten van landen van herkomst”11. Een aantal maanden later wordt in april 2006 weer een motie van afkeuring12 ingediend als blijkt dat buitenlandse autoriteiten asielgerelateerde informatie hebben en de Kamer hierover onvolledig en onjuist is geïnformeerd. Deze motie wordt door 4 fracties gesteund, maar weer niet aangenomen13. Deze moties betreffen dezelfde problematiek waarover de minister de Kamer onjuist heeft geïnformeerd, namelijk dat buitenlandse autoriteiten asielgerelateerde informatie van Nederland ontvangen, waardoor deze affaires als één affaire worden behandeld.

Rita Verdonk is op het moment van de affaire 50 jaar oud en sinds 2002 lid van de politieke partij de VVD. Haar parlementaire ervaring begint bij aanvang van haar ministerschap in 2003, maar daarvoor heeft ze 16 jaar ambtelijke ervaring opgedaan in diverse managementfuncties. Ze is voor het eerst minister en doet dat nu 3 jaar. Ze heeft geen ervaring als Kamerlid. In 2005 heeft de VVD 27 zetels in de Kamer.

De moties van afkeuring die worden ingediend worden in beide gevallen niet gesteund door coalitiepartijen, maar door 4 oppositiepartijen. Het einde van de affaire lijkt uitstel, want de minister geeft in het debat van 6 april 2006 aan intradepartementaal opgetreden te hebben en dat wederom te doen. De affaire is daarmee niet opgelost, maar vooruitgeschoven. Voor een ministerscrisis hebben te weinig partijen voor de motie van afkeuring gestemd.

In het debat op 6 april 2006 vertoont de minister afwentelgedrag als de motie van afkeuring wordt besproken. De Kamer geeft in dit debat aan dat de minister in vier maanden tijd de Kamer tweemaal onjuist heeft geïnformeerd en geeft aan dat de minister hier consequenties aan moet verbinden. De minister geeft aan dat zij de Kamer heeft geïnformeerd over de informatie die zij had en wijt de onvolledigheid ervan aan haar ambtelijk apparaat. Zij geeft aan, als antwoord op deze misinformatie, richting haar ambtenaren op te treden en dat te blijven doen.

Minister Verdonk heeft de stijlkenmerken van een leider, want ze heeft een duidelijke opvatting en is vasthoudend bij vergaderingen. Ze zoekt geen continue aandacht van de media en bedenkt geen compromissen.

9

Tweede Kamer, 2005-2006, 19637, nr 993

10 Tweede Kamer, 2005-2006, vergaderingnummer 34, pagina 2372-2414 11

Tweede Kamer, 2005-2006, vergaderingnummer 34, pagina 2372-2414 12

4.2.5. Minister Plasterk, 2013-2014

Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert in februari 2014 een debat14 met de Kamer over de verzameling van metadata aan telefoonverkeer door Nederlandse veiligheidsdiensten. In oktober 2013 vertelt de minister hierover in Nieuwsuur dat deze data niet door Nederlandse diensten zijn verzameld en ook niet aan de Amerikaanse veiligheidsdienst zijn gegeven. Dit bevestigt de minister tijdens een debat15 met het parlement op 6 november 2013. Als een aantal weken later blijkt dat deze informatie niet klopt, informeert de minister niet het parlement, maar houdt dit stil in verband met een lopende civiele rechtszaak. In februari 2014 wordt de minister door het parlement in het debat om deze gang van zaken ernstig bekritiseerd. Tijdens dit debat biedt de minister zijn excuses aan voor zijn speculaties in de media. De motie van wantrouwen die door D66-fractievoorzitter Pechtold wordt ingediend, haalt met 8 fracties geen meerderheid16.

In februari 2014 is Ronald Plasterk 57 jaar oud. Hij is lid van de PvdA waardoor zijn parlementaire ervaring begint vanaf 1982 als hij gemeenteraadslid in Leiden wordt. Hij heeft geen ambtelijke ervaring, maar hij is wel 2 jaar Kamerlid geweest en is 3 jaar geleden voor het eerst minister geworden. Op het moment van de affaire heeft de PvdA 36 zetels (Parlement & Politiek, 2016c) in de Kamer.

De uitspraken die de minister bij Nieuwsuur deed, was een handeling die hij zelf verrichte. De affaire komt in november 2015 opnieuw in de media, als blijkt dat over deze affaire gelekt in vanuit de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). Onderwerpen die in deze commissie worden besproken, vallen onder de geheimhoudingsplicht. Aan deze commissie had minister Plasterk wel de juiste informatie verstrekt, nadat hij zich realiseerde dat de eerdere informatie incorrect was. Deze informatie kon tijdens het debat in februari 2014 niet open gesproken worden, waarna de minister een motie van wantrouwen overleefde. Fractievoorzitter Samsom van de Pvda, coalitiepartij van de VVD, uitte zich tijdens dit debat fel over de gang van zaken, omdat hij wist dat de informatie in de CTIVD was gedeeld en de andere fractievoorzitters deze kennis ook hadden (Coevert, 2014).

Tijdens het debat in februari 2014 waarin de motie van wantrouwen wordt ingediend, vertoont de minister nagenoeg geen afwentelgedrag. Hij beperkt zich kortweg tot het aangeven dat hij zijn uiterste best zal doen het vertrouwen van de motie-indieners terug te winnen. Het einde van de affaire is een crisis, omdat de motie van wantrouwen door 8 politieke partijen is gesteund17. De bestuursstijl die minister Plasterk vertoont is de ambassadeursstijl. Als een gelegenheid tot mediaoptreden zich voordoet, zal hij deze benutten en daarnaast laat hij veel van de beleidsvoering aan zijn ambtelijk apparaat over.

14 Tweede Kamer, 2013-2014, vergaderingnummer 52, pagina 18-1 t/m 18-64 15

Tweede Kamer, 2013-2014, 30977, nr. 75 16

Tweede Kamer, 2013-2014, vergaderingnummer 52, pagina 19-1 17 Tweede Kamer, 2013-2014, vergaderingnummer 52, pagina 19-1

4.2.6. Staatssecretaris Van Rijn

Op 26 maart 2015 verwerpt de Tweede Kamer een motie18 over het opzeggen van het vertrouwen in staatssecretaris Van Rijn vanwege de voortdurende problemen bij de uitbetalingen van de persoonsgebonden budgetten; slechts 4 partijen stemden19 voor de motie. Martin van Rijn is op het moment van de affaire 59 jaar oud en lid van de PvdA dat 36 Kamerleden heeft. Pas op het moment dat hij 3 jaar eerder voor het eerst staatssecretaris wordt, begint zijn parlementaire ervaring. Voor die tijd is hij 32 jaar ambtenaar, waarvan hij de laatste jaren topambtenaar bij verschillende departementen is geweest. Staatssecretaris van Rijn treedt niet onnodig op de voorgrond. Hij verdedigt zijn beleid, maar staat open voor argumenten: Van Rijn is een verbinder in zijn bestuursstijl.

De handeling die tot de motie leidt, is verricht binnen het systeem waar de minister ministeriële verantwoordelijkheid voor draagt. Het verder doorvoeren van het persoonsgebonden budget wordt in het regeerakkoord (Rutte & Samsom, 2012) genoemd. In het debat20 over persoonsgebonden budgetten op 3 maart 2015 verdedigt de staatssecretaris de inspanningen voor tijdige en correcte uitbetaling van de persoonsgebonden budgetten. Hij toont afwentelgedrag door uit te leggen dat de problematiek bekend is en voortvarend wordt opgepakt en zegt: “Het is alle hens aan dek. We halen alles uit de kast om dat voor elkaar te krijgen. Dat is in ieder geval mijn drijfveer.” 21

Voor de motie van 26 maart 2015 waarin het vertrouwen van de minster wordt opgezegd, stemmen 4 oppositiepartijen voor, wat te weinig is om de affaire te eindigen als een ministerscrisis. De uitleg van de staatssecretaris aan de Kamer dat de problematiek bekend is en wordt opgepakt, geeft uitstel van het probleem. Het probleem wordt niet direct opgelost, maar zal in de loop van de tijd oplossen door aanvullende afspraken en het verder ordenen van het betaalproces.22