• No results found

Dit adviesrapport is opgesteld ter ondersteuning van de implementatie van ergotherapie op de Intensive Care Unit (ICU) van het OLVG Oost. De adviezen zijn opgesteld aan de hand van een praktijkonderzoek en drie literatuurstudies gericht op het vaststellen van handelingsproblemen door middel van assessments, het toepassen van interventies en het patiënt-gecentreerd werken op de ICU. In het praktijkonderzoek zijn ergotherapeuten uit Nederland en Canada geïnterviewd over hun werkzaamheden op de ICU.

Werkwijze ergotherapie

De werkwijze van de ergotherapeut is verdeeld over het screenen, het behandelen, het begeleiden en het adviseren van de patiënt en het patiëntsysteem (familie en betrokken disciplines).

Screenen

Bij het screenen van patiënten op de ICU richten ergotherapeuten zich met name op het in kaart brengen van:

 Zelfredzaamheid bij (kleine) ADL-activiteiten zoals het bedienen van de alarmering, het zelfstandig tanden poetsen, het zelfstandig eten en het bedienen van de televisie.

 Cognitief functioneren

 Arm-handfunctie

Om deze gebieden in kaart te brengen kan een ergotherapeut gebruik maken van zowel niet- gestandaardiseerde als gestandaardiseerde assessments.

Niet-gestandaardiseerde assessments die afgenomen kunnen worden op de ICU zijn:

 Gesprekken met de patiënt en/of de familie om het functioneren voor opname in kaart te brengen zodat de patiënt en/of de familie kan aangeven wat belangrijk is voor de patiënt.

 Vrije observaties om het huidige handelen van de patiënt in kaart te brengen. Dit wordt vaak in combinatie gedaan met het uitvoeren van een interventie, zoals bij het mobiliseren.

Gestandaardiseerde assessments die afgenomen kunnen worden op de ICU zijn:

 De Perceive Recall Plan & Perform (PRPP) en de Assessment of Motor and Process Skills (AMPS) voor het in kaart brengen van handelingsproblemen. Zowel de PRPP als de AMPS zijn valide en betrouwbare instrumenten, maar de PRPP is beter bruikbaar op de ICU omdat elke activiteit gekozen kan worden voor dit assessment. De AMPS is alleen mogelijk wanneer een kleinere activiteit gekozen wordt omdat de activiteiten uit de AMPS te belastend zijn voor de patiënten op de ICU en de omgeving niet toereikend is.

 De Montreal Cognitive Assessment (MOCA) en de Allen Cognitive Level Screen (ACLS) voor het in kaart brengen van het cognitief functioneren. De MOCA is hier het meest geschikt voor, maar is een multidisciplinair assessment. De ACLS is daarentegen wel een

 De Stroke Upper Limb Capacity Scale (SULCS) en Range Of Motion (ROM) meting voor het in kaart brengen van de arm-handfunctie en mobiliteit. Zowel de validiteit als de

betrouwbaarheid van de SULCS is goed.

Bij het afnemen van gestandaardiseerde assessments moet rekening worden gehouden met de invloed van medicatie op de uitkomsten van het assessment. Door mogelijk beperkte belastbaarheid zijn sommige patiënten niet in staat om het (gehele) assessment af te nemen.

Behandelen, begeleiden en adviseren

Tijdens het behandelen en begeleiden van patiënten op de ICU moet altijd rekening gehouden worden met de belastbaarheid en de medische status van patiënten. Daarom kan een schema opgesteld worden met interventies de aangepast zijn aan de mate van bewustzijn van de patiënt.

Interventies die uitgevoerd kunnen worden bij een zeer beperkt bewustzijn zijn:

 Passief doorbewegen om de ROM te behouden

 Wisselligging in bed ter preventie van decubitus

 Positioneren in bed ter preventie van oedeem en decubitus

 Strandstoelhouding ter activering van de patiënt

 Spalken ter preventie van contracturen

Interventies die uitgevoerd kunnen worden bij een redelijk bewustzijn zijn:

 Mobiliseren ter activering van de patiënt door middel van het inzetten en instellen van een passieve kantelrolstoel, het zitten in bed en het begeleiden van de transfer van bed naar stoel met bijvoorbeeld een tillift.

Interventies die uitgevoerd kunnen worden bij een patiënt met een goed bewustzijn zijn:

 Mobiliseren ter activering van de patiënt door middel van het inzetten en instellen van een actieve rolstoel en het begeleiden van de transfer van bed naar (rol)stoel.

 Actieve arm-handfunctietraining met behulp van de Oefengids beroerte , ten behoeve van de functionaliteit van de arm en hand.

 Het oefenen van (kleine) ADL-activiteiten ten behoeve van de zelfredzaamheid van de patiënt zoals het bedienen van de alarmering, het zelfstandig tanden poetsen, het zelfstandig eten en het bedienen van de televisie.

Het mobiliseren van een patiënt wordt meestal in samenwerking met een fysiotherapeut uitgevoerd. Tijdens de gezamenlijke interventie kan een onderscheid worden gemaakt in de verschillende

deeltaken. Dit kan bijvoorbeeld door een verdeling te maken in de onderste extremiteit en het functieniveau (fysiotherapeut) en de bovenste extremiteit en het activiteitenniveau (ergotherapeut).

Het is effectief om zoveel mogelijk oefenmomenten aan te bieden aan de patiënt. Dit kan door de verpleging te adviseren om de patiënt te stimuleren zelfstandig handelingen uit te laten voeren of door de familie te betrekken bij de behandeling. Door de familie te betrekken ontstaan meer oefenmomenten, leert de familie hoe zij kunnen zorgen voor de patiënt en worden de wensen van de patiënt en de familie centraal gesteld. De ergotherapeut kan de familie stimuleren om oefeningen

keer per dag oefeningen doen met de patiënt en vervolgens oefeningen uitkiezen voor de patiënt zodat deze vervolgens zelfstandig of samen met de familie uitgevoerd kunnen worden.

Indien mogelijk kan de familie ook activiteiten uitvoeren met de patiënt ter ontspanning of activering van de patiënt. Activiteiten stimuleren de inzet van de handen en vergroten de mobilisatie en de zelfredzaamheid van de patiënt. Voorbeelden van eventuele activiteiten zijn:

 Bord- en kaartspellen, afhankelijk van de interesse en functionaliteit van de patiënt

 Apps op een tablet zoals braintrainers en balansoefeningen

Door deze werkwijze ondersteunt de familie de patiënt bij het revalideren en het vergroten van de zelfredzaamheid. Bovendien kan het ontstaan van klachten bij de familie zoals angst, Post

Traumatisch Stress Syndroom (PTSS) of depressie na de ICU opname beperkt worden.

Implementatie

Om ergotherapie te implementeren op de ICU moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan, namelijk:

 De afdeling ergotherapie moet voldoende tijd hebben om meer patiënten te kunnen behandelen.

 De rolverdeling van de diverse disciplines op de ICU moet duidelijk zijn.

 De werkzaamheden van een ergotherapeut moeten bekend zijn bij het ICU team.

Door de toenemende bekendheid van de ergotherapie bij het ICU team wordt de rolverdeling ten opzichte van de andere disciplines duidelijk en wordt de betrokkenheid vergroot. Dit kan door middel van:

 Het in gesprek gaan met intensivisten/artsen over de mogelijkheden van ergotherapie op de ICU.

 Een werkbeschrijving waarin het ICU team kan zien wat ergotherapeuten kunnen doen bij een bepaalde patiëntgroep.

 Meelopen met een fysiotherapeut of verpleegkundige bij patiënten op de ICU. In dit geval kan de ergotherapeut aangeven wat hij of zij kan betekenen voor patiënten zodat de ergotherapeut vaker betrokken kan worden bij de diverse patiënten.

 Het geven van Arbo-advies aan het ICU team.

 Het opleiden en aanstellen van een ergocoach die het ICU team ondersteunt bij Arbo- technische handelingen.

 Op eigen initiatief betrokken worden bij patiënten op de ICU. Hiervoor moet de ergotherapeut toegang krijgen tot het dossier van elke (nieuwe) patiënt en moet er toestemming zijn vanuit de ICU.

Bijlage 2: Interview documenten

In document Ergotherapie op de Intensive Care Unit (pagina 36-39)

GERELATEERDE DOCUMENTEN