• No results found

Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat in het noordoostelijke deel van het plangebied (deelgebied 2) de zwak venige klei ontbreekt die kenmerkend is voor een rietmoeras en zijn afzettingen aanwezig die zijn gevormd in een zeer dynamisch milieu dat naar verwachting tot

erosie van eventuele archeologische resten zal hebben geleid. Nergens zijn hier lagen of horizonten aangetroffen die aanwijzingen kunnen vormen voor bewoning in of nabij dit deel van het plangebied. Voor dit deel van het plangebied wordt derhalve geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Het zuidwestelijke deel van het plangebied (deelgebied 2 en 3) bestond oorspronkelijk uit een rietmoeras waarin klei werd afgezet. Deze klei is niet gerijpt en dit rietmoeras was dan ook niet geschikt voor bewoning. Na verloop van tijd was het rietmoeras dermate sterk verland dat hier nog slechts veengroei plaatsvond. Voorafgaande hieraan zijn plaatselijk binnen het plangebied brandlaagjes gevormd die duiden op beweidingsactiviteiten. Overige archeologische indicatoren zijn niet aangetroffen binnen het plangebied. Voor deze deelgebieden 2 en 3 in het zuiden van het plangebied wordt derhalve geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Gezien de resultaten van het veldonderzoek bestaat er geen aanleiding om verder

archeologisch vervolgonderzoek te adviseren in de onderzochte delen van het plangebied. Er zijn geen archeologische indicatoren of resten gevonden waarmee tijdens de verdere

planvorming rekening zou moeten worden gehouden.

Het scheepswrak dat in het meest noordoostelijk gelegen perceel (H28) is geregistreerd, was geen onderdeel van het uitgevoerde booronderzoek of de oppervlaktekartering. De exacte loca-tie is echter onbekend, nog zijn er gegevens over de condiloca-tie, diepteligging en datering. Wan-neer hier grondroerende werkzaamheden worden gepland kunnen deze activiteiten deze resten beschadigen of vernietigen. Om de eventuele aanwezigheid en de exacte locatie van het scheepswrak te bepalen zal een geofysisch onderzoek uitgevoerd moeten worden. Indien blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van een scheepswrak of een andere structuur of constructie kan besloten worden deze locatie in te passen in de plannen om zodoende het scheepswrak te in situ behouden. Aanvullende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn om veranderingen (zowel tijdelijk als langdurig) in de grondwaterstand te voorkomen waardoor organische resten (met name hout) beschadigd raken of verdwijnen. Wanneer behoud in situ niet mogelijk is zal aanvul-lend onderzoek noodzakelijk zijn om deze resten nader te onderzoeken in de vorm van een proefsleuvenonderzoek onder protocol opgraven. Doel van dit onderzoek is het vaststellen van de conditie, fysieke kwaliteit, datering en aard van de resten. Voorafgaand aan dit proefsleu-venonderzoek dient een goedgekeurd Programma van Eisen worden opgesteld.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ver-plicht (vondstmelding via de bevoegde overheid,gemeente Hollands Kroon en bij Cultuurcom-pagnie Noord-Holland: 072-8502800).

Er wordt geadviseerd met betrekking tot de resultaten van het onderzoek en deze aanbeveling contact op te nemen met de bevoegde overheid (gemeente Hollands Kroon).

349196, revisie 0

5 Geraadpleegde bronnen

Literatuur

Bosch, J.H.A. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode. Archeologie Leidraad 3., 7 maart 2005.

Bulten, E., 2006. Standaard Programma van Eisen inventariserend veldonderzoek Agriport A7 gemeente Wieringermeer. Wormer, Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland.

Exaltus, R.P. & G.L.G.A. Kortekaas, 2008. Prehistorische branden op Groningse kwelders. In Paleoaktueel 19 p.115-124.

Exaltus R. P. & J. Orbons, 2014. Windmolenpark Wieringermeer, Gemeente Hollands Kroon.

Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Geofysisch onderzoek en karterend booronderzoek.

ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 14041.

Jongmans, A.G., M.W. van den Berg, M.P.W. Sonneveld, G.J.W.C. Peek, R.M. van den Berg van Saparoea. Landschappen van Nederland, Geologie, Bodem en Landgebruik. Wageningen Academic Publishers, Nederland 2013.

Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 1996. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Proto-historie, I: Laat-Paleolithicum. In: Palaeohistoria 37/38 (1995-1996), pp. 71-125.

Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2000. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Proto-historie, II: Mesolithicum. In: Palaeohistoria 39/40 (1997-1998), pp. 99-16.

Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2002. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Proto-historie, III: Neolithicum. In: Palaeohistoria 41/42 (1999-2000), pp. 99-164.

Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2003. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Proto-historie, IV: Bronstijd en Vroege IJzertijd. In: Palaeohistoria 43/44 (2003), pp. 117-262.

Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2005-2006. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Protohistorie, V: Midden en Late IJzertijd. In: Palaeohistoria 47/48 (2005/2006), pp. 241-427.

Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2011-2012. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Protohistorie, VIB: Romeins en Merovingisch. In: Palaeohistoria 53/54 (2011-2012), pp. 283-391.

Mulder, E.F.J. de et al., 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen, Wolters-Noordhoff.

Stiboka, 1981. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000. Blad 14 Medemblik.

Wageningen, Stichting voor Bodemkartering.

Stiboka, 1994. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Blad 14 Oost Medemblik. Wage-ningen, Stichting voor Bodemkartering.

Vos, P. & S. de Vries. Paleogeografische Kaarten van Nederland, tweede generatie (versie 2.0). Deltares, Utrecht 2013. Op 11 april 2014 gedownload vanwww.archeologieinnederland.nl.

Waldus, W.B. & K.K. van Zijverden, 2008. Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van Apriport A& fase II, gemeente Wieringermeer. Cultuurhistorie Noord-Holland 114. Haarlem, Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland.

Overige bronnen

AHN-Viewer. www.AHN.nl. Actueel Hoogtebestand Nederland. Rijkswaterstaat, Adviesdienst Geo-informatie en ICT.

ARCHIS 3. www.test.zoeken.cultureelerfgoed.nl

Bestemmingsplan Uitbreiding Agriport A& Grootschalige glastuinbouw – 28 januari 2010.

Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijks-dienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) [ARCHIS].

DINO-loket. Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond. TNO Geologische Dienst Ne-derland.www.dinoloket.nl

Kadata via www.kadaster.nl. Topografische Kaart 1:25.000 van Topografische Dienst Kadaster, Emmen 2014.

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.3. www.SIKB.nl. Centraal College van Des-kundigen Archeologie, 9 december 2013.

349196, revisie 0

Bijlage 1

Kaart veldonderzoek en advies vervolgonderzoek

349196, revisie 0

Bijlage 2

Boorbeschrijvingen

Appendix II: Middenmeer, Tussenweg.

Laagbeschrijvingen volgens Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode.

Boorbeschrijving volgens ASB 5.1 Boor

Nr

LDO Lithologie Kleur Overige kenmerken AIS

GD B

200 K 1 1 GR MSL DW RM

155 K 1 2 GR MSL DW RM

70 K 1 GR MSL Wad

97 K 2 GR MSL Wad

82 27 K 3 3 GR BR DO MST BOV

200 K 3 GR MSL ZL Wad

Betekenis van de afkortingen:

LDO – Onderzijde boortraject Lithologie:

GD – Onverharde sedimenten: G = grind, K = klei, L = leem, V = veen en Z = zand

Bijmengsels: BK = bijmengsel klei, BS = bijmengsel silt, BZ =bijmengsel zand, BV= bijmengsel veen, BH = bijmengsel humus. Betekenis toegevoegde cijfers: 1 = zwak, 2 = matig, 3 = sterk en 4 = uiterst.

Kleur:

HK = hoofdkleur, BL = blauw, BR = bruin, GE = geel, GN = groen, GR = grijs, OL = olijf, OR =oranje, PA = paars, RO = rood, RZ = roze, WI = wit, ZW = zwart.

TK = Tweede kleur (kleurafkortingen als boven).

IK = Intensiteit kleur: LI = licht en DO = donker

VLK = Vlekken (V): 2e en 3e letter is kleurafkorting als boven, 1 = weinig, 2 = matig , 3= veel Overige kenmerken:

CO = Consistentie (C ): ZSL-zeer slap, SLA-slap, MSL-matig slap, MST-matig stevig, STV-stevig PLH = plantenresten (PL0 = geen, PL1 = spoor, PL2 = weinig, PL3 = veel); DW = doorworteld VS = veensoorten

SST = Sedimentaire structuren; ZL is zandlagen, EZL = enkele zandlagen, VL = veenlagen, KL = kleilagen

BHN = Bodemhorizont; BHC = C-horizont, BHBC= BC-horizont

BI = Bodemkundige interpretaties; BOV = bouwvoor , ROG = rommelig, VRG = vergraven GI = Geologische interpretaties; Wad = wadafzettingen, RM = rietmoeras, L.Kw = lage kwelder AIS = Archeologische indicatoren

Bijlage 3

Boorprofielen

GERELATEERDE DOCUMENTEN