• No results found

Aardgas en elektriciteit

(art. 2, K.B. 2)

§ 72. Gelet op het feit dat aardgas en elektriciteit, omwille van evidente fysieke redenen, niet kunnen verkregen worden in een belastingentrepot, ontstaat de accijnsschuld op het tijdstip van de levering door de distributeur aan de eindverbruiker.

§ 73. Voor de toepassing van artikel 419, k, W. 1, moet onder “een met hoogspanning gelijkgestelde afnemer” worden verstaan, een eindgebruiker die wordt gevoed via een zelf gefinancierde geïndividualiseerde kabel vanuit een transformatorcabine die deel uitmaakt van het hoogspanningsnetwerk. Deze klanten worden als dusdanig geïdentificeerd door de

netbeheerder. Het betreft een beperkt aantal klanten en een uitdovende situatie.

§ 74. De distributeur is de accijnsschuldige.

De distributeur wordt gedefinieerd als de natuurlijke of de rechtspersoon die voor zijn rekening of voor rekening van derden aardgas en/of elektriciteit verkoopt of afstaat. Dit begrip mag evenwel niet verward worden met dit van “netbeheerder” die doorgaans eveneens

“distributeur” wordtgenoemd.

Voorbeeld:

Wanneer een onderneming die elektrische wagens bouwt, laadpalen gebruikt, opgesteld op haar terrein of op haar parkings, enkel om de batterijen van haar eigen wagenpark op te laden, dan wordt zij niet beschouwd als “distributeur van elektriciteit”. Het opladen van de batterijen van de gebouwde elektrische wagens maakt deel uit van het productieproces.

Wanneer diezelfde onderneming via laadpalen elektriciteit koopt en verdeelt om de batterijen van voertuigen van derden op te laden, dan wordt zij beschouwd als “distributeur van

elektriciteit”. Met andere woorden , wanneer zij via laadpalen elektriciteit verkoopt of afstaat aan derden. Onder “verkoop of afstand aan derden” verstaat met de volgende gevallen:

- de laadpaal wordt gebruikt om de baterijen op te laden van de voertuigen die niet toebehoren aan de autoconstructeur;

-de laadpaal wordt gebruikt om de batterijen op te laden van de voertuigen die toebehoren aan de autoconstructeur maar als voordeel in natura worden aangeboden (en dus voor privé-gebruik).

Concreet, wanneer klanten, werknemers of bezoekers van de parking van de autoconstructeur de laadpalen gebruiken, dan wordt deze constructeur wél beschouwd als “distributeur van elektriciteit”.

Een entiteit die voor eigen gebruik elektriciteit produceert wordt beschouwd als distributeur.

In dit geval worden de verschuldigde accijnzen vastgesteld rekening houdend met de nominale spanning van de aansluiting van de productie-eenheid op het transport- of verdelingsnetwerk.

Niettemin is de productie van elektriciteit vrijgesteld van accijnzen wanneer ze verkregen is uit energieproducten waarop de accijnzen reeds betaald zijn en het betaalde bedrag niet lager is dan het verschuldigde bedrag op de geproduceerde elektriciteit.

§ 75. Er wordt aangenomen dat de levering plaatsvindt na verloop van iedere periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft voor de doorlopende leveringen van aardgas en elektriciteit die aanleiding geven tot achtereenvolgende afrekeningen of betalingen.

In de praktijk moeten deze facturen gelinkt worden aan de verbruiksfacturen en de tussentijdse facturen zoals gedefinieerd in artikel 16 van het ministerieel besluit van 18 maart 2010 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen (zie Boekwerk Accijns Bewegingen – D.I. 720).

Met betrekking tot terugbetalingsdossiers betreffende aardgas en elektriciteit moet er, gezien enkel de eindfactuur relevante informatie bevat voor de berekening van de terug te betalen accijnzen en gezien de eindfactuur ook betrekking heeft op de periode waarop de

voorschotfacturen betrekking hebben, voor de berekening van de verjaringstermijn van drie jaar enkel rekening gehouden worden met de datum van de aangifte ten verbruik van de eindfacturen.

Gezien deze eindfacturen betrekking hebben op een periode die kan oplopen tot één jaar, betekent dit in principe dat de periode waarvoor een terugbetaling wordt aangevraagd kan oplopen tot drie jaar, vermeerderd met de periode waarop de eindfactuur betrekking heeft, vermeerderd met de periode die loopt tot de geldigmaking van de aangifte ten verbruik (AC4).

Een voorbeeld ter illustratie:

Stel dat een aanvraag tot terugbetaling van de bijdrage op de energie op aardgas werd ingediend op 1 februari 2017 op de bevoegde dienst. Bijgevolg kan er een terugbetaling plaatsvinden voor de aangiften die geldiggemaakt zijn vanaf 1 februari 2014.

De aanvrager voegt bij zijn aanvraag de verbruiksfacturen waarvoor hij terugbetaling vraagt:

een verbruiksfactuur van 15 januari 2014 voor de periode 01/01/2013 – 31/12/2013 en een tussentijdse factuur van 28 december 2013 voor de maand december 2013.

De eindfactuur zal geldiggemaakt zijn in februari 2014, de tussentijdse factuur zal in januari 2014 geldiggemaakt zijn. Deze laatste zou dus verjaard zijn.

Omdat er enkel moet rekening gehouden worden met de eindfactuur, kan er dus een

terugbetaling bekomen worden voor het gebruik vanaf 01/01/2013, voor zover de aanvrager voor de ganse periode voldeed aan alle voorwaarden tot terugbetaling. Dit impliceert dat de aanvrager over een geldige vergunning “energieproducten en elektriciteit” beschikte.

Om in aanmerking te kunnen komen voor een terugbetaling van de bijdrage op de energie, moet de aanvrager in het bezit zijn van een vergunning “energieproducten en elektriciteit” op het ogenblik dat de periodes, waarop de eindfacturen betrekking hebben, verlopen zijn.

Wat het recht op terugbetaling betreft, moet er enkel gekeken worden naar de einddatum van de periode die op de eindfactuur vermeld staat en dus niet naar de factuurdatum of de datum van de aangifte ten verbruik.

Wanneer de afleveringsdatum van de vergunning “energieproducten en elektriciteit” valt in de periode die vermeld staat op de eindfactuur, dan moet het bedrag van de terug te betalen bijdrage op de energie pro rata berekend worden.

Een voorbeeld ter illustratie:

Stel dat een aanvraag tot terugbetaling van de bijdrage op de energie op aardgas (binnen bovenvermelde verjaringstermijn) werd ingediend op 1 februari 2017 op de bevoegde dienst.

De aanvrager dient bij zijn aanvraag een verbruiksfactuur van 15 januari 2014 voor de periode 01/01/2013 – 31/12/2013.

Wanneer de aanvrager in het bezit is van een vergunning “energieproducten en elektriciteit”

met afleveringsdatum 01/07/2013, dan heeft deze recht op een terugbetaling aangezien de vergunning was afgeleverd vooraleer de periode op de eindfactuur was verlopen.

Wat het terug te betalen bedrag betreft, moet gekeken worden naar de afleveringsdatum, nl.

01/07/2013 én wanneer deze precies valt binnen de verbruiksperiode nl. 01/01/2013 – 31/12/2013. De aanvrager heeft in dit geval recht op terugbetaling vanaf 01/07/2013 t.e.m.

31/12/2013.

Het bedrag van de bijdrage op de energie, vermeld op de eindfactuur, moet bijgevolg pro rata berekend worden. In dit voorbeeld houdt dat in dat men het bedrag van de bijdrage op de energie, vermeld op de eindfactuur, moet vermenigvuldigen met het aantal kalenderdagen dat de aanvrager tijdens de verbruiksperiode in het bezit was van de vergunning. Het resultaat hiervan deelt men vervolgens door het totaal aantal kalenderdagen van de verbruiksperiode, zijnde 365 omdat de eindfactuur in dit voorbeeld betrekking heeft op een volledig

kalenderjaar.

§ 76. De belastingplichtige moet een zekerheid stellen bij de bevoegde dienst voor een bedrag dat gelijk is aan twee representatieve maanden accijnzen.

Dat bedrag wordt vastgesteld door de bevoegde dienst.