• No results found

Aantrekkelijke omgeving voor gezinnen met kinderen creëren

In document Zuidwest, Thuis Best (pagina 57-60)

De bloemkoolwijken in Nederland zijn gebouwd naar het idee van bouwen voor de buurt. Dat hield in dat er veel inspraak van bewoners was, dat de wijk een kleinschalig gevoel moest geven, dat er veel groen in de wijk aanwezig was en bovendien dat er woonerven gebouwd werden; een perfecte omgeving voor kinderen om te spelen.

Volgens de Vries et al. (2005) wordt er steeds minder buiten gespeeld door kinderen, met name in stadswijken. Dit heeft niet alleen gevolgen voor hun gezondheid, maar ook voor hun bijdrage aan het sociale kapitaal (Karsten, 2011). Both (2011) geeft daarvoor de verklaring dat kinderen steeds meer achter de computer zitten, en dat dat niet zo zeer komt door de aantrekkingskracht van de computer, maar door de geringe aantrekkingskracht van de omgeving. Maar volgens Niekerk (2012) ligt dat aan meer dan enkel en alleen de onaantrekkelijkheid van de

speelpleintjes in de wijken. Zij beschrijft vier verschillende dilemma’s binnen de kindvriendelijke planning en duurzaamheids discussie: integratie of scheiding van mensen en verkeer; hoge of lage bebouwingsdichtheden; mening of scheiding van activiteiten; kindvriendelijke eilanden of gedeelde stad.

Zij constateert dat het woonerf vergelijkbaar is met het idee van shared space. Het gaat hierom over de integratie tussen mens en verkeer, dat zij door elkaar kunnen bewegen. Risicocompensatie staat hierbij centraal, want wanneer een gebruiker een hoog risico ervaart, zal hij zich

voorzichtiger gaan gedragen. Ouders verwachten over het algemeen niet dat kinderen dit risico zelf kunnen inschatten, waardoor deze gebieden door ouders verboden worden. In 1980 waren de woonerven goede speel plaatsen, maar nu worden ze gevaarlijker geacht. Het aantal

personenauto’s en het autobezit is in de afgelopen 30 jaar dan ook sterk toegenomen, wat betekent dat de woonerven langzamerhand aan zijn getransformeerd tot parkeerplaatsen en drukke autowegen. Er wordt ook steeds meer gebruik gemaakt van de auto, ook door kinderen die door moeder met de auto naar school gebracht worden. Er zou weer een

57 balans moeten komen tussen de hoeveelheid verkeer in de wijk en de

speelmogelijkheden in de woonerven.

Het tweede dilemma gaat over relatief hoge of lage

bebouwingsdichtheden. Zij concludeert dat wijken met hogere bebouwingsdichtheden minder kindvriendelijk zijn tenzij er veel speelruimte is gecreëerd. Dit komt ook omdat er door een hogere dichtheid ook meer verkeer in de wijk aanwezig is, vanwege de relatief grotere hoeveelheid mensen die er woont. De wijken in zuidwest zijn met een hoge dichtheid gebouwd. Echter zijn er wel relatief veel

speelterreinen en parken in de wijk, waar de natuurspeeltuin in Park Braband heel erg druk bezocht wordt door mensen uit de hele stad.

Het derde dilemma betreft het mengen of het scheiding van activiteiten en faciliteiten als wonen, werken, winkelen, onderwijs, kinderopvang en sport. Niekerk (2012) zegt dat voor kinderen de voorkeur bij een sterke menging ligt, zodat zij alles te voet kunnen bereiken. De functies in de wijken in Zuidwest zijn juist heel gescheiden te noemen. Het dilemma zit het in het feit dat het juist functioneel en efficiënt is wanneer bepaalde functies bij elkaar liggen.

Het vierde en laatste dilemma gaat over de keuze om te investeren in kindvriendelijke plekken, of in een kindvriendelijk domein. Ze stelt dat er afgelopen tijd veel kindvriendelijke plekken gecreëerd worden, terwijl de focus juist zou moeten liggen op het verbinden van deze kindvriendelijke plekken. Deze verbindingen, die samen met de plekken de domeinen vormen, creëren samen een kindvriendelijke omgeving

Andere aspecten waaraan gedacht kan worden is bijvoorbeeld de kwaliteit van het onderwijs in de wijk. Hier kan met dit onderzoek niet over worden geoordeeld, maar hier zou altijd meer in geïnvesteerd kunnen worden als een wijk zich wil profileren als een wijk waar

kinderen goed kunnen opgroeien. Wanneer je de wijk kan profileren als kindvriendelijke wijk, zal je meer gezinnen met kinderen aan gaan trekken.

De focus van het Wijkontwikkelingsplan voor kinderen ligt met name op het verbeteren of het nieuw aanleggen van speelplaatsen. Hiermee worden dus kindvriendelijke gebieden aangelegd, maar wordt niet geïnvesteerd in het kindvriendelijk domein. Ook de verbetering van de woonerven als speelplaats wordt niet beschreven in het

Wijkontwikkelingsplan, terwijl hier wel kansen liggen om de veiligheid te verbeteren. In de wijk staan namelijk veel objecten die zichtlijnen

verstoren en daardoor de veiligheid laten afnemen. Denk aan de

stedenbouwkundige structuur, maar ook de hoge schuttingen, beplanting en auto’s die het zicht op ooghoogte beperken, zoals in de afbeelding hierboven.

Wat betreft dit thema zou geconcludeerd kunnen worden dat fluctuaties en de instroom van nieuwe bewoners afhangt van zoveel verschillende factoren dat onmogelijk is om te voorspellen wat er zal gaan gebeuren zodra de balans in de wijk hersteld wordt. Dat was al snel duidelijk bij de uiteenlopende effecten die bij de andere onderzoeken geconcludeerd werden. De verschillende contexten maken een eenduidig antwoord op de effectiviteit van de interventies zeer complex. Echter is wel duidelijk dat er een aantal negatieve neven effecten kunnen voorkomen bij het creëren van een balans in de wijk, met name op het gebied van sociale contacten.

58

Activiteit Maatschappelijke effecten

Interventie Korte termijn Middellange termijn Lange termijn

1. Mogelijkheden van zelfredzame huishoudens versterken door: Verhogen huren van goedkopere woningen

Voorzien - Mensen met een kleinere

portemonnee komen niet meer in de wijk wonen.

- Het aantal niet zelfredzame mensen neemt op langere termijn af.

- Concentratie van lagere inkomens in de wijk neemt af. - Meer ruimte voor

zelfredzamere gezinnen - De wijk gaat er sociaaleconomisch op vooruit. - Positieve invloed op sociale cohesie - Positieve invloed op sociale cohesie

Onvoorzien - Mensen met een iets grotere

portemonnee betalen niet meer voor een kwalitatief mindere woning.

- Mensen met een kleinere portemonnee komen niet meer in de wijk wonen.

- Een toename van het aantal zelfredzamere bewoners is niet vanzelfsprekend. Andere, individueel bepaalde factoren spelen een rol.

- Concentratie van lagere inkomens in de wijk neemt af.

- Mensen met een lager

inkomen zijn over het algemeen meer betrokken/afhankelijk bij de wijk dan mensen met een hoger inkomen.

- Woningmarkt in dit segment ontspant.

- Negatieve invloed op sociale cohesie wanneer de sociale mix zich voordoet op een kleine schaal. (Lees, 2008)

- Negatieve invloed op sociale cohesie (Putnam, 2000)

2. Mogelijkheden van zelfredzame huishoudens versterken door: Verkoop van sociale huurwoningen

Voorzien - Er worden aantrekkelijke

woningen voor starters gecreëerd.

- Starters zijn potentiele gezinnen, en dus zal het aantal gezinnen toenemen.

- Positieve invloed op de sociale cohesie. (Karsten, 2011)

Onvoorzien - Zelfredzame mensen die een

huis kopen krijgen meer verantwoordelijkheid om hun huis goed te onderhouden, maar kunnen dat vaak niet betalen. - Er worden aantrekkelijke woningen voor starters gecreëerd, maar deze kopen de woning vooral om de woning en niet zozeer om de leefomgeving. - Mensen blijven langer in de wijk wonen, omdat ze een huis hebben, in plaats van huren.

- Fysieke uitstraling van de woningen neemt af.

- Weinig verbondenheid met de wijk.

- Sociale contacten en

opgebouwde identiteit blijven in stand.

- Fysieke uitstraling van de wijk neemt af. (Wittebrood & Permentier ,2011)

- Negatieve invloed op de sociale cohesie. (Steeg & Ubink (2007)

- Positieve invloed op de sociale cohesie. (Neele & Wild, 2008)

59

In document Zuidwest, Thuis Best (pagina 57-60)